ECLI:NL:RBOVE:2024:5576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
08.042023-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige jongen voor verkrachting van een leeftijdsgenoot in Lloret de Mar

Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige jongen veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van een jaar. De verdachte, die op het moment van de feiten 17 jaar oud was, heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een leeftijdsgenoot in Lloret de Mar, Spanje, op 15 augustus 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door geweld en andere feitelijkheden het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beschouwd, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen van de verdachte op de kleding van het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen eerdere strafbare feiten gepleegd en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding van € 27.332,14 toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.042023-24 (P)
Datum vonnis: 28 oktober 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte] ) opgeroepen om op 14 oktober 2024 voor de rechter te verschijnen. Deze oproep wordt ook wel een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welk strafbaar feit [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 14 oktober 2024 hebben de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsman
mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldiging vinden. Ook de moeder van [verdachte] heeft gesproken. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
Ook heeft de rechtbank geluisterd naar de door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring en wat mr. C.E. Jeekel, advocaat in Zwolle, heeft gezegd over de namens [slachtoffer] gevraagde schadevergoeding.
De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldiging vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat het feit dat de officier van justitie [verdachte] verwijt, voor een groot deel kan worden bewezen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van een jaar. Daarnaast zal de rechtbank aan [verdachte] een taakstraf opleggen, bestaande uit een werkstraf van 200 uren.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat [verdachte] op 15 augustus 2022 in Lloret de Mar (Spanje) [slachtoffer] heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan [verdachte] , dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2022 te Lloret de Mar, althans in Spanje,door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een anderefeitelijkheid,[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingendie bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van hetlichaam van die [slachtoffer]te weten- het brengen van zijn penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die[slachtoffer] en/of- het brengen van zijn vinger(s) in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of- het uit elkaar trekken en/of houden van de billen van die [slachtoffer] en/of- het likken van de anus van die [slachtoffer] en/of- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ,en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of diebedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte- (meermalen) het rokje en/of het ondergoed van die [slachtoffer] heeft uitgetrokkenen/of- die [slachtoffer] voorover heeft geduwd en/of- de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of- die [slachtoffer] op/naar de grond heeft gedrukt/geduwd en/of gehouden en/ofwaardoor die [slachtoffer] op haar knieën terecht kwam en/of- het gezicht van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of heeft gehouden en/of de kinvan die [slachtoffer] naar beneden heeft gedrukt, waardoor de mond van die[slachtoffer] openging en/of- (met kracht) zijn penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of heen enweer heeft bewogen en/of gehouden, waardoor die [slachtoffer] geen, althansonvoldoende, lucht kreeg en/of- (vervolgens) die [slachtoffer] met haar gezicht op de grond heeft geduwd en/of- misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke overwicht op die [slachtoffer]en/of- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen vanverzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) een bedreigende situatie voor die[slachtoffer] heeft doen ontstaan;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde (verkrachting) wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Op grond van alle stukken is niet vast te stellen dat [verdachte] met opzet [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen. [verdachte] weet immers niet meer wat er is gebeurd, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde verkrachting. De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten en omstandigheden
[slachtoffer] verklaart dat zij van 8 augustus tot en met 15 augustus 2022 in Lloret de Mar is geweest. Daar is ook [verdachte] , die zij kent van de middelbare school. [verdachte] en [slachtoffer] konden goed met elkaar opschieten en hebben op 14 augustus 2022 consensuele seks gehad.
Op 15 augustus 2022 ontmoeten zij elkaar in een nachtclub. Later die nacht besluiten [slachtoffer] en [verdachte] door de stad te wandelen. Tijdens de wandeltocht zoenen [slachtoffer] en [verdachte] . Zij lopen langs een witte hoge muur en gaan hier tegen aanstaan. [verdachte] draait [slachtoffer] om, zodat zij met haar rug naar hem toe komt te staan. [verdachte] doet vervolgens het rokje van [slachtoffer] uit, maar [slachtoffer] wil dit niet en trekt het rokje weer naar boven. [verdachte] en [slachtoffer] lopen daarna verder en zoenen nog een keer achter een boom.
[verdachte] draait [slachtoffer] op enig moment weer om, zodat zij opnieuw met haar rug naar hem toe komt te staan. [verdachte] probeert het rokje van [slachtoffer] tot drie keer toe uit te trekken. [slachtoffer] weet dit de eerste twee keren tegen te houden, maar bij de derde keer trekt [verdachte] haar rokje uit tot op haar knieën.
Dan stopt [verdachte] zijn penis in de vagina van [slachtoffer] . [slachtoffer] zegt: ‘
stop’en daarna ‘
alsjeblieft stop!’ [verdachte] reageert hier niet op. [verdachte] draait [slachtoffer] weer om, zodat [slachtoffer] weer met haar gezicht naar hem toe komt te staan.
[verdachte] doet een hand op de schouder van [slachtoffer] en drukt haar op de knieën. [verdachte] houdt het gezicht van [slachtoffer] vast en trekt haar kin naar beneden. [verdachte] stopt vervolgens zijn penis in de mond van [slachtoffer] en gaat hard heen en weer. Soms krijgt [slachtoffer] even pauze om adem te halen. [slachtoffer] verklaart dat het achterin haar keel veel pijn doet en dat ze moet huilen.
Even later duwt [verdachte] haar met haar gezicht naar de grond. [slachtoffer] ligt dan met haar knieën en gezicht op de grond en met haar billen omhoog. [verdachte] gaat achter [slachtoffer] op zijn knieën zitten en stopt zijn penis in haar vagina. [slachtoffer] huilt en zegt: ‘s
top’. [verdachte] gaat met zijn penis hard heen en weer in de vagina van [slachtoffer] .
Daarna trekt [verdachte] de billen van [slachtoffer] uit elkaar en stopt eerst een vinger in haar anus. Dan likt hij haar anus en doet nog een keer een vinger in haar anus. Vervolgens doet [verdachte] zijn penis in de anus van [slachtoffer] . [slachtoffer] huilt en vraagt [verdachte] te stoppen. Op een bepaald moment huilt [slachtoffer] heel hard. Dan stopt [verdachte] , trekt zijn broek omhoog en loopt zonder wat te zeggen weg.
Nadat [verdachte] is weggelopen, appt [slachtoffer] ‘
help’ naar [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en vraagt [naam 2] (hierna: [naam 2] ) of hij haar kan bellen. [slachtoffer] vertelt aan [naam 2] wat er is gebeurd. Dan komt [naam 1] aanlopen en belt [slachtoffer] [naam 3] (hierna: [naam 3] ). [slachtoffer] ziet [naam 3] staan en loopt op hem af en moet dan heel hard huilen. [2]
[naam 2] wordt door [slachtoffer] gebeld. Als hij opneemt, vertelt zij aan hem dat zij is verkracht door [verdachte] . [naam 2] merkt dat [slachtoffer] van slag is. [3]
[naam 1] ziet dat zij op 15 augustus 2022 om 05:20 uur een bericht van [slachtoffer] heeft ontvangen met de tekst: ‘
help [naam 1]’. Kort daarna ziet [naam 1] [slachtoffer] . [naam 1] ziet dat zij huilt en overstuur is. [slachtoffer] zegt: ‘
Ik heb toch nee gezegd. Ik heb toch nee gezegd.’ Dit herhaalt [slachtoffer] heel vaak. Zij zegt ook: ‘
Ik wilde het echt niet, ik wilde het echt niet. Ik heb toch gezegd dat ik het niet wou.’ [4]
[naam 3] wordt gebeld door een vriendin van [slachtoffer] . Zij zegt:
‘waar ben je’en
‘ [slachtoffer]wil je zien’en ‘
het gaat echt niet goed’. [slachtoffer] en haar vriendin komen naar [naam 3] toe en [naam 3] ziet dat [slachtoffer] overstuur is en huilt. Ze is buiten adem. Het eerste wat er uit komt bij [slachtoffer] is: ‘
Hij heeft mij verkracht, hij heeft mij in de bosjes geduwd’en vervolgens
‘Ik zei ‘nee, nee.’ [naam 3] vraagt dan ‘
wie dan’.[slachtoffer] zegt
‘ [verdachte] ’. [5]
Bij het forensisch onderzoek dat op 16 augustus 2022 bij [slachtoffer] is verricht, ziet verbalisant [verbalisant] dat [slachtoffer] op haar linkerbovenarm en onderaan haar rechter scheenbeen blauwe verkleuringen heeft. Op haar rechterheup ziet de verbalisant rode plekken. De forensisch arts heeft volgens verbalisant [verbalisant] gezegd dat de blauwe plek op het scheenbeen mogelijk door stoten is ontstaan. De string die [slachtoffer] droeg, is voor nader onderzoek in beslag genomen. [6] Deze string is op de mogelijke aanwezigheid van spermasporen onderzocht, waarbij door middel van een indicatieve test op sperma gelijkende sporen zijn aangetroffen. [7]
Forensisch DNA-deskundigen hebben aan de hand van verschillende bemonsteringen DNA-onderzoek verricht. Dit leverde, voor zover van belang, de volgende onderzoeksresultaten op.
Van zowel de binnenzijde van de rechterkant van de tailleband (bemonstering AANH5309NL#01) als van de buitenzijde van de rechterkant van de tailleband (bemonstering AANH5309NL#03) van de string van [slachtoffer] is een bemonstering genomen. Ook van de binnenzijde van de linkerkant van de tailleband (bemonstering AANH5309NL#02), van de buitenzijde van de linkerkant van de tailleband (bemonstering AANH5309NL#04) en van de buitenzijde van het kruis van de string (bemonstering AANH5309NL#06FOC) zijn bemonsteringen genomen. Uit deze bemonsteringen is onder meer een enkelvoudig Y-chromosomaal (‘mannelijk’) DNA-profiel verkregen. [8]
Het DNA-profiel uit de bemonstering is 8265 keer waarschijnlijker van [verdachte] of een man in de mannelijke lijn van [verdachte] dan wanneer dit niet zo is. [9] De rechtbank concludeert hieruit dat [verdachte] donor is van het mannelijke celmateriaal dat op zowel de zijkanten van de tailleband als ter hoogte van het kruis van de string van [slachtoffer] is aangetroffen. De rechtbank neemt bij het trekken van deze conclusie de rest van het dossier in acht, waaronder het feit dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor betrokkenheid van een man in de vaderlijke lijn van [verdachte] .
[verdachte] heeft op de zitting verklaard dat hij zich weinig van de nacht van 15 augustus 2022 kan herinneren. Het laatste dat hij zich van die nacht herinnert, is dat een donkere jongen hem in de club waar hij met [slachtoffer] was, aansprak. Het volgende moment dat [verdachte] zich weer herinnert, is dat hij in een steeg wakker werd, dat hij toen geen horloge meer droeg en geen telefoon meer bij zich had.
[verdachte] heeft verder verklaard dat hij op 15 augustus 2022 nog aan het herstellen en revalideren was van een ernstig auto-ongeluk en daarom fysiek niet in staat was om achter [slachtoffer] op zijn knieën te zitten, zoals [slachtoffer] heeft verklaard. [10]
Overwegingen en oordeel
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank ziet – anders dan de raadsman heeft betoogd – geen reden om aan de juistheid en inhoud van de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en acht haar verklaring betrouwbaar. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] uitvoerig, gedetailleerd en consistent heeft verklaard over wat zich op 15 augustus 2022 heeft afgespeeld. Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in andere bewijsmiddelen. Zij heeft niet alleen tegenover getuigen onmiddellijk na hetgeen haar was overkomen verklaard dat verdachte haar heeft verkracht, ook hebben getuigen hebben [slachtoffer] direct na de vermeende verkrachting in een emotionele toestand aangetroffen en die waarneming is gepaard gegaan met waarnemingen over haar gesteldheid. Zo heeft [naam 1] verklaard dat zij op 15 augustus 2022 om 05:20 uur een bericht met de tekst ‘
help [naam 1]’ van [slachtoffer] ontvangen. Als [naam 1] haar kort daarna tegenkomt, ziet zij dat [slachtoffer] huilt en overstuur is. Ook [naam 3] ziet die nacht dat [slachtoffer] huilt en overstuur is. Verder heeft [naam 2] verklaard dat hij hoorde dat [slachtoffer] van slag was, toen zij hem diezelfde nacht belde en vertelde dat zij was verkracht door [verdachte] . De verklaring van [slachtoffer] vindt ook steun in de uitkomsten van het DNA-onderzoek. Het DNA van verdachte is op zowel de zijkanten van de tailleband als ter hoogte van het kruis van de string van [slachtoffer] aangetroffen, wat past bij de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar rokje en ondergoed heeft uitgetrokken. Tot slot volgt uit de bewijsmiddelen dat de blauwe plek op het rechter scheenbeen van [slachtoffer] volgens de forensisch arts door stoten kan zijn ontstaan, wat past bij de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar op de grond heeft geduwd.
Dwang
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] als uitgangspunt voor het bewijs nemen. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of [verdachte] [slachtoffer] opzettelijk heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen. De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet op de gedwongen seksuele handelingen wordt door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de aard van de handelingen het opzet op deze handelingen.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] het rokje en ondergoed van [slachtoffer] heeft uitgetrokken. [slachtoffer] had daarvoor meerdere keren haar rokje weer omhoog getrokken. [verdachte] heeft haar op haar knieën gedrukt en de kin van [slachtoffer] naar beneden gedrukt, waardoor hij zijn penis in haar mond kon brengen. [verdachte] heeft vervolgens zijn penis in de mond van [slachtoffer] heen en weer bewogen. [slachtoffer] verklaart dat zij af en toe een adempauze kreeg, waaruit de rechtbank afleidt dat zij gedurende deze handeling onvoldoende lucht kreeg. Daarna heeft [verdachte] [slachtoffer] met haar gezicht op de grond geduwd, waardoor zij met haar knieën en gezicht op de grond en met haar billen omhoog komt te liggen. Daarna hebben de verschillende seksuele handelingen plaatsgevonden, zoals hiervoor beschreven. Door deze handelingen te verrichten, heeft [verdachte] misbruik gemaakt van zijn fysieke overwicht en is hij voorbij gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet en weerstand van [slachtoffer] , zoals het huilen en haar herhaaldelijke vraag om te stoppen. Hiermee heeft [verdachte] door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] opzettelijk gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, zoals ten laste is gelegd.
[verdachte] ’s verklaring dat hij zich al deze feiten niet herinnert, los van de aannemelijkheid daarvan, doet aan het voorgaande niets af. Ook de verklaring van [verdachte] dat hij nog bezig was met een revalidatieproces na een auto-ongeluk en dat hij daardoor op 15 augustus 2022 nog niet op zijn knieën kon zitten en om die reden niet alle ten laste gelegde handelingen kan hebben verricht, is naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier en de behandeling op de zitting niet aannemelijk geworden, vooral ook nu deze verklaring van verdachte geen steun vindt in de door hem overlegde stukken van de fysiotherapeut.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 15 augustus 2022 te Lloret de Mar in Spanje, door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:- het brengen van zijn penis in de vagina, de anus en de mond van [slachtoffer] , en,- het brengen van zijn vinger in de anus van [slachtoffer] , en,- het uit elkaar trekken en houden van de billen van [slachtoffer] , en,- het likken van de anus van [slachtoffer] ,en bestaande dat geweld of die meerdere andere feitelijkheden hierin dat verdachte- het rokje en het ondergoed van [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en,- [slachtoffer] voorover heeft geduwd, en,- [slachtoffer] naar de grond heeft geduwd waardoor die [slachtoffer] op haar knieën terecht kwam, en,- het gezicht van [slachtoffer] heeft vastgepakt en de kin van [slachtoffer] naar beneden heeft gedrukt, waardoor de mond van die [slachtoffer] openging, en,- met kracht zijn penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en heen enweer heeft bewogen, waardoor die [slachtoffer] onvoldoende lucht kreeg, en,- vervolgens [slachtoffer] met haar gezicht op de grond heeft geduwd, en,- misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke overwicht op [slachtoffer] , en,- meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen vanverzet/weerstand van [slachtoffer] en aldus een bedreigende situatie voor [slachtoffer] heeft doen ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
verkrachting.

5.De strafbaarheid van [verdachte]

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot veertien maanden jeugddetentie met aftrek van het voorarrest, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft geëist dat aan het voorwaardelijk strafdeel, als bijzondere voorwaarde, een contactverbod met [slachtoffer] wordt gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de oplegging van de straf rekening te houden met het tijdsverloop sinds de pleegdatum en de jeugdige leeftijd van [verdachte] . Een jeugddetentie is na een tijdverloop van twee jaar niet meer te rechtvaardigen, zeker nu er na deze gebeurtenis geen incidenten meer zijn geweest. Oplegging van een contactverbod als bijzondere voorwaarde acht de raadsman niet nodig, omdat [verdachte] de afgelopen twee jaren op verzoek van [slachtoffer] geen contact met haar heeft opgenomen.,
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
[verdachte] heeft zich als 17-jarige schuldig gemaakt aan een verkrachting van zijn leeftijdsgenoot [slachtoffer] in het Spaanse Lloret de Mar. Dit heeft [verdachte] gedaan toen hij en [slachtoffer] na het uitgaan langs de openbare weg wandelden. [verdachte] heeft het rokje en ondergoed van [slachtoffer] naar beneden getrokken en haar naar de grond geduwd. Vervolgens heeft [verdachte] [slachtoffer] onderworpen aan allerlei seksuele handelingen verricht zoals eerder omschreven. [verdachte] heeft, ook door de omstandigheden waaronder dit gebeurde, met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Bovendien heeft [verdachte] het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had ernstig geschaad. Uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer] ter terechtzitting heeft voorgedragen, blijkt wat een traumatische ervaring dit voor haar is geweest en welke grote impact het op haar welzijn heeft gehad en nog steeds heeft. [verdachte] heeft niet nagedacht over de gevolgen voor [slachtoffer] , maar heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens. De rechtbank rekent dit alles [verdachte] zwaar aan.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 29 augustus 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 27 september 2024 en van wat [verdachte] op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verteld.
[verdachte] woont met zijn broertjes en zusjes bij zijn moeder. Hij werkt twee keer per week bij [bedrijf] van zijn oom. De Raad heeft gerapporteerd dat er weinig risicofactoren in het leven van [verdachte] zijn. De moeder van [verdachte] is erg betrokken. Zijn vader is overleden en als oudste zoon van het gezin neemt [verdachte] verantwoordelijkheid voor zijn jongere broertjes en zusjes. Hij helpt zijn moeder in de opvoeding en verzorging van zijn
broertjes en zusjes. De Raad ziet geen aanleiding tot het opleggen van een gedragsinterventie, een gedragsbeïnvloedende maatregel of bijzondere voorwaarden. De Raad acht het opleggen van jeugddetentie niet passend. Een jeugddetentie zou de bestaande beschermende factoren in het leven van [verdachte] doorkruisen, waardoor het risico op recidive vergroot zou worden. De Raad adviseert daarom de oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
De strafoplegging
Omdat [verdachte] ten tijde van het plegen van het feit minderjarig was, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. Bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan houdt de rechtbank vervolgens rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd en met de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd. Doorgaans wordt bij een verkrachting zoals in deze strafzaak aan de orde is een onvoorwaardelijke jeugddetentie als uitgangspunt genomen.
Taakstrafverbod
De rechtbank is zich ervan bewust dat het taakstrafverbod uit artikel 77ma Sr van toepassing is. Dit houdt kort gezegd in dat door de wetgever is bepaald dat bij de door verdachte gepleegde misdrijven geen taakstraf (werkstraf/leerstraf) kan worden opgelegd, tenzij ook jeugddetentie of een maatregel wordt opgelegd. In het geval van [verdachte] is geen maatregel geadviseerd. Het komt er dus op neer dat artikel 77ma Sr zou verplichten om [verdachte] te veroordelen tot onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank gaat dit niet doen. De rechtbank sluit zich aan bij de overwegingen uit het arrest van 22 juni 2022 van het Hof Den Bosch [11] en overweegt als volgt.
Het jeugdstrafrecht heeft een aparte positie in het strafrecht. Een belangrijk kenmerk is het pedagogische karakter ervan. Het doel van het jeugdstrafrecht is (her)opvoeding en resocialisatie. Het jeugdstrafrecht is steeds maatwerk, afhankelijk van de individuele situatie van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Toepassing van artikel 77ma Sr kan strijd opleveren met het bepaalde in artikel 37 lid 1 aanhef en onder b en artikel 40 lid 4 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (afgekort: IVRK). Volgens deze artikelen zijn Staten verplicht om vrijheidsbeneming slechts als uiterste maatregel te hanteren en dienen zij ervoor te zorgen dat de strafrechtelijke aanpak van minderjarigen hun welzijn niet schaadt en in de juiste verhouding staat tot zowel hun omstandigheden als het strafbare feit. Toepassing van artikel 77ma Sr kan ook strijd opleveren met het bepaalde in artikel 40 lid 1 van het IVRK. Op grond van deze bepaling dienen Staten minderjarigen die worden verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld ter zake van een strafbaar feit zo te behandelen dat dit hun herintegratie en opbouwende rol in de maatschappij bevordert.
De rechtbank is van oordeel dat onvoorwaardelijke jeugddetentie in deze zaak voor de hand liggend was gelet op de ernst van het feit. Gelet echter op het zeer grote tijdsverloop, de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het feit en het gegeven dat jeugddetentie dan vooral als vergelding zou worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat dit niet meer de juiste interventie is. Het jeugdstrafrecht is van toepassing en het bewezen verklaarde feit is meer dan twee jaar geleden gepleegd. [verdachte] heeft nadien geen strafbare feiten meer gepleegd. Volgens de Raad zijn er weinig risicofactoren. [verdachte] werkt een deel van de week en helpt zijn moeder volop bij de verzorging van zijn jongere broertjes en zusjes. Het opleggen van onvoorwaardelijke jeugddetentie zal deze positieve beschermende factoren in het leven van [verdachte] doorkruisen.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van een jaar. Als [verdachte] tijdens deze proeftijd opnieuw een strafbaar feit pleegt, moet hij alsnog naar de jeugdgevangenis. Daarnaast zal de rechtbank aan [verdachte] een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen, bestaande uit de maximale werkstraf voor een minderjarige van 200 uren. Nu [verdachte] sinds [slachtoffer] hem dat heeft gevraagd geen contact heeft gezocht met [slachtoffer] en hij ter zitting heeft verklaard dat hij dit in de toekomst ook niet zal doen, ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod met [slachtoffer] als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Omdat de rechtbank meer rekening houdt met het tijdsverloop sinds de pleegdatum en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] anders meeweegt, is de straf die de rechtbank aan [verdachte] oplegt lager dan de officier van justitie heeft gevorderd.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. Zij heeft de raadsvrouw mr. C.E. Jeekel gemachtigd om namens haar ter terechtzitting het woord te voeren. De benadeelde partij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 38.446,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde materiële schadevergoeding van € 20.626,60 bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten in de jaren 2022, 2023 en 2024: € 978,26.
  • eigen risico zorgverzekering: € 352,--;
  • kosten apotheek (slaapmedicatie/rustgevende tabletten): € 83,38;
  • kosten om [slachtoffer] (vervroegd) op te halen (kosten boot Vlieland-Harlingen):
€ 112,96;
- studievertraging van één jaar: € 19.100,--.
Ter vergoeding van een immateriële schadevergoeding wordt een bedrag van € 17.820,-- gevorderd en daarnaast wordt de wettelijke rente gevorderd. Tot en met 28 oktober 2024 is de wettelijke rente door mr. Jeekel berekend op een bedrag van € 2.084,--.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij in zijn geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak, heeft de raadsman verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] en een deel van de door de benadeelde partij gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
Materiële schade
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de gevorderde materiële schade het volgende voorop.
De Hoge Raad schrijft voor dat de strafrechter zich ervan moet vergewissen dat beide partijen (de benadeelde partij en de verdachte) in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de toewijsbaarheid van de vordering van de benadeelde partij genoegzaam naar voren te kunnen brengen. Partijen hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid, waardoor deze verplichting doorgaans geen zelfstandige aandacht (in de motivering) van de strafrechter vraagt. Dit kan onder omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld als het gaat om een substantiële vordering van complexe aard waarvan de omvang zich niet eenvoudig laat vaststellen.
In die gevallen kan het gaan om zeer hoge vorderingen waarvan de toewijzing en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingrijpende consequenties voor de verdachte kunnen hebben. In die gevallen mag van de strafrechter worden verwacht dat deze laat merken, te hebben beoordeeld of beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de (betwisting van de) toewijsbaarheid van die vordering genoegzaam naar voren te kunnen brengen, en, als dit aan de zijde van de verdachte niet zo is, of het eigen onderzoek van de rechter naar de toewijsbaarheid van de vordering daarvoor voldoende compensatie biedt. [12]
De rechtbank stelt vast dat het in deze zaak gaat om een substantiële vordering van complexe aard waarvan de omvang zich niet eenvoudig laat vaststellen. Toewijzing hiervan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zullen ingrijpende consequenties voor [verdachte] hebben. De rechtbank acht zich in deze zaak onvoldoende verzekerd dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de (betwisting van de) toewijsbaarheid van die vordering genoegzaam naar voren hebben kunnen brengen en heeft de vordering van de benadeelde partij daarom indringend beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat dit eigen onderzoek naar de toewijsbaarheid van de vordering in onderhavig geval voldoende compensatie als in voornoemde zin biedt. De rechtbank overweegt hierbij nog in het bijzonder dat het aan de benadeelde partij is om voldoende te stellen omtrent haar vordering. Gespecificeerd en voorzien van een deugdelijke onderbouwing zal de benadeelde partij moeten aangeven welke soorten schade zij door het bewezenverklaarde feit heeft geleden en tot welk bedrag zij daarvan vergoeding vordert.
Reiskosten in de jaren 2022, 2023 en 2024
Reiskosten Dimence
Op basis van de inhoud van de vordering van de benadeelde partij en de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen welke therapieën bij Dimence zijn gevolgd. Een onderbouwing waaruit volgt waar en wanneer de gezinstherapie en de individuele contacten bij Dimence hebben plaatsgevonden, ontbreekt. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadepost (€ 624,96) in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Reiskosten bloedpriklocaties
De benadeelde partij moet ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding wegens reiskosten naar de bloedpriklocaties, naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard. De noodzaak van het bloedprikken in relatie tot het bewezen verklaarde feit is onvoldoende gesteld en onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadepost (€ 49,20) in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Reiskosten Wijhe-Düsseldorf en de reiskosten Wijhe-Harlingen
Ten aanzien van de gevorderde schadepost die ziet op de reiskosten Wijhe-Düsseldorf en de reiskosten Wijhe-Harlingen, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Onvoldoende is gesteld en onderbouwd dat deze kosten specifiek te maken hebben met het bewezen verklaarde feit, in aanmerking genomen dat de kosten om [slachtoffer] op te halen van het vliegveld of terug te keren van vakantie mogelijk ook – maar dan op een later tijdstip - waren gemaakt als het bewezen verklaarde feit niet had plaatsgevonden. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadepost (€ 120,30) in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Overige materiële schadeposten
De rechtbank is van oordeel dat de overige materiële schadeposten, die overigens ook niet door de raadsman zijn betwist, voldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd en aannemelijk zijn. De gevorderde materiële schadeposten zijn dus toewijsbaar voor een bedrag van in totaal € 19.832,14 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 15 augustus 2023. Dat maakt dat de vordering voor het overige deel, te weten een bedrag van € 794,46, niet-ontvankelijk wordt verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op basis van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij in beperkte gevallen aanspraak maken op vergoeding van andere schade dan vermogensschade, zoals in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze, moet, voor zover hier van belang, sprake zijn van geestelijk letsel. Daarvan is hier sprake, zo volgt uit de ter onderbouwing overgelegde brief van de GZ-psycholoog van 15 juli 2024. Dit is ook door de verdediging niet betwist.
De rechtbank houdt bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag enerzijds rekening met de beschreven impact van de feiten en anderzijds met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend. De rechtbank acht op basis van de in deze strafzaak ter beoordeling voorliggende stukken en de onderbouwing daarvan een bedrag van € 7.500,-- aan smartengeld billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2023. Dat maakt dat de vordering voor dat deel wordt toegewezen en voor het overige deel, niet-ontvankelijk wordt verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.4
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien [verdachte] tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
De rechtbank ziet in de leeftijd van [verdachte] aanleiding om, voor het geval [verdachte] niet voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de op te leggen schadevergoedingsmaatregel, het aantal dagen gijzeling op nul te stellen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
verkrachting.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
zes maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als verdachte voor het einde van de
proeftijd van één jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
200 uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • wijstde vordering van
    de benadeelde partij [slachtoffer] toetot een bedrag van
    € 27.332,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2022 (bestaande uit € 19.832,14 materiële schade en € 7.500,-- immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nul, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Vijftigschild, voorzitter, mr. D.E. Schaap en
mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, allen ook kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. M.G. Drent, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, Team Zeden (ON), genaamd Sirion, met nummer ONRBC22053. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders is vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 31 augustus 2022, pagina’s 5 tot en met 12.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 28 juni 2023, pagina’s 58 tot en met 62.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 22 maart 2023, pagina’s 63 en 67.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , pagina’s 68 tot en met 74.
6.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, pagina’s 13 tot en met 16.
7.Het proces-verbaal vooronderzoek lab van 8 mei 2024, met proces-verbaalnummer PL0600-2022373354-25
8.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een TMFI-rapport van 28 juni 2024, opgemaakt door de forensisch DNA-deskundige drs. B.J. Blankers LLB.
9.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een TMFI-rapport van 13 oktober 2024, opgemaakt door de forensisch DNA-deskundige dr. M. Hidding.
10.De verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 14 oktober 2024.
11.Hof ’s-Hertogenbosch 22 juni 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2036.
12.HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:646.