ECLI:NL:RBOVE:2024:5989

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
08.022153.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onoplettendheid van bestuurder

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. De verdachte parkeerde zijn auto deels op een fietsstrook en opende vervolgens de portier zonder te kijken, waardoor een achteropkomende fietsster tegen de portier botste en ten val kwam. De fietsster, die zware hoofdverwondingen opliep, overleed enkele dagen later aan haar verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat leidde tot het fatale ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een rijontzegging van één jaar geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar op. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het leed dat aan de nabestaanden was toegebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.022153.23 (P)
Datum vonnis: 15 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.L.A.N. Weusthof, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [naam 1] en [naam 2] voorgedragen verklaringen als nabestaanden.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 26 oktober 2022 te Enschede als bestuurder van een personenauto schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, dan wel dat hij aldaar gevaar op de weg heeft veroorzaakt, dan wel dat hij aldaar (gedeeltelijk) op een fietsstrook heeft stilgestaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2022 te Enschede in de gemeente Enschede,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder/inzittende van een voertuig (personenauto), gaande in de richting van het centrum van Enschede, daarmede rijdende over de weg de Oldenzaalsestraat en
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, in strijd met artikel 23 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zijn voertuig (zonder noodzaak) heeft geparkeerd/laten stilstaan (gedeeltelijk) op de met onderbroken strepen gemarkeerde fietsstrook aan de (voor verdachte) rechterzijde van de rijbaan van de Oldenzaalsestraat en/of
terwijl een toen op die Oldenzaalsestraat (in dezelfde richting) rijdende fietsster (zeer) dicht was genaderd en/of terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, zijn portier heeft geopend en/of (daarbij) niet (voldoende) in zijn binnenspiegel en/of (linker) buitenspiegel en/of over zijn (linker) schouder heeft gekeken en/of daarbij niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg (de Oldenzaalsestraat) en/of het zich daarop
bevindende verkeer en/of bij het (verder) openen en/of geopend houden van het portier een links naast, althans links dicht achter hem rijdende fietsster de vrije doorgang heeft belemmerd, tengevolge waarvan die fietsster is gevallen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 oktober 2022 te Enschede in de gemeente Enschede,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), gaande in de richting van het centrum van Enschede, daarmede heeft gereden over de weg de Oldenzaalsestraat
en in strijd met artikel 23 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zijn voertuig (zonder noodzaak) heeft geparkeerd/laten stilstaan (gedeeltelijk) op de met onderbroken strepen gemarkeerde fietsstrook aan de (voor verdachte) rechterzijde van de rijbaan van de Oldenzaalsestraat en/of door het openen en/of verder openen en/of geopend houden van zijn bestuurdersportier een links naast, althans links dicht achter hem rijdende fietsster de vrije doorgang heeft belemmerd, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 oktober 2022 te Enschede als bestuurder van een voertuig (gedeeltelijk) op een fietsstrook heeft stilgestaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – conform zijn op schrift gestelde requisitoir – gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft daartoe betoogd dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval is ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – conform haar op schrift gestelde pleitnota – betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een kort moment van onoplettendheid, hetgeen onvoldoende is om schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) aan te nemen. Ten aanzien van het subsidiaire en het meer subsidiaire heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het verkeersongeval
Op 26 oktober 2022 rijdt verdachte als bestuurder van een personenauto (Peugeot) over de Oldenzaalsestraat te Enschede, in de richting van het centrum van Enschede. [2] De rijbaan bestaat uit een rijstrook met aan de rechterzijde een fietsstrook, die door middel van een onderbroken streep is gescheiden van de rijbaan. [3] Aan de rechterzijde van de fietsstrook ligt een grasstrook. Het is niet toegestaan om aldaar te parkeren of stil te staan. [4]
Verdachte parkeert zijn auto deels op de fietsstrook en deels in de grasstrook, zo heeft de rechtbank waargenomen op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden. Verdachte opent het linker voorportier van de auto, waarbij hij het portier eerst op een kier zet en vervolgens verder opent. De achterop komende fietsster botst tegen het geopende portier en komt ten val, waarna verdachte uit de auto stapt. [5]
De ten val gekomen fietsster, [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer), loopt zware verwondingen aan haar hoofd op en overlijdt op [datum] . [6]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren waarom hij zijn voertuig op genoemde plek parkeerde. Hij heeft verklaard dat het kan zijn dat hij wilde bellen of appen. Ook heeft hij verklaard dat hij zich niet kan herinneren of hij in zijn spiegels heeft gekeken voordat hij het portier opende.
Juridisch kader
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Om dit te beoordelen moet de rechtbank kijken naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. [7] Kortgezegd komt het neer op de vraag of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. [8] Zij overweegt daartoe als volgt.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft zijn auto, daar waar dat niet was toegestaan, kennelijk zonder enige noodzaak half in de berm en half op een fietsstrook stilgezet. Hij heeft daarmee actief een gevaarlijke situatie in het leven geroepen voor achterop komend verkeer, mede gelet op de verkeerssituatie en verkeersintensiteit ter plaatse. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met de verkeerssituatie en drukte ter plaatse bekend was. [9] Hij heeft evenwel het portier van zijn auto geopend zonder zich ervan te vergewissen of er andere verkeersdeelnemers in de (directe) omgeving van de rijbaan waren. Als gevolg van dit onbezonnen handelen van verdachte is het slachtoffer ten val gekomen. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd was niet slechts sprake van een kortstondig moment van onoplettendheid. Verdachte had niet op genoemde plek moeten parkeren, moeten afzien van het openen van het portier en meer oog voor zijn omgeving moeten hebben. Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden in de zin van artikel 6 WVW 1994, waardoor het slachtoffer is overleden. Het verkeersgedrag van verdachte is aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
primair
hij op
of omstreeks26 oktober 2022 te Enschede in de gemeente Enschede,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder/inzittende van een voertuig (personenauto), gaande in de richting van het centrum van Enschede, daarmede rijdende over de weg de Oldenzaalsestraat en
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, in strijd met artikel 23 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zijn voertuig (zonder noodzaak) heeft geparkeerd/laten stilstaan (gedeeltelijk) op de met onderbroken strepen gemarkeerde fietsstrook aan de (voor verdachte) rechterzijde van de rijbaan van de Oldenzaalsestraat en
/ofterwijl een toen op die Oldenzaalsestraat (in dezelfde richting) rijdende fietsster (zeer) dicht was genaderd en
/ofterwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, zijn portier heeft geopend en
/of(daarbij) niet (voldoende) in zijn binnenspiegel en
/of(linker) buitenspiegel en
/ofover zijn (linker) schouder heeft gekeken en
/ofdaarbij in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor, naast en
/ofachter hem gelegen gedeelte van die weg (de Oldenzaalsestraat) en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/ofbij het (verder) openen en
/ofgeopend houden van het portier een links dicht achter hem rijdende fietsster de vrije doorgang heeft belemmerd, tengevolge waarvan die fietsster is gevallen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – in geval van bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 – verzocht om aan verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren en een geheel voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Op 26 oktober 2022 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. Verdachte parkeerde zijn voertuig deels op een fietspad, waarna hij zijn portier opende, zonder zich er van te vergewissen of er andere verkeersdeelnemers in de buurt waren. Zijn handelen heeft een uiterst tragisch gevolg gehad. Het slachtoffer is tegen het geopende portier gefietst en ten val gekomen. Hierdoor heeft zij zware verwondingen aan haar hoofd opgelopen, ten gevolge waarvan zij enkele dagen later is overleden.
Door het handelen van verdachte is het slachtoffer uit het leven weggerukt en is diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. Het leed dat de nabestaanden ervaren is ter zitting indringend verwoord door de partner en de zoon van het slachtoffer.
Voorop staat dat geen straf bestaat die de vreselijke gevolgen van dit verkeersongeval ongedaan kan maken en dat ook verdachte moet leven in het besef dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen is overleden. Tegelijkertijd dient wel een straf te volgen. In de eerste plaats vanuit het oogpunt van vergelding, maar ook om andere weggebruikers ervan te doordringen dat in het verkeer uiterste behoedzaamheid moet worden betracht.
Bij haar beslissing over de straf neemt de rechtbank in aanmerking de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer is overleden, vermelden deze oriëntatiepunten als vertrekpunt van denken een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van één jaar.
Bij de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 25 juni 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden. Verdachte verklaarde na het ongeval tegenover de ter plaatse gekomen politie dat het slachtoffer uit het niets was gevallen en dat hij zijn auto in de berm had geparkeerd om hulp te verlenen, waarna de politie het hem toestond de plaats van het ongeval te verlaten. Nadat uit camerabeelden was gebleken dat verdachte bij het ongeval was betrokken en hij op sommatie van de politie weer naar de plaats van het ongeval was teruggekeerd, bleek verdachte zijn telefoongegevens te hebben gewist. Zodoende heeft verdachte het onderzoek naar de toedracht van het ongeval gefrustreerd. De rechtbank acht dit bijzonder kwalijk. Ter zitting heeft verdachte ook geen openheid van zaken gegeven over zijn handelen rond het ongeval. Verdachte heeft aldus niet laten zien dat hij volledige verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte heeft verklaard zijn rijbewijs nodig te hebben voor zijn werk in de vervoersbranche. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden kan echter niet worden volstaan met een voorwaardelijke rijontzegging.
Alles overwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij legt aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Oost-Nederland van 3 januari 2023 met zaaksregistratienummer PL0600-2022531783. Tenzij hieronder anders wordt vermeld wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer van 31 oktober 2022, p. 13 en 25.
3.Het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer van 31 oktober 2022, p. 17.
4.Het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer van 31 oktober 2022, p. 25.
5.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 1 november 2024.
6.Het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer 1] van 4 november 2022, p. 68.
7.HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.
8.HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398.
9.De verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 november 2024.