17.1.In het verweerschrift heeft het college toegelicht dat de wegenstructuur op het [locatie 1] -terrein zelf fors overgedimensioneerd is en gericht is op grote voertuigen en intensiteiten vanuit zijn vroegere functie als het Holec- [locatie 1] -terrein. Daarnaast is voldoende ruimte aanwezig voor de verkeersstromen voor alle modaliteiten, omdat de ‘wegen’ op het terrein niet worden aangepast en slechts de rijbaan tussen de parkeerplaatsen komt te vervallen. De voorzieningenrechter kan het college hierin volgen.
Op de zitting hebben het college en Welbions daarnaast verduidelijkt dat de tourbussen op dit moment al gebruik maken van de achterzijde van het terrein om te keren.
18. Ten aanzien van de waterberging overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het college heeft in het verweerschrift en op de zitting nader toegelicht dat het verharde oppervlak door het project met ca. 250 m² afneemt. Daarnaast heeft het college toegelicht dat de infiltratiekratten die worden verwijderd elders op het terrein – tussen de te realiseren flexwoningen en het daarachter gelegen bestaande pand – worden teruggebracht en dat daarmee de waterberging niet afneemt. Ook bij het realiseren van de nieuwe parkeergebieden op het terrein – waardoor de verharding aldaar zal toenemen – zal 15,6 m³ hemelwaterberging worden gerealiseerd in de fundering. Verder heeft het college toegelicht dat het weliswaar afwijkt van zijn beleid op dit punt, maar dat de achterliggende gedachte van het beleid is dat verharding die erbij komt, wordt gecompenseerd. Dat is in dit geval niet aan de orde, omdat het terrein waar de flexwoningen zullen komen ook nu al verhard is. Ook is hierbij van belang dat sprake is van een tijdelijke omgevingsvergunning. Het waterplan bij het verweerschrift zal daarnaast als voorwaarde aan de vergunning worden verbonden. De voorzieningenrechter acht deze motivering vooralsnog voldoende.
19. Verzoekers hebben aangevoerd dat het project in strijd is met de Omgevingsvisie, omdat – kort samengevat – het project niet bruisend maar naar binnen gericht is, geen sprake is van wonen op een verdieping en geen aandacht wordt gegeven aan de bestaande cultuurhistorische waarden die rondom het project aanwezig zijn.
20. In de Omgevingsvisie ‘Het Hart van [plaats] ’ is – voor zover relevant - uiteengezet dat [plaats] een stedelijke schaalsprong wenst te maken, waarbij onder meer het gebied [locatie 2] (waaronder het [locatie 1] -terrein valt) is aangewezen.Verder volgt uit de visie dat de ‘[plaats] magneet’ (waarvan het [locatie 1] -terrein onderdeel is), een bruisend, inspirerend en aangenaam centrumgebied dient te zijn, met een mix van ontmoeten, ontspannen, ondernemen, werken, wonen verblijven en leren. Daarnaast wordt vermeld dat in de magneet veel mensen boven de winkels en voorzieningen wonen.Het [locatie 1] -terrein heeft de functie innovatieve leer- en werkplaats, waarbij het complex zich ontwikkelt tot een creatieve fabriek en het accent ook ligt op de creatieve sector.
21. Het college heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat in de Omgevingsvisie is vermeld dat het accent bij het [locatie 1] -terrein weliswaar ligt op de creatieve sector, maar dat dit de ontwikkeling van het project niet uitsluit. Het college heeft erop gewezen dat – hoewel de Omgevingsvisie op dit punt scherper geformuleerd had kunnen worden – het [locatie 1] -terrein ook bedoeld is om te wonen. Dit voert het college terug op feit dat het terrein valt onder de [plaats] magneet, waarbij bruisend wonen hoort en het feit dat het gebied waaronder het [locatie 1] -terrein valt, in de Omgevingsvisie is aangewezen als gebied om de schaalsprong naar 100.000 inwoners te maken. Verder wijst het college erop dat er op dit moment (landelijk) een grote behoefte bestaat aan het realiseren van woningen voor statushouders en reguliere woningzoekenden en dat het hier gaat om een tijdelijk plan voor de duur van 10 jaar. Daarmee staat het project de doelen op de lange termijn niet in de weg.
22. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college in beginsel gebonden is aan wat in de Omgevingsvisie is geschreven, maar daar onder omstandigheden wel gemotiveerd van af kan wijken. Het college heeft enerzijds gesteld dat het project niet in strijd is met de Omgevingsvisie, maar doet anderzijds een beroep op de woningnood en de tijdelijkheid van de omgevingsvergunning waarmee hij lijkt te insinueren dat gemotiveerd wordt afgeweken van de Omgevingsvisie. In bezwaar zal het college zijn standpunt nader moeten verduidelijken. In deze onduidelijkheid is echter geen reden gelegen om het besluit nu te schorsen. Als het al zo is dat het project in strijd is met bepaalde delen van de Omgevingsvisie, dan is voldoende gemotiveerd waarom het college desondanks in dit specifieke geval tot verlening van de vergunning is overgegaan.
21. Voor zover verzoekers hebben aangevoerd dat er andere uitstekende locaties voor het project beschikbaar zijn, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdelinggeldt dat als een project op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven alleen dan tot het onthouden van medewerking dwingt, indien op voorhand duidelijk is dat door de verwezenlijking van één of meerdere alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college in het verweerschrift, de bijlage ‘verkenning potentiële locaties tijdelijke modulaire woningen Rijkvastgoedbedrijf’ en op de zitting voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van een gelijkwaardig alternatief met aanmerkelijk minder bezwaren.
Conclusie evenwichtige toedeling van functies aan locaties
22. De bezwaargronden hebben naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, mede gelet op wat het college in deze procedure ter nadere toelichting naar voren heeft gebracht geen redelijke kans van slagen in die zin dat het besluit van het college na heroverweging in bezwaar in de kern niet in stand kan blijven. Het college heeft zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
23. Verzoekers hebben in hun bezwaarschrift nog gronden naar voren gebracht ten aanzien van de onderliggende onderzoeken en praktische bezwaren. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel – mede gelet op wat het college in het verweerschrift heeft toegelicht – dat er geen reden is om aan te nemen dat de kern van het bestreden besluit in bezwaar op grond daarvan niet in stand zal blijven.