ECLI:NL:RBOVE:2024:4992

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
ak_23_1970
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor aanleggen van bos; beoordeling van belanghebbendheid en advies monumentencommissie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het aanleggen van 0,5 hectare bos. Het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland had op 26 april 2023 een omgevingsvergunning verleend aan een derde belanghebbende. Eisers, bestaande uit drie groepen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft hen niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen belanghebbenden zouden zijn. De rechtbank heeft de zaak op 15 augustus 2024 behandeld, waarbij eisers 1, 3 en 5 aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

De rechtbank heeft beoordeeld of het college terecht de bezwaren van eisers 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank concludeert dat de afstand tussen de percelen van eisers 1 en 2 en het perceel waarvoor de vergunning is verleend meer dan 220 meter bedraagt, en dat er geen zicht is op het perceel. Hierdoor zijn de gevolgen voor eisers dermate gering dat zij geen persoonlijk belang hebben bij het besluit. De rechtbank heeft ook de inhoudelijke gronden van eisers 3 beoordeeld en geconcludeerd dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft verleend.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het college zich op het advies van de monumentencommissie heeft mogen baseren. Eisers hebben geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van dit advies aangedragen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat het college de bezwaren van eisers 1 en 2 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en de omgevingsvergunning voor het aanplanten van bos terecht heeft verleend. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1970

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], te [woonplaats 1], eisers 1

[eiser 3] en [eiser 4], te [woonplaats 2], eisers 2
[eiser 5] en [eiser 6], te [woonplaats 3], eisers 3
en

het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland, het college

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. Bij besluit van 26 april 2023 heeft het college aan een derde belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van 0,5 hectare bos op het perceel achter de [adres].
1.1.
Tegen dit besluit hebben eisers op 23 mei 2023 bezwaar gemaakt.
1.2.
Met twee bestreden besluiten van 14 september 2023 heeft het college eisers 1 en 2 niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar omdat zij geen belanghebbende zijn bij het besluit. Het bezwaar van eisers 3 heeft het college bij een besluit van eveneens 14 september 2023 ongegrond verklaard, onder aanvulling van de motivering, inhoudende dat de aanvraag niet enkel is getoetst aan artikel 5.6 van het geldende bestemmingsplan, maar ook aan de artikelen 32 en 43.2 van de planvoorschriften.
1.3.
Tegen het besluit van 14 september 2023 hebben eisers gezamenlijk beroep ingesteld bij de rechtbank. Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De derde belanghebbende heeft niet voor het sluiten van het onderzoek gereageerd op de gegeven mogelijkheid als partij aan het geschil deel te nemen.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1], [eiser 3], [eiser 5] en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 9 augustus 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het planten van 1.250 bomen op twee percelen achter de [adres]. Bij besluit van 7 april 2022 heeft het college het besluit van 9 augustus 2021 herroepen, omdat de aangevraagde activiteit in strijd was met de beoordelingscriteria van het geldende bestemmingsplan. Zo bleek uit een advies van de welstands- en monumentencommissie dat het aanplanten van bosschage op het zuidelijk gelegen perceel niet paste binnen de karakteristieken van het landschap en dat er gebruik werd gemaakt van niet-streekeigen beplanting.
3. Op 28 maart 2023 heeft het college opnieuw een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het aanleggen van 0,5 hectare bos op het perceel achter de [adres]. In afwijking op de in 2021 ingediende aanvraag is er enkel beplanting aangevraagd van het noordelijk gelegen perceel en is er enkel streekeigen beplanting aangevraagd.
4. Hierna verliep de procedure zoals aangegeven onder het kopje ‘Inleiding’.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college terecht de bezwaarschriften van eisers 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook beoordeelt de rechtbank of het college de omgevingsvergunning voor het aanplanten van 0,5 hectare bos achter de [adres] terecht heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
6. De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
7. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
8. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 28 maart 2023. Dat betekent dat in dit geval het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
9. Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage die onderdeel van deze uitspraak uitmaakt.
De ontvankelijkheid
10. Eisers 1 en 2 voeren aan dat het college hen ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt bij het besluit. De verleende omgevingsvergunning wijzigt namelijk de aard en structuur van de inrichting van het plangebied waar eisers wonen. De aantasting van het open landschap en de daarin aanwezige flora en fauna is een ingrijpende wijziging waar alle omwonenden, ongeacht of er zicht is op het perceel, impact van ondervinden.
10.1.
Volgens artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit, tenzij die gevolgen geen gevolgen van enige betekenis zijn. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. [1]
10.2.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht eisers 1 en 2 niet als belanghebbende in de zin van de Awb heeft aangemerkt. De afstand tussen de percelen van eisers 1 en 2 en het betreffende perceel waarvoor de omgevingsvergunning voor het aanplanten van 0,5 hectare bos is verleend bedraagt meer dan 220 meter. Bovendien zijn er bebouwing en bomen aanwezig tussen de percelen. Eisers 1 en 2 hebben geen zicht op het perceel. Voor zover eisers 1 en 2 al feitelijke gevolgen ondervinden in de vorm van de door hun gestelde planologische verandering of aantasting van de omgeving en de daarin aanwezige flora en fauna, zijn dat geen gevolgen van enige betekenis, omdat de gevolgen van de activiteit voor eisers dermate gering zijn dat zij geen persoonlijk belang hebben bij het besluit.
10.3.
Het college heeft gelet op het voorgaande de bezwaren van eisers 1 en 2 terecht niet-ontvankelijk verklaard.
10.4.
De rechtbank zal hierna het beroep van eisers 3 inhoudelijk behandelen.
Het toetsingskader
11. De aanvraag ziet op het aanplanten van 0,5 hectare bos op een perceel achter de [adres]. De aanvraag ziet daarmee op de activiteit ‘uitvoeren van een werk’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo.
11.1.
Uit artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo volgt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitvoeren van een werk’ alleen maar is vereist in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan is bepaald. Voor een dergelijke vergunning (hierna genoemd: de aanlegvergunning) geldt op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo een limitatief-imperatief stelsel. De aanlegvergunning mag alleen worden geweigerd als de werkzaamheid in strijd is met de bestemmingsplanregels. Binnen dit toetsingskader is er geen ruimte om de omgevingsvergunning op andere gronden te weigeren en is er evenmin ruimte voor een belangenafweging of een toetsing aan alternatieven. Uit de systematiek van de wet volgt dat deze afweging reeds wordt geacht plaats te hebben gevonden in het bestemmingsplan op grond waarvan de ontwikkeling (bestemming) is toegestaan. [2]
11.2.
Bovenstaande houdt in dat de rechtbank de verleende omgevingsvergunning enkel kan toetsen aan de relevante bepalingen van het bestemmingsplan ‘Giethoorn’. De beroepsgronden van eisers die zien op toetsing aan de Wet natuurbescherming (Wnb), het provinciaal beleid ten aanzien van natuurbehoud of gronden die zien op een belangenafweging zal de rechtbank onbesproken laten omdat die buiten het toetsingskader van de rechtbank vallen.
Het advies van de monumentencommissie
12. Volgens artikel 32.4.4 van het geldende bestemmingsplan wordt, alvorens een aanlegvergunning wordt verleend zoals bedoeld in artikel 32.4.1, sub b, door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij monumentencommissie. De monumentencommissie toetst de aanvraag vervolgens aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden uit het bestemmingsplan en adviseert het college over de aanvraag.
12.1.
Eisers stellen zich op het standpunt dat het advies van de monumentencommissie niet voldoende is onderbouwd. De monumentencommissie gaat niet in op de gevolgen voor flora en fauna en onderkent niet dat de bosschages die aanwezig en passend zijn in het landschap, van nature aanwezige bosschages zijn. De aanvraag ziet op het planten van een productiebosje. Dit is volgens eisers niet passend in het landschap, en doet zelfs afbreuk aan de cultuurhistorische waarde van het gebied.
12.2.
De rechtbank overweegt dat de monumentencommissie een onafhankelijke en onpartijdige deskundige is. Volgens vaste rechtspraak mag het bestuursorgaan op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een advies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [3]
12.3.
In het advies toetst de monumentencommissie of de aanvraag past in de omgeving, gelet op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden uit het bestemmingsplan. De rechtbank is van oordeel dat eisers geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. Eisers hebben ook geen tegenadvies overgelegd van een onafhankelijke deskundige. De argumenten die eisers verder hebben aangedragen zijn onvoldoende om tot de conclusie te komen dat het advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen.
12.4.
Gelet op het voorgaande heeft het college het advies van de monumentencommissie ten grondslag mogen leggen aan de verlening van de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub b, van de Wabo.

Conclusie en gevolgen

13. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het college terecht de bezwaren van eisers 1 en 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook heeft het college terecht de omgevingsvergunning voor het aanplanten van 0,5 hectare bos achter de [adres] verleend. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
(…)
Bestemmingsplan ‘Giethoorn’

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1.1 Algemeen
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(…)
f. het realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties;
5.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:
(…)
j. zaaien of inplanten van bomen en andere houtopstanden;

Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie Beulakerweg

32.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Beulakerweg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met de monumenten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.
32.1.2 Waarden
De waarden komen als volgt tot uitdrukking:
a. afwisselend open en meer gesloten bebouwingslint met een lange smalle opstrekkende verkaveling.
b. verspringingen in de voorgevelrooilijn.
c. de hoofdbebouwing op de weg georiënteerd.
d. bebouwing is over het algemeen vrijstaand en opgebouwd uit 1 bouwlaag met kap.
e. de voorgevel is over het algemeen verticaal ingedeeld.
f. bijgebouwen zijn ten opzichte van het hoofdgebouw zodanig gesitueerd dat hoofdgebouw en. bijgebouwen met elkaar een samenhangend geheel vormen, waarbij de bijgebouwen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw zijn gesitueerd.
32.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Beulakerweg' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:
a. het ophogen, egaliseren, ontginnen of afgraven van gronden;
b. het planten, vellen, rooien of verwijderen van bomen, groenstructuren, hagen of andere karakteristieke beplanten dan wel het verrichten van werkzaamheden die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van deze beplanting tot gevolg kunnen hebben;
(…)
32.4.3 Toepassingscriteria
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 32.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 32.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
32.4.4 Advies
Alvorens een omgevingsvergunning voor de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 32.4.1, sub a. tot en met e. te verlenen wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie en voor wat betreft de werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 32.4.1, sub c. tevens bij het bevoegde waterschapsgezag.

Artikel 43 Algemene aanduidingsregels

43.2 '
overige zone - cultuurhistorie Beulakerweg'
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorie Beulakerweg' zijn de gronden mede bedoeld voor behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, zoals dit nader tot uitdrukking komt in artikel 32.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:4007.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:2379.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:222.