ECLI:NL:RBOVE:2024:5861

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
ak_23_1836_ak_23_2390_ak_23_2391
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van Gedeputeerde Staten Overijssel inzake schadevergoeding voor wolvenaanvallen op schapen

In deze uitspraak heeft de Rechtbank Overijssel drie beroepen van een stalhouderij, die schapen houdt, tegen besluiten van Gedeputeerde Staten van Overijssel (GS) behandeld. De eiseres, die ongeveer 700 fokooien houdt in de kop van Overijssel, had aanvragen ingediend voor tegemoetkoming in de schade die zij had geleden door aanvallen van een wolf op haar schapen in augustus 2022. De rechtbank oordeelt dat de besluiten van GS om de aanvragen af te wijzen, gegrond zijn. Eiseres had in totaal 15 schapen verloren door drie aanvallen op 15, 24 en 29 augustus 2022. GS had op 8 december 2022 beslist op de aanvragen en daarbij tegemoetkomingen toegekend, maar eiseres was van mening dat de waarde van de dode schapen te laag was vastgesteld en dat er geen vergoeding was gegeven voor de kosten die zij had gemaakt voor de afhandeling van de schademeldingen. De rechtbank oordeelt dat GS bij de beoordeling van de aanvragen de juiste richtlijnen heeft gevolgd en dat de waarde van de schapen correct is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de tegemoetkomingen in de schade in deze drie zaken in redelijkheid zijn vastgesteld en verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers:
ZWO 23/1836 (schademelding TKW 540)
ZWO 23/2390 (schademelding TKW 559)
ZWO 23/2391 (schademelding TKW 567).

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. van Heijningen),
en

Gedeputeerde Staten van Overijssel, verweerder

(gemachtigden: mr. A. Rijnders en M.J. Westebring).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen een besluit van verweerder op drie aanvragen om tegemoetkoming in de schade aan eiseres’ schapen na aanvallen door een wolf.
1.1.
Verweerder heeft op de aanvragen van eiseres beslist met drie afzonderlijke besluiten van 8 december 2022 (de primaire besluiten).
1.2.
Eiseres heeft tegen de primaire besluiten bezwaarschriften ingediend.
1.3.
Met een besluit van 26 juli 2023 op de bezwaarschriften (het bestreden besluit) is verweerder bij zijn primaire besluiten gebleven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de drie afzonderlijk geregistreerde beroepen gelijktijdig op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (vertegenwoordigd door haar vennoten [naam 1] en [naam 2]), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft een stalhouderij en houdt schapen voor de vleesproductie. Eind 2021 hield zij ongeveer 700 fokooien. De schapen lopen onder meer op weidepercelen in de kop van Overijssel nabij het Drents-Friese woud, waar wolven zich hebben gevestigd. De schapen van eiseres zijn qua ras een kruising tussen een Texelaar en een Swifter. De ooien worden in september tot en met november gedekt.
2.1.
Op 15 augustus 2022, 24 augustus 2022 en 29 augustus 2022 zijn schapen van eiseres aangevallen door een wolf. Daarbij zijn schapen gedood en/of verwond. Eiseres heeft hiervan melding gedaan bij BIJ12 [1] en verzocht om een tegemoetkoming in de schade. De aanvragen zijn als volgt afgehandeld.
Afhandeling melding TKW540
2.1.1.
Op 15 augustus 2022 heeft eiseres twee dode ooien van 1 tot 5 jaar aangetroffen op de dijk. De schapen waren aangevallen door een wolf. Eiseres heeft hiervan melding gedaan bij BIJ12 en verzocht om tegemoetkoming in de schade. Er is een taxatierapport opgemaakt. Bij de taxatie is op basis van de Richtlijn taxatie en prijzen bij wolvenschade in de schapenhouderij (Richtlijn 2019) en de bijbehorende waardetabel uitgegaan van een basisbedrag van € 150,- per ooi, wegens ras en leeftijd verhoogd met een correctiebedrag van € 50,- . Voor de destructiekosten is een bedrag van € 31,02 (excl. btw) toegewezen.
In totaal is € 431,02 toegewezen.
Afhandeling melding TKW559
2.1.2.
Op 24 augustus 2022 heeft eiseres in het weiland twee dode en twee gewonde schapen aangetroffen. De schapen waren aangevallen door een wolf. De gewonde schapen zijn geëuthanaseerd. Eiseres heeft verzocht om tegemoetkoming in de schade. Bij de taxatie is uitgegaan van het basisbedrag van € 150,- per ooi, wegens ras en leeftijd verhoogd met
€ 50,- . Aan dierenartskosten is een bedrag van € 245,17 vergoed en aan destructiekosten een bedrag van € 37,22 (excl. btw). In totaal is € 1.082,39 toegewezen.
Afhandeling melding TKW567
2.1.3.
Op 29 augustus 2022 heeft eiseres melding gedaan van schade aan negen schapen, veroorzaakt door een wolf. Zij heeft om tegemoetkoming in de schade verzocht. Bij de taxatie is uitgegaan van het basisbedrag van € 150,- per ooi, verhoogd met € 50,- wegens ras en leeftijd, een bedrag van € 192,04 aan dierenartskosten en € 52,72 aan afvoerkosten.
In totaal is € 2.044,76 toegewezen.
2.2.
Op 14 juli 2023 heeft naar aanleiding van de bezwaarschriften van eiseres een hoorzitting plaatsgevonden. Hierna is de procedure vervolgd zoals beschreven onder Inleiding vanaf 1.3.

Beoordeling door de rechtbank

Samenvatting
3. De rechtbank beoordeelt of verweerder met het bestreden besluit in redelijkheid heeft kunnen komen tot de verleende tegemoetkomingen in de schade aan de schapen van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot de tegemoetkomingen zoals toegewezen.
3.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om tegemoetkoming in schade op grond van artikel 6.1 van de Wet Natuurbescherming (Wnb) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 2.9, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet de Wnb op die aanvraag van toepassing.
4.1.
De aanvragen om tegemoetkoming in de schade op grond van artikel 6.1 van de Wnb zijn ingediend op 15 augustus, 24 augustus en 29 augustus 2022. Daarom is in deze beroepsprocedure de Wnb op de aanvragen van toepassing.
Juridisch kader
5. Op grond van artikel 6.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wnb verleent verweerder in voorkomende gevallen tegemoetkoming in schade, geleden in zijn provincie, aangericht door natuurlijk in het wild levende dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn en/of bijlage II bij het Verdrag van Bern en/of bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet. De wolf is een als zodanig aangewezen, beschermde, diersoort.
5.1.
Op grond van het tweede lid van artikel 6.1 van de Wnb wordt een tegemoetkoming in de schade aangericht door de in het eerste lid genoemde dieren slechts verleend voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de belanghebbende behoort te blijven en wordt de tegemoetkoming naar billijkheid bepaald.
Aan verweerder komt beoordelingsruimte toe ten aanzien van de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van belanghebbende behoort te blijven.
5.2.
Ter invulling van zijn beoordelingsruimte heeft verweerder in december 2016 de Beleidsregel Natuur Overijssel 2017 (de Beleidsregel) vastgesteld [2] .
5.2.1.
Volgens artikel 6.1, eerste lid, van de Beleidsregel wordt de hoogte van het schadebedrag vastgesteld door een taxateur op basis van taxatierichtlijnen van BIJ12. Een tegemoetkoming wordt uitsluitend verleend voor schade veroorzaakt door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten door vraat, graven, wroeten of vegen, toegebracht aan bedrijfsmatige landbouw. Dit staat in artikel 6.2 van de Beleidsregel. Een tegemoetkoming in de schade wordt volgens artikel 6.3 van de Beleidsregel slechts verleend indien en voor zover naar het oordeel van Gedeputeerde Staten de aanvrager de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen, waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.
5.3.
BIJ12 heeft voor het vaststellen van de schade door de wolf in oktober 2019 eerdergenoemde Richtlijn 2019 vastgesteld met een daarbij behorende tabel met normwaarden (de waardetabel). Deze richtlijn is in januari 2023 geüpdatet en vervangen door de Richtlijn taxatie wolvenschade aan landbouwhuisdieren (Richtlijn 2023).
5.4.
Bij de voorbereiding van besluiten moet verweerder de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Dit staat in artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van het tweede lid mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Heeft verweerder de (hoogte van de) tegemoetkoming in de schade aan de schapen van eiseres op juiste wijze beoordeeld en vastgesteld?
6. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6.1 van de Wnb geen recht op een volledige schadevergoeding is neergelegd. Het gaat om een tegemoetkoming in de schade die naar billijkheid wordt bepaald. Uitgangspunt is dat de belanghebbende zelf alles in het werk moet stellen om schade te voorkomen of beperken. De verantwoordelijkheid tot het voorkomen en beperken van faunaschade ligt in beginsel bij de aanvrager, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis [3] . Dit beginsel vindt steun in rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [4] .
Schade die tot het normale bedrijfsrisico en/of het normale maatschappelijke risico van de belanghebbende behoort, komt niet voor tegemoetkoming in aanmerking. [5] Ook volgt uit de rechtspraak van de Afdeling dat verweerder, mits afdoende gemotiveerd, ervoor kan kiezen bepaalde vormen van schade niet te vergoeden. [6] Van belang is tot slot dat artikel 6.1 van de Wnb recht geeft op een tegemoetkoming in schade die rechtstreeks te herleiden is tot – in dit geval – een aanval van een wolf. Het is aan eiseres om dat causale verband aannemelijk te maken.
Waarde van de 15 gedode schapen.
7. Eiseres voert aan dat verweerder aan de gedode schapen een te lage waarde heeft toegekend. Volgens eiseres is de getaxeerde waarde per dood schaap zeker € 50,- te laag en is in totaal € 750,- (15 x € 50,-) te weinig uitgekeerd.
7.1.
Eiseres voert daartoe aan dat de in de richtlijnen en de waardetabel genoemde standaardbedragen van € 150,- + € 50,- per ooi in beginsel niet onredelijk zijn, maar verweerder in haar geval toch daarvan had moeten afwijken, om de hierna genoemde redenen.
7.1.1.
De in augustus 2022 gedode ooien waren weliswaar niet drachtig (reden waarom geen drachtcorrectie is toegepast) maar verweerder heeft pas drie à vier maanden na indiening van de aanvragen, in december 2022, daarop beslist. Als de ooien niet waren gedood, zouden zij eind 2022 drachtig zijn geweest. Eiseres heeft pas nadat op de aanvragen is beslist, nieuwe, drachtige, ooien gekocht om de kudde aan te vullen. De drachtige ooien kostten toen € 250,- per stuk. Volgens eiseres heeft zij recht op dat bedrag per ooi en had verweerder de drachtcorrectie moeten toepassen, omdat in redelijkheid niet van haar kan worden verwacht dat zij de kosten voor vervanging van de dode schapen maandenlang voorschiet.
7.1.2.
Volgens eiseres heeft verweerder de waarde van haar schapen bovendien te laag bepaald, omdat nieuwe ooien van buiten de eigen kudde minder lammeren werpen (gemiddeld 1,6) dan de ooien uit haar eigen kudde (gemiddeld 1,8). Eiseres heeft de rechtbank en verweerder op 11 juli 2024 aanvullende gegevens doen toekomen met financiële cijfers van haar bedrijf met als bijlage ‘aflamlijsten’ over de jaren 2022, 2023 en 2024. Daaruit blijkt dat het aantal lammeren per ooi in 2022 gemiddeld 2,11 was, in 2023 2,25 en in 2024 1,75.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de waarde van de vijftien gedode, niet drachtige, ooien correct heeft vastgesteld. De waarde is vastgesteld overeenkomstig de Richtlijn 2019 en de waardetabel. Volgens verweerder bestaat er geen aanleiding, ook niet uit het oogpunt van de evenredigheid, om de waarde van de schapen hoger te taxeren. Verweerder wijst erop dat voor de waarde het moment van taxeren leidend is; niet een waarde in de toekomst, en dat eventuele meerkosten het gevolg zijn van de ondernemerskeuze. Verweerder benadrukt dat het gaat om een tegemoetkomingsregeling, dat hij beoordelingsruimte heeft, en dat een ondernemer het risico op schade door in het wild levende dieren aan zijn vee zelf zoveel mogelijk moet beperken.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de beoordeling van aanvragen om tegemoetkoming in verband met de wolvenaanvallen in augustus 2022 heeft mogen uitgaan van de richtlijnen van 2019 en 2023 en de in de bijbehorende waardetabel genoemde cijfers en bedragen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
9.1.1.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de methode en wijze van taxeren toegelicht. Daarbij is erop gewezen dat, zoals ook vermeld in de richtlijnen, de waardebepaling afhankelijk is van meerdere factoren (zoals ras, geslacht, leeftijd, dracht en stadium van de dracht, gebruiksdoel, wel of niet opname in stamboek). Om te komen tot een juiste en transparante wijze van taxeren in geval van wolvenschade in de schapenhouderij heeft BIJ12 in het verleden advies gevraagd aan de Wageningen University & Research (WUR) en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). Op basis hiervan is de Richtlijn 2019 vastgesteld, in januari 2023 vervangen door een nieuwe richtlijn. Voor de hoogte van de tegemoetkoming wordt aangesloten bij de waardetabel, opgesteld door de WUR in opdracht van het Ministerie van LNV en in overleg met taxateurs en de sector. Deze waardetabel wordt door zowel de GD als de WUR als het beste uitgangspunt gezien en landelijk gebruikt. Uitgangpunt voor de taxatie is een waardering conform marktprijzen. Periodiek vindt een update plaats, zodat de waardebepaling plaatsvindt op basis van actuele cijfers.
9.1.2.
Verweerder heeft hiermee voldoende deugdelijk onderbouwd waarom hij bij taxatie van schade als gevolg van een aanval door de wolf uitgaat van de getallen en prijzen in de waardetabel. Eiseres betwist op zichzelf ook niet dat de waarde van de gedode schapen, op het moment dat die schapen zijn gedood, gelijk was aan de waarde die verweerder aan de schapen heeft toegekend.
9.2.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat in dit geval geen aanleiding bestaat om van de normbedragen af te wijken.
9.2.1.
Anders dan eiseres wenst, is een drachtcorrectie niet van toepassing. In augustus 2022 waren de ooien immers niet drachtig. Voor het bepalen van de waarde van een ooi is de waarde op het moment van de taxatie, het moment waarop de schade is ontstaan leidend. De door eiseres aangedragen argumenten zijn niet van invloed op de waarde op dat moment.
9.2.2.
Voor zover eiseres heeft betoogd dat sprake is van gevolgschade die verdisconteerd moet worden in de waarde per gedood schaap, is de rechtbank van oordeel dat de door eiseres genoemde argumenten daarvoor geen grondslag bieden. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat de schade die zij stelt te hebben geleden in verband met de aanschaf van drachtige ooien nog in een voldoende nauw verband staat tot de wolvenaanvallen in augustus 2022. Daarbij kan mede van belang worden gevonden dat (het moment van) de aanschaf van de drachtige ooien een ondernemerskeuze is geweest. De tijd die verweerder nodig heeft gehad om op de aanvragen te beslissen, die overigens met 3,5 maand niet onredelijk lang is geweest, maakt dat niet anders.
Ook kan uit de door eiseres overgelegde aflamlijsten niet worden afgeleid dat als direct gevolg van de aanvallen in 2022 in 2023 minder lammeren zijn geboren. Bovendien staat in de overgelegde lijst dat in 2023 2,24 lammeren per ooi zijn geboren; een hoger aantal dan in 2022 of 2024.
9.3.
Ook anderszins is niet aannemelijk gemaakt dat de taxatie van de waarde van de gedode schapen op basis van de bij de Richtlijn 2019 behorende waardetabel zo nadelig is, dat verweerder van de normwaarden had moeten afwijken dan wel om andere redenen een hogere vergoeding per gedood schaap had moeten toekennen. Al met al heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat hij een tegemoetkoming van € 200,- per gedood schaap toekent.
10. De beroepsgrond slaagt niet.
Kosten in verband met de afwikkeling van schademeldingen, het inschakelen van een loonwerker en overige schade
11. Volgens eiseres had verweerder kosten moeten vergoeden die voortvloeien uit de vele uren die nodig zijn geweest voor afwikkeling van de schademeldingen, omdat eiseres anders al die uren als zzp-er had kunnen werken. In totaal gaat het om een bedrag van
€ 1.640,- (excl. btw).
Eiseres wijst onder meer op tijdrovende werkzaamheden zoals het contact met BIJ12 en de dierenarts, het controleren van de schapen en de omheining, het assisteren van de taxateur en dierenarts, het opruimen en aan de weg leggen van de dode schapen en de administratie. Volgens eiseres is er voldoende rechtstreeks verband tussen deze schade en de wolvenaanvallen. Artikel 6.2, eerste lid, van de Beleidsregel, waarop de richtlijnen zijn gebaseerd, is volgens eiseres in strijd met artikel 6.1 van de Wnb, dat geen schade uitsluit. Eiseres verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022 [7] over tegemoetkoming bij wolvenschade.
11.1.
Eiseres is van mening dat verweerder ook de kosten van de loonwerker moet vergoeden. Vanwege de werkzaamheden in het kader van de schadeafwikkeling is deze loonwerker ingezet voor het werk op het land, zoals het maaien en het uitrijden van mest. Eiseres had dit werk anders zelf verricht. Het gaat om een bedrag van € 1.498,- (excl. btw).
11.2.
Eiseres betoogt verder dat uit de door haar ingezonden aanvullende gegevens blijkt dat het aantal worpen en afgelamde dieren op haar bedrijf in 2024 (substantieel) lager is dan in 2022 en 2023. Haar winst was in 2023 substantieel lager dan in 2021. Eiseres fokt nu met minder ooien. Volgens eiseres moeten de negatieve bedrijfsresultaten worden aangemerkt als een direct gevolg van de wolvenaanvallen.
12. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in beginsel alleen sprake hoeft te zijn van een tegemoetkoming in de schade, als het gaat om directe schade door beschermde diersoorten aan de dieren en dat indirecte schade of vervolgschade redelijkerwijs, in beginsel, ten laste van de aanvrager blijft. Verweerder is verder van mening dat hij met het in de Beleidsregel en de richtlijnen neergelegde beleid bij schade door de wolf al een voldoende ruimhartige invulling geeft aan zijn beoordelingsruimte.
12.1.
Volgens verweerder gaat het bij genoemde schadeposten om kosten in relatie tot (deels onbepaalde en niet controleerbare) indirecte gevolgen, waarbij de relatie tussen het schadeveroorzakende gedrag van de wolf en het gevolg niet altijd duidelijk is en/of sprake is van een te ver verwijderd verband, zodat hij een tegemoetkoming in deze indirecte kosten redelijkerwijs heeft mogen afwijzen. Verweerder heeft hiervoor gewezen op de in de Richtlijn 2023 opgenomen toelichting en een uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2018 [8] , waarin is geoordeeld dat het voor tegemoetkoming in de schade moet gaan om ‘schade die niet tot het normale bedrijfsrisico en het normale maatschappelijke risico van de betrokkene behoort’.
13. De rechtbank overweegt als volgt.
13.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit de primaire besluiten op de aanvragen om een tegemoetkoming heroverwogen. Daarbij is, gelet op het artikel 7:11 van de Awb bepaalde, acht geslagen op de Richtlijn 2023, van toepassing sinds 31 januari 2023.
13.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het in de eerste plaats aan verweerder om de omvang van het normale bedrijfsrisico of het normale maatschappelijke risico vast te stellen. Verweerder heeft hierbij beoordelingsruimte maar moet de vaststelling van het normale bedrijfsrisico of het normale maatschappelijke risico wel naar behoren motiveren. De vraag of schade, die het gevolg is van een diersoort tot het normale bedrijfsrisico of het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Daarbij zijn onder andere de aard, de omvang en de voorzienbaarheid van de schade van belang [9] .
Verweerder mag, gelet op de aan hem toekomende beoordelingsruimte, in zijn beleid als uitgangspunt hanteren dat alleen schade die direct aan de landbouw (hier: de gehouden schapen) is aangericht in aanmerking komt voor tegemoetkoming en eventuele vervolg- of indirecte schade in beginsel niet [10] .
13.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit de in de Richtlijn 2023 opgenomen toelichting op de gemaakte beleidskeuzes opgenomen. Volgens de toelichting heeft verweerder ervoor gekozen om bepaalde posten zoals kosten in verband met verworpen lammeren, dierenartskosten en afvoerkosten (Rendac) toch in aanmerking te laten komen voor vergoeding, omdat die posten in een zódanig nauw verband staan met een wolvenaanval dat de schade redelijkerwijs niet ten laste van de dierhouder behoort te blijven. Daarnaast is er blijkens de toelichting voor gekozen om overige indirecte schadeposten niet voor een tegemoetkoming in aanmerking te laten komen. Dat geldt onder meer voor uren besteed aan de schadeafwikkeling en overige kosten (zoals kosten voor ingehuurde arbeid). Dit is in de Richtlijn 2023 opgenomen onder 6 sub b en e. Daarbij gaat het om schadeposten die worden aangemerkt als een (deels onbepaald en niet controleerbaar) indirect gevolg, waarbij de relatie tussen de wolvenaanval en het gevolg niet altijd duidelijk aanwezig hoeft te zijn, dan wel schadeposten die in een verder verwijderd verband staan tot de wolvenaanval.
13.4.
Wat betreft de aan de schadeafwikkeling bestede uren en de arbeid van de loonwerker gaat het niet om schade, die rechtstreeks door de wolf aan de schapen van eiseres is veroorzaakt. Het betreft indirecte of vervolgschade, van de wolvenaanval afgeleid.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat deze posten niet in een in zodanig nauw en rechtstreeks verband staan met de wolvenaanvallen dat deze redelijkerwijs niet ten laste van eiseres behoort te blijven. Verweerder heeft hiermee voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom genoemde kostenposten zijn afgewezen.
13.5.
Ten aanzien van de gestelde schade door afnemende bedrijfsresultaten overweegt de rechtbank dat eiseres het causaal verband tussen deze cijfers en de drie wolvenaanvallen in augustus 2022 onvoldoende heeft onderbouwd, zodat dit geen onderdeel kan zijn van de door verweerder toegekende tegemoetkoming.
14. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

15. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres in die zin dat eiseres niet alleen is geconfronteerd met de drie in deze beroepsprocedure van belang zijnde wolvenaanvallen, maar nog diverse andere. Het is voorstelbaar dat dat impact heeft op de bedrijfsvoering van eiseres. Dat doet er echter niet aan af dat iedere aanvraag afzonderlijk moet worden beoordeeld.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de tegemoetkomingen in de schade in deze drie zaken in redelijkheid heeft mogen vaststellen op € 431,02 (TKW540), € 1.082,39 (TKW559) en € 2.044,76 (TKW567).
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.BIJ12 in een uitvoeringsorganisatie voor de provincies en toetst onder meer de aanvragen om tegemoetkoming in schade aangericht door een in het wild levend dier als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet Natuurbescherming aan de wet en het beleid.
2.Besluit tot vaststelling van de Beleidsregel Natuur Overijssel 2017, Prov. Blad 30 dec 2016, 7018. Ten tijde van het bestreden besluit gold een gewijzigde versie, geldend van 18 februari 2023 tot en met 10 oktober 2023.
3.Zie de Memorie van Antwoord bij de Flora- en Faunawet (voorloper van de Wnb), Kamerstukken I, 1997-1998, 23 147, 104b, pag. 21.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 18 januari 2012, r.o. 2.3.1., ECLI:NL:RVS:2012:BV1191.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2018, r.o. 7.1, ECLI:NL:RVS:2018:1539.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3024.
7.Uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022, ECLI::NL:RVS:2022:3034.
8.Uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2636, r.o. 4.3.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1488, r.o. 9.3.
10.Uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2636, r.o. 4.1 en 4.2.