ECLI:NL:RBOVE:2024:6340

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/08/310100 / FA RK 24-383
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot stiefouderadoptie van een meerderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 november 2024 een verzoek tot stiefouderadoptie afgewezen. Het verzoek werd ingediend door de stiefmoeder van een 18-jarig kind, die sinds het twaalfde levensjaar een ouderrol voor het kind vervulde na het overlijden van de biologische moeder in 2016. De rechtbank oordeelde dat het minderjarigheidsvereiste, zoals vastgelegd in de wet, niet was voldaan, aangezien het kind op het moment van indiening van het verzoek 18 jaar oud was. De rechtbank benadrukte dat de wet geen andere mogelijkheden biedt om familiebanden na meerderjarigheid te creëren en dat de Hoge Raad hier strikt aan vasthoudt. Hoewel de stiefmoeder en het kind een sterke emotionele band hebben en de stiefmoeder een belangrijke rol in het leven van het kind speelt, oordeelde de rechtbank dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek geen inbreuk op het gezinsleven van de betrokkenen opleverde, en dat de bestaande sociale en emotionele band niet voldoende was om het wettelijke vereiste te omzeilen. De rechtbank wees het verzoek tot adoptie af, met de opmerking dat de stiefmoeder en het kind zelf kunnen bepalen hoe zij hun relatie vormgeven, zonder dat dit juridische gevolgen hoeft te hebben.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/310100 / FA RK 24-383
beschikking van de meervoudige kamer van 21 november 2024
inzake
[de stiefmoeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de stiefmoeder of [de stiefmoeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.A.M. de Ruiter-Oude Ophuis.
Als
belanghebbendenzijn aangemerkt:
[het kind],
verder te noemen: [het kind] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
en
[de vader],
echtgenoot van verzoekster en vader van [het kind] ,
wonende te [woonplaats 3] .
De rechtbank heeft als
informantenaangemerkt:
[de opa] en [de oma],
opa en oma van [het kind] van moederszijde,
wonende te [woonplaats 4] (niet verschenen).

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, binnengekomen op 9 februari 2024, met bijlagen;
- een op 15 maart 2024 binnengekomen brief van mr. De Ruiter met bijlagen;
- een op 8 april 2024 binnengekomen brief van mr. De Ruiter met bijlagen;
- een op 25 april 2024 binnengekomen brief van mr. De Ruiter met bijlagen;
- het verzoekschrift, binnengekomen op 11 juni 2024, met bijlagen;
- een op 14 juni 2024 binnengekomen brief van mr. De Ruiter met bijlage;
- de telefoonnotitie van 18 juli 2024 van het gesprek van de griffier met mevrouw
De Kouwer-Van Benthem.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 22 oktober 2024 met gesloten deuren plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de stiefmoeder;
  • mr. De Ruiter;
  • [het kind] ;
  • de vader.
Opa en oma moederszijde zijn opgeroepen voor de zitting maar zijn niet verschenen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoekschrift namens [het kind] , binnengekomen op 9 februari 2024, ingetrokken.

2.De feiten

2.1.
[het kind] is op [geboortedatum 1] 2005 geboren uit de affectieve relatie van haar vader en [de moeder] , haar moeder. [het kind] is erkend door de vader. De vader en moeder van [het kind] zijn na de geboorte van [het kind] met elkaar gehuwd.
2.2.
De moeder van [het kind] is overleden te Enschede op [overlijdensdatum] 2016.
2.3.
[het kind] ’s stiefmoeder [de stiefmoeder] is geboren op [geboortedatum 2] 1992 in de gemeente [geboorteplaats] .
2.4.
Op 17 juni 2022 is de vader gehuwd met [de stiefmoeder] . [de stiefmoeder] is nu ruim zeven jaar de levenspartner van de vader.
2.5.
[de stiefmoeder] woont sinds 30 juni 2017 op hetzelfde adres als de vader en [het kind] . Sinds dat moment draagt zij samen met de vader zorg voor de verzorging en opvoeding van [het kind] .
2.6.
[de stiefmoeder] , [het kind] en de vader hebben de Nederlandse nationaliteit. De moeder van [het kind] had ook de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
[de stiefmoeder] heeft de rechtbank verzocht de adoptie van [het kind] door haar uit te spreken.
3.2.
Zij heeft gesteld nooit de biologische moeder van [het kind] te willen of kunnen vervangen, maar [de stiefmoeder] en [het kind] hebben wel een band met elkaar voor het leven. [de stiefmoeder] is sinds het twaalfde levensjaar van [het kind] in haar leven en zij heeft vanaf dat moment de moederrol op zich genomen. [het kind] heeft aan [de stiefmoeder] kenbaar gemaakt dat zij hun band graag wil formaliseren. Door adoptie willen zij de juridische situatie in overeenstemming brengen met de feitelijke situatie. [het kind] voelt voor [de stiefmoeder] als familie en adoptie zou hen beiden een gevoel van geluk en werkelijk bij elkaar horen geven. Zelfs als de relatie met de vader van [het kind] ooit zou eindigen maakt dit de band tussen hen niet anders. Adoptie is niet gebruikelijk tijdens de meerderjarigheid van een persoon, maar tijdens de minderjarigheid van [het kind] voelden [de stiefmoeder] en [het kind] (nog) geen noodzaak om een verzoek tot adoptie in te dienen. Dit omdat [het kind] [de stiefmoeder] al als moeder behandelde, maar ook omdat [de stiefmoeder] en de vader [het kind] niet wilden kwetsen door een verzoek tot adoptie in te dienen.
[de stiefmoeder] wilde [het kind] niet het signaal geven dat zij de eigen moeder van [het kind] wilde vervangen. De wens tot adoptie komt helemaal uit [het kind] zelf. [het kind] wil [de stiefmoeder] graag erkenning geven voor haar rol als moeder en staat ook zelf achter het verzoek.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat een beroep gedaan op het aanwezig zijn van (zeer) bijzondere omstandigheden, die een terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 onder a Burgerlijk Wetboek (BW) op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) rechtvaardigen. Daarbij verwijst de advocaat naar een uitspraak van de rechtbank Limburg waarin soortgelijke omstandigheden speelden. [1] [het kind] heeft geen contact meer met de familie van haar moeder. Hoewel opa en oma moederszijde in de buurt wonen, laten zij niet actief iets van zich horen. [het kind] heeft daar overigens op dit moment ook geen behoefte aan. Mocht [het kind] in de toekomst wel behoefte hebben aan contact met hen of de familie van haar moeder, dan zal [de stiefmoeder] [het kind] hierin niet tegenhouden. De familie is dan ook welkom bij hen. Een adoptie maakt dat niet anders.

4.De standpunten van de belanghebbenden

[het kind]
4.1.
staat achter het verzoek van [de stiefmoeder] en wenst dat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht met de juridische situatie. [het kind] vormt samen met haar vader en [de stiefmoeder] een hecht gezin. Zij heeft sinds haar jonge jaren een goede band en relatie met [de stiefmoeder] . [het kind] heeft zo’n anderhalf jaar geleden met [de stiefmoeder] haar wens om door [de stiefmoeder] geadopteerd te worden besproken, nadat zij haar vader eerst om goedkeuring had gevraagd. [het kind] wil vooral dat [de stiefmoeder] haar adopteert, omdat [het kind] [de stiefmoeder] niet meer steeds haar stiefmoeder wil noemen. Naar de buitenwereld toe vindt [het kind] dit heel vervelend, ook vanwege de negatieve associatie die het woord stiefmoeder kan oproepen. Een andere reden waarom [het kind] door [de stiefmoeder] geadopteerd wil worden is de fertiliteitsbehandeling van [de stiefmoeder] en haar vader, waardoor [het kind] mogelijk een broertje of zusje zou krijgen. [het kind] wil daarnaast graag dat als vader wat overkomt, zij (ook juridisch gezien) op [de stiefmoeder] kan terugvallen. [het kind] weet dat [de stiefmoeder] door de adoptie nooit de plaats van haar eigen moeder zal innemen.
4.2.
[het kind] realiseert zich de gevolgen van een adoptie en dat dan de juridische banden met de familie van haar moeder worden verbroken. Zij heeft geen contact meer met de familie van haar moeder. Die heeft daar geen initiatief voor getoond en [het kind] wil dat ook niet (meer). [de stiefmoeder] heeft wel het een en ander afgestemd met haar opa en oma in het verleden en hen af en toe geïnformeerd, maar uiteindelijk is een conflict ontstaan. [het kind] stond niet achter het contact en het geven van informatie in verband met de inmiddels verstoorde verhoudingen. De familie van haar moeder is daar nooit meer op teruggekomen. Mocht [het kind] in de toekomst toch behoefte krijgen om contact op te nemen met de familie van haar moeder dan zal zij dat doen. Een adoptie zal dat niet veranderen.
4.3.
[het kind] kan zich geen fijnere band voorstellen dan die ze nu met [de stiefmoeder] heeft. [het kind] heeft zelf allerlei informatie over adoptie opgezocht op internet en ook gelezen dat een adoptie toch nog mogelijk zou zijn na haar meerderjarigheid.
Pas een week voor haar 18e verjaardag heeft zij voor het eerst met haar advocaat een gesprek gehad over haar wens geadopteerd te worden. Daarna moest ze de focus leggen op school en haar werk in de zorg, omdat het wat minder goed met haar ging. Ook was er vertraging bij de aanvraag van documenten bij de gemeente en de notaris. Het verzoek tot adoptie is vervolgens ingediend vlak voor haar 19e verjaardag. [het kind] wil graag dat de adoptie wordt uitgesproken, ook al is zij inmiddels meerderjarig. Zij wil daarbij haar achternaam “ [naam] ” houden.
De vader
4.4.
De vader stemt in met het verzoek tot adoptie. Hij heeft respect voor het verzoek van [het kind] . Hij wil dat ze gelukkig is. [het kind] en [de stiefmoeder] zijn twee handen op één buik. Hij heeft het altijd aan de keuze van [het kind] zelf overgelaten of zij contact wilde met de familie van haar moeder.
De opa en oma van [het kind] van moederszijde
4.5.
Oma van moederszijde heeft (ook namens opa) telefonisch aan de griffier van de rechtbank laten weten dat ze niet op de hoogte waren van de wens tot adoptie. Eerst door de rechtbank zijn zij hierover geïnformeerd. Ze hebben tot hun verdriet al jaren geen contact meer met [het kind] . Zij voelen het als verraad richting hun dochter om toestemming voor deze adoptie te geven. Ze willen zeker niet slecht praten over [de stiefmoeder] , omdat ze niet de indruk hebben dat ze niet goed voor [het kind] zorgt. Ze vinden het jammer dat er geen contact meer is en ze weten niet waarom dat er niet meer is. De moeder van [het kind] is overleden toen [het kind] 11 jaar was. Als opa en oma hebben ze heel veel voor [het kind] gedaan en voor haar klaar gestaan.

5.De beoordeling

De ontvankelijkheid
5.1.
Adoptie vindt plaats door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. [2]
5.2.
[de stiefmoeder] is ontvankelijk in het verzoek tot adoptie, omdat zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met de vader heeft samengeleefd. [3] Zij hebben ruim zeven jaar een relatie en sinds die tijd heeft [de stiefmoeder] onafgebroken de zorg voor [het kind] gehad. Volgens de gemeentelijke basisregistratie personen staan [de stiefmoeder] en de vader sinds 30 juni 2017 op hetzelfde adres ingeschreven.
Vereisten adoptie
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat bestaande familiebanden in beginsel onverbrekelijk zijn. Adoptie is hierop een uitzondering. Adoptie heeft het ingrijpende gevolg dat daarmee de tussen de ouder en het kind bestaande familierechtelijke betrekkingen worden beëindigd. Aan adoptie zijn om deze reden strikte voorwaarden verbonden.
Hierbij dient niet alleen te worden gelet op de positie die het kind door de adoptie verkrijgt, maar ook en niet minder, op hetgeen het kind verliest (de familierechtelijke band met de juridische (en in dit geval biologische) ouder en familie.
5.4.
De rechtbank zal het verzoek beoordelen aan de hand van artikel 1:227 en artikel 1:228 BW.
5.5.
De adoptie kan worden uitgesproken als deze in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in die hoedanigheid te verwachten heeft en aan de overige voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, is voldaan. [4]
Het minderjarigheidsvereiste
5.6.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling stelt de rechtbank vast dat aan alle voorwaarden van artikel 1:228 lid 1 BW is voldaan, met uitzondering van de voorwaarde onder a): het minderjarigheidsvereiste. [het kind] was op de dag van indiening van het verzoek 18 jaar oud. Aan het minderjarigheidsvereiste is dus niet voldaan. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of ondanks dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat het kind op de dag van het verzoek minderjarig is, de adoptie toch kan worden uitgesproken. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.7.
De adoptie is in het Nederlandse recht geïntroduceerd als maatregel van kinderbescherming. De effecten van de adoptie reiken echter verder. Een adoptie grijpt in in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouder en diens bloed- en aanverwanten enerzijds en het te adopteren kind en zijn eventuele toekomstige bloed- en aanverwanten anderzijds. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Bij het ontstaan van deze familierechtelijke betrekkingen kan ook tijdens de meerderjarigheid nog belang bestaan, ook al kan de adoptie dan niet meer het karakter van een kinderbeschermingsmaatregel hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na het bereiken van de meerderjarigheid nog kunnen ontstaan. Dit neemt niet weg dat de wetgever steeds heeft vastgehouden aan het minderjarigheidsvereiste. De Hoge Raad houdt hier ook strikt de hand aan. [5] Het zou de rechtsvormende taak van de rechter dan ook ver te buiten gaan als de rechtbank de adoptie van een meerderjarige zou toestaan door de leeftijdsgrens op te rekken.
5.8.
Dat betekent dat de adoptie van [het kind] door haar stiefmoeder naar Nederlands recht niet mogelijk is.
Beroep op artikel 8 EVRM
5.9.
Door en namens [de stiefmoeder] is een beroep gedaan op artikel 8 EVRM. Namens haar is gesteld dat het weigeren van de adoptie wegens het niet voldoen aan het minderjarigheidsvereiste een ongeoorloofde inmenging in hun door artikel 8 EVRM beschermde recht op familie- en gezinsleven zou opleveren, en dat daarom voorbij moet worden gegaan aan dit vereiste.
5.10.
Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens die meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan, waar dit voor bijvoorbeeld erkenning en gerechtelijke vaststelling ouderschap wel geldt.
5.11.
Het in artikel 8 EVRM besloten liggend recht op respect voor familie- en gezinsleven houdt evenwel op grond van vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) nog geen recht in om te adopteren of geadopteerd te worden. De omstandigheid dat adoptie niet mogelijk is als niet is voldaan aan de voorwaarden die de nationale wet aan een adoptie stelt, kan in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inmenging in de zin van voornoemde bepaling. Het enkele feit dat door de weigering van de adoptie een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch familieverband levert derhalve geen inbreuk op artikel 8 EVRM op.
5.12.
Het EHRM heeft zich hierover niet specifiek uitgesproken, maar als hoofdregel geldt dat de vraag of adoptie van een meerderjarige persoon moet worden toegelaten, ontkennend beantwoord moet worden. Het is immers aan de nationale wetgever om in het belang van kinderen vereisten te stellen. Een beperking van adoptie tot minderjarigen valt in dit opzicht binnen de ruimte die de wetgever heeft. Deze lijn in de jurisprudentie is bevestigd door de Hoge Raad in de uitspraak van 25 januari 2013 [6] en de met die uitspraak verband houdende conclusie van de Advocaat-Generaal [7] .
5.13.
De rechter moet echter wel beoordelen, als de stellingen van partijen daartoe aanleiding geven, beoordelen of door de weigering de adoptie uit te spreken anderszins inbreuk wordt gemaakt op het bestaande familie- en gezinsleven van de aspirant-adoptieouders en de aspirant-adoptant(en). Daarvan zal slechts sprake zijn in zeer uitzonderlijke omstandigheden, die maken dat terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste gerechtvaardigd is. Daarbij zijn twee aspecten van belang: in de eerste plaats de vraag of de omstandigheden zodanig uitzonderlijk zijn dat geoordeeld moet worden dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, en in de tweede plaats, of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek verschoonbaar is. Immers, de staat maakt geen ongerechtvaardigde inbreuk op het familieleven als burgers zonder goede reden eindeloos wachten met het indienen van een verzoekschrift.
Zeer bijzondere omstandigheden
5.14.
[de stiefmoeder] heeft gesteld dat er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, die maken dat voorbij gegaan dient te worden aan het vereiste van minderjarigheid. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
5.15.
Het is de rechtbank gebleken dat [de stiefmoeder] sinds haar twaalfde levensjaar een ouderrol heeft vervuld voor [het kind] nadat de moeder van [het kind] in 2016 is overleden en de vader en [de stiefmoeder] een relatie met elkaar kregen.
Tussen [de stiefmoeder] en [het kind] is sprake van een warme, hechte band en [het kind] ziet [de stiefmoeder] als haar moeder en wil haar niet langer haar stiefmoeder noemen. Ook wil zij graag in alle gevallen op [de stiefmoeder] kunnen terugvallen als haar vader iets overkomt. [het kind] heeft geen contact meer met de familie van haar moeder. Het is voor [het kind] belangrijk om door [de stiefmoeder] te worden geadopteerd.
5.16.
De omstandigheid dat [de stiefmoeder] en [het kind] de bestaande sociale en emotionele band wensen te formaliseren en de omstandigheid dat [het kind] al langere tijd geen contact meer heeft met de familie van de moeder, vormt naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf echter geen zeer bijzondere omstandigheid. Ook de omstandigheid dat sprake is van langdurige samenwoning en verzorging en opvoeding door [de stiefmoeder] is geen zeer bijzondere omstandigheid die zou moeten leiden tot een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie. Het is in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk dat iemand een sterke band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder.
5.17.
De rechtbank heeft goed gehoord dat de familie van de moeder niet meer voor [het kind] als familie voelt en dat zij het doorknippen van de familiebanden met de familie van haar moeder geen reden vindt om niet geadopteerd te worden. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling ook de emotie gezien die de (weergave van de telefonische) reactie van de opa en oma van moederszijde aan de rechtbank bij [het kind] teweegbracht. Dat de contacten tussen [het kind] en de familie van haar moeder momenteel zijn verbroken, vormt naar het oordeel van de rechtbank echter evenmin een zodanig bijzondere omstandigheid dat op grond hiervan voorbij kan worden gegaan aan het minderjarigheidsvereiste.
5.18.
Daarbij betrekt de rechtbank dat er al jarenlang een bijzonder hechte band bestaat tussen [het kind] en [de stiefmoeder] en dat zij [de stiefmoeder] als haar moeder ziet. De rechtbank is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat deze band tussen beiden een bron van vreugde en geluk voor hen vormt. Deze situatie zal niet wijzigen door de beslissing op het adoptieverzoek, zodat het tussen hen bestaande familie- en gezinsleven daardoor niet wordt aangetast. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, op grond waarvan aan het vereiste van minderjarigheid voorbij kan worden gegaan, komt de rechtbank niet meer toe aan het beoordelen of er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en of aan de overige voorwaarden voor het uitspreken van de adoptie is voldaan.. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie van [het kind] door [de stiefmoeder] afwijzen.
5.19.
De rechtbank begrijpt dat de adoptie uit emotioneel oogpunt belangrijk is voor [de stiefmoeder] – en in het bijzonder voor [het kind] – en dat de afwijzing van het verzoek een teleurstelling zal zijn. De rechtbank wil hiermee niets afdoen aan de belangrijke rol die [de stiefmoeder] als stiefmoeder in het leven van [het kind] speelt. De rechtbank benadrukt ook dat [het kind] zelf bepaalt hoe zij [de stiefmoeder] noemt en naar de buitenwereld presenteert, zodat de nare associatie bij het woord stiefmoeder er niet hoeft te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is een stiefouderadoptie, waarbij de juridische banden met de moeder (en haar familie) helemaal worden verbroken, echter te verstrekkend en gaat dit de rechtsvormende taak van de rechter te buiten, zeker afgezet tegen de strikte wetstoepassing door de Hoge Raad.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek van [de stiefmoeder] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter en mr. H.M. Jongebreur en mr. M. van der Hoeven, allen (kinder)rechter en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024 in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
Afschrift verzonden d.d.
Aan:

Mr. de Ruiter-Oude Ophuis

[het kind]

[de vader]

Voetnoten

2.Artikel 1:227, eerste lid, BW
3.Artikel 1:227, tweede lid BW
4.Artikel 1:227, derde lid, BW