ECLI:NL:RBOVE:2024:4953

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
24_2635
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging garantiebedrag Wajong en evenredigheidsbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedaan op 24 september 2024, is het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar garantiebedrag op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ongegrond verklaard. Eiseres, die sinds 2006 een Wajong-uitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om haar garantiebedrag per 1 november 2023 te beëindigen, omdat zij gedurende een aaneengesloten periode van een jaar geen inkomsten had. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inderdaad geen inkomsten heeft gehad van 24 juli 2022 tot 24 juli 2023, en dat het UWV terecht heeft besloten het garantiebedrag te beëindigen. Eiseres voerde aan dat bijzondere omstandigheden, zoals stressklachten door een geschil met haar werkgever, haar hebben belet om binnen de gestelde termijn een nieuwe baan te vinden. De rechtbank oordeelde echter dat de strikte toepassing van de wet in haar geval niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, ondanks de aanzienlijke inkomensachteruitgang die eiseres ondervond. De rechtbank benadrukte dat de wetgever bij de totstandkoming van de Wajong rekening heeft gehouden met de kwetsbaarheid van Wajongers, maar dat de specifieke omstandigheden van eiseres niet voldoende waren om van de wettelijke bepalingen af te wijken. De rechtbank concludeerde dat het UWV op juiste wijze heeft gehandeld en dat eiseres geen recht meer had op het garantiebedrag, waardoor haar beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2635

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. K. Aslan,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV),
gemachtigde: [gemachtigde].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het beëindigen van haar garantiebedrag op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Met het besluit van 7 november 2023 heeft het UWV het garantiebedrag van eiseres vanaf 1 november 2023 beëindigd, zodat haar Wajong-uitkering lager wordt. Met het bestreden besluit van 5 april 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de echtgenoot van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV het garantiebedrag van eiseres vanaf
1 november 2023 terecht heeft beëindigd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1988. Zij ontvangt vanaf [geboortedatum] 2006 een Wajong-uitkering.
4.2.
Met een brief van 20 oktober 2020 heeft het UWV eiseres gemeld dat de regels van de Wajong vanaf 1 januari 2021 veranderen en uitleg gegeven over het garantiebedrag. Met een besluit van 23 februari 2021 heeft het UWV het garantiebedrag voor eiseres vanaf
1 januari 2021 vastgesteld. In het besluit heeft het UWV ook informatie gegeven over de regels voor het garantiebedrag. In de brief van 20 oktober 2020 en in het besluit van
23 februari 2021 staat onder meer dat de garantie vervalt als eiseres gedurende één jaar geen inkomsten heeft.
4.3.
Eiseres heeft vanaf 4 april 2011 tot en met 24 juli 2022 gewerkt bij [bedrijf] B.V. (Jumbo). Met deze werkgever is een geschil ontstaan over de loonwaarde van eiseres. De rechter heeft eiseres in dit geschil gelijk gegeven. Het UWV heeft eiseres, nadat zij in juli 2022 werkloos is geworden, even de tijd gegeven om tot rust te komen. Op
8 november 2022 heeft eiseres een gesprek gehad met een adviseur werk van het UWV over re-integratie en het vinden van passend werk. Afgesproken is dat eiseres deelneemt aan een traject naar werk, dat zes maanden duurt en 26 uur aan begeleiding inhoudt.
4.4.
Op 31 juli 2023 heeft de contactpersoon van het re-integratiebedrijf dat eiseres begeleidde telefonisch contact gezocht met het UWV, omdat zij heeft gehoord dat de periode voor het garantiebedrag wordt aangepast. Een klantadviseur van het UWV heeft uitgelegd dat de periode van het garantiebedrag tijdelijk wordt aangepast, omdat het door de coronacrisis moeilijker is om een baan te vinden. De klantadviseur heeft toegelicht dat als voor eiseres in 2021 het garantiebedrag gold, dit voor haar blijft gelden tot en met
31 december 2022. Dit betekent dat eiseres langer de tijd heeft om een nieuwe baan te vinden als zij in 2021 haar baan is kwijtgeraakt. De medewerker van het UWV heeft ook gemeld dat als eiseres in 2022 haar baan is kwijtgeraakt, weer geldt dat haar garantiebedrag na twaalf maanden vervalt.
4.5.
Vanaf 4 september 2023 werkt eiseres bij Action Nederland B.V. (de Action).
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
5.1.
Het UWV heeft het garantiebedrag van eiseres vanaf 1 november 2023 beëindigd omdat zij daar vanaf 24 juli 2023 geen recht meer op heeft. Vanaf die datum heeft eiseres naast haar Wajong-uitkering langer dan één jaar geen andere inkomsten gehad.
5.2.
Het UWV mag de reden van het niet hebben van inkomsten en de inspanningen van eiseres om een baan te vinden niet bij de besluitvorming betrekken. Ook de toestemming voor drie maanden rust van de arbeidsdeskundige betekent volgens het UWV niet dat de periode van een jaar wordt verlengd. Deze periode van rust betekent alleen dat zij deze drie maanden niet verplicht is om re-integratieactiviteiten uit te voeren. Het UWV wijst erop dat over het garantiebedrag geen toezeggingen van de arbeidsdeskundige zijn gevonden. Het UWV stelt dat de Wajong geen ruimte biedt om de forse inkomstenachteruitgang van eiseres op te vangen.
Standpunt eiseres
6. Eiseres stelt dat het klopt dat zij strikt genomen op grond van artikel 8:8 van de Wajong geen recht meer heeft op het garantiebedrag, omdat zij, gedurende een aaneengesloten periode van één jaar geen inkomen heeft genoten. Maar zij stelt zich op het standpunt dat van die wettelijke bepaling moet worden afgeweken en dat zij toch recht heeft op haar garantiebedrag. Eiseres voert aan dat zij in verband met een bijzondere omstandigheid niet in staat is geweest om binnen twaalf maanden na uitdiensttreding elders inkomen uit arbeid te genereren. Deze bijzondere omstandigheid maakt dat het toepassen van de wettelijke termijn van twaalf maanden onnodig belastend is voor eiseres en daarmee tot een onevenredige uitkomst leidt. Dit betekent volgens eiseres dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres verwijst naar rechtspraak. [1] Tijdens de zitting heeft eiseres ook gesteld dat de wetgever er bij de totstandkoming van de Wajong geen rekening mee heeft gehouden dat het UWV eraan kan bijdragen dat de termijn van twaalf maanden wordt overschreden. Eiseres heeft erop gewezen dat het UWV een aandeel heeft in het ontstaan van deze situatie.
6.1.
Het geschil met haar werkgever en de rechtszaak daarover hebben bij eiseres geleid tot stressklachten. Zij heeft dit onderbouwd met een brief van 27 juni 2022 van de bedrijfsarts en informatie van haar huisarts. Van een arbeidsdeskundige van het UWV heeft eiseres drie maanden de tijd gekregen om tot rust te komen. In die periode had eiseres geen sollicitatie- en arbeidsverplichtingen. Na het verstrijken van de periode van drie maanden heeft eiseres op 8 november 2022 een gesprek gehad met een werkadviseur van het UWV en is zij direct aan de slag gegaan met de zoektocht naar een baan. Eiseres heeft uiteindelijk ook daadwerkelijk werk kunnen vinden. Sinds 4 september 2023, dus dertien maanden na haar uitdiensttreding bij de Jumbo, werkt eiseres bij de Action.
6.2.
Eiseres is ervan uitgegaan dat de door de arbeidsdeskundige toegestane rustperiode van drie maanden niet zou meetellen voor de periode van twaalf maanden waarbinnen zij weer aan het werk zou moeten gaan om haar garantiebedrag te kunnen behouden. Eiseres wijst erop dat noch de arbeidsdeskundige noch de werkadviseur eiseres erop heeft geattendeerd dat zij binnen twaalf maanden aan de slag zou moeten gaan om haar garantiebedrag te kunnen behouden. Als de werkadviseur eiseres hierover had geïnformeerd, had zij anders gehandeld en had zij in overleg en samenwerking met de werkadviseur getracht om binnen die twaalf maanden inkomen uit arbeid te genereren. Dat de werkadviseur eiseres hierover niet heeft voorgelicht heeft grote financiële gevolgen voor haar.
6.3.
Eiseres heeft ook een re-integratieplan van 14 februari 2023 overgelegd, waarin is vermeld dat eiseres negen maanden de tijd heeft om weer een passende baan te vinden. Gelet op deze mededeling ging eiseres ervan uit dat zij in ieder geval tot november 2023 de tijd had voor het vinden van een nieuwe baan en dat zij zo haar garantiebedrag zou kunnen behouden.
Reactie UWV
7. Uit het verweerschrift blijkt dat het UWV bij zijn standpunt blijft.
7.1.
Volgens het UWV heeft hij eiseres er voldoende op gewezen dat het garantiebedrag wordt beëindigd als zij langer dan één jaar naast haar Wajong-uitkering geen andere inkomsten heeft gehad. Het UWV heeft eiseres nimmer meegedeeld of bij haar de verwachting gewekt dat de termijn van een jaar met drie maanden zou worden opgeschort. Het UWV heeft haar juist een aantal malen duidelijk meegedeeld dat de garantie vervalt als zij gedurende één jaar geen inkomsten heeft.
7.2.
Verder is het UWV van mening dat het bestreden besluit niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Wajong is een wet in formele zin en artikel 8:8 van de Wajong is een bepaling van dwingendrechtelijke aard. Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan van een wet in formele zin alleen worden afgeweken vanwege omstandigheden waar de wetgever niet bij stil heeft gestaan en die dus niet zijn verdisconteerd in de wet. Het UWV is van mening dat hij in de situatie van eiseres terecht niet is afgeweken van artikel 8:8, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wajong. Uit de wetsgeschiedenis blijkt volgens het UWV dat de persoonlijke omstandigheden volgens de wetgever geen aanleiding kunnen geven tot een verlenging van de garantieperiode van een jaar. De wetgever is namelijk van mening dat een wijziging van de persoonlijke omstandigheden los staat van de maatregelen in de Wet vereenvoudiging Wajong, omdat deze wet niet is bedoeld om mogelijke toekomstige inkomensdalingen als gevolg van baanverlies, baanwisseling of ziekte op te vangen. Een van de maatregelen in deze wet is het garantiebedrag. Het UWV is van mening dat het bestreden besluit overeenkomstig de bedoeling van de wetgever is en dat artikel 8:8 van de Wajong niet onbedoeld of onvoorzien nadelig voor eiseres uitpakt. Voor dit standpunt vindt het UWV steun in rechtspraak [2] .
7.3.
Het UWV vindt het bestreden besluit evenwichtig. Het UWV heeft eiseres diverse malen op de duur van de garantie gewezen. Uit het telefonisch contact met het UWV blijkt dat eiseres wist dat de periode een jaar was. De werkadviseur heeft eiseres laten weten dat de periode van een jaar niet wordt opgeschort. Als eiseres hierover onzeker was, had zij hierover bij het UWV nadere informatie kunnen inwinnen. Het UWV wijst erop dat eiseres gedurende drie maanden niet hoefde te solliciteren, maar dit wel mocht doen. Na die drie maanden had eiseres nog negen maanden om een baan te vinden en de situatie op de arbeidsmarkt was gunstig voor eiseres. Dat eiseres langer dan een jaar niet heeft gewerkt komt naar het oordeel van het UWV voor haar risico.
Overwegingen van de rechtbank
Beoordelingskader
8.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8.2.
Artikel 8:8, vierde en vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wajong bepaalt dat het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ter hoogte van het garantiebedrag niet langer geldt, indien gedurende een aaneengesloten periode van een jaar door de jonggehandicapte geen inkomen is genoten.
8.3.
Niet in geschil is dat eiseres gedurende de aaneengesloten periode van het jaar van
24 juli 2022 tot 24 juli 2023 naast haar Wajong-uitkering geen inkomsten heeft gehad. Het geschil spitst zich toe op de vraag of toepassing van artikel 8:8, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wajong achterwege moet blijven, omdat dit zou leiden tot strijd met het evenredigheidsbeginsel.
8.4.
Onder verwijzing naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken [3] overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak staat het toetsingsverbod uit artikel 120 van de Grondwet eraan in de weg dat een (bepaling in een) wet in formele zin wordt getoetst aan algemene rechtsbeginselen en brengt dit verder mee dat de rechter niet mag treden in de belangenafweging die de wetgever heeft verricht of geacht moet worden te hebben verricht. Dit neemt niet weg dat indien sprake is van bijzondere omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, dit aanleiding kan geven tot een andere uitkomst dan waartoe strikte toepassing van de wet leidt. Dit is het geval indien (1) niet verdisconteerde omstandigheden die strikte toepassing (2) zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Deze bijzondere omstandigheden kunnen slechts bij hoge uitzondering worden aangenomen. [4]
(1) Niet verdisconteerde omstandigheden
8.5.
De rechtbank gaat eerst in op de vraag of de wetgever bij de totstandkoming van artikel 8:8, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wajong rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat bijzondere omstandigheden, zoals die van eiseres, leiden tot overschrijding van het jaar waarin geen inkomsten worden verworven. Het gaat hierbij om het geschil met de Jumbo, dat heeft geleid tot stress bij eiseres, waardoor zij niet meteen na het werkloos worden op zoek kon naar ander werk, en de omstandigheid dat eiseres - naar zij stelt door toedoen van het UWV - niet heeft begrepen dat haar garantiebedrag zou vervallen als zij op 23 juli 2023 nog geen werk had gevonden.
8.5.1.
Uit een document over de totstandkoming van deze bepaling [5] blijkt dat de regering eerst had voorgesteld het garantiebedrag te laten vervallen indien de jonggehandicapte gedurende een aaneengesloten periode van twee maanden geen inkomen heeft genoten. De door de regering voorgestelde termijn van twee maanden is door een amendement verlengd naar één jaar. [6] Daarbij is erop gewezen dat Wajongers met arbeidsvermogen een kwetsbare doelgroep vormen, waarbij slechts ongeveer 20 procent binnen twee maanden weer aan het werk komt. In documenten [7] heeft de regering toegelicht dat de reden om de termijn waarin het recht op het garantiebedrag kan herleven te beperken en niet verder uit te breiden, is om verschillen tussen Wajongers die wel en Wajongers die geen werk hebben op het moment van inwerkingtreding van de wet te voorkomen. Ook voor reguliere werknemers geldt dat bij verlies van een baan het inkomen daalt (eerst een WW-uitkering en vervolgens afhankelijk van de partnerinkomens- en vermogenstoets bijstand) en er geen zekerheid geboden wordt dat bij een nieuwe baan het salaris ten opzichte van het oude salaris tenminste gelijk is. In een van de documenten [8] is het overgangsregime met het garantiebedrag nader toegelicht. Daar is het volgende vermeld. ‘Door het instellen van het garantiebedrag gaan Wajongers bij inwerkingtreding van de wetswijzigingen er in totaalinkomen niet op achteruit. Een Wajonger blijft aanspraak maken op het garantiebedrag als hij of zij blijft werken in dezelfde baan met hetzelfde aantal uren of meer uren. Ook als de Wajonger wisselt van baan en de tussenliggende periode minder dan twaalf maanden is, blijft hij aanspraak maken op het garantiebedrag op het moment dat hij of zij weer aan het werk gaat en de uitkering onder de nieuwe regels lager is dan het garantiebedrag. Als de Wajonger zijn baan verliest, dan valt hij net als in de huidige situatie na een periode waarbij het inkomen uit WW-uitkering wordt verrekend, terug op de basisuitkering van 70 procent van het wettelijk minimumloon. Deze inkomensachteruitgang wordt veroorzaakt door het verlies van werk. De termijn waarbinnen het garantiebedrag kan herleven bij aanvang van een nieuwe dienstbetrekking is afhankelijk van de hoogte van de WW-uitkering. Als de uitkering op basis van de nieuwe regels met een lager inkomen vanwege WW hoger wordt dan het garantiebedrag, vervalt na een jaar het recht op herleven van dit garantiebedrag. Als de uitkering op basis van de nieuwe regels echter lager blijft dan het garantiebedrag, blijft de uitkering ter hoogte van dit garantiebedrag. Als het vervolgens niet lukt om binnen twaalf maanden na einde WW opnieuw aan de slag te gaan, maar op een later tijdstip wel, dan gelden de nieuwe regels voor inkomensondersteuning. Het recht op het garantiebedrag herleeft dan niet meer. In hoeverre iemand beter of slechter af is, blijft afhankelijk van de nieuwe dienstbetrekking en het bijbehorende functieloon.’
8.5.2.
Hieruit kan worden afgeleid dat de wetgever zich er bij de totstandkoming van artikel 8:8, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Wajong van bewust is geweest dat het voor Wajongers met arbeidsvermogen moeilijk(er) kan zijn om snel weer aan het werk te komen. Juist daarom is de termijn verlengd van twee naar twaalf maanden. Hoewel de wetgever de onder 8.5 genoemde specifieke omstandigheden niet expliciet heeft genoemd, kan niet worden gezegd dat hier sprake is van niet verdisconteerde omstandigheden in de afweging van de wetgever, zoals bedoeld onder 8.4. De wetgever heeft er immers wel bij stilgestaan dat, als het niet lukt om binnen twaalf maanden opnieuw aan de slag te gaan, maar op een later tijdstip wel, de nieuwe regels voor inkomensondersteuning gelden. Dat dit kan leiden tot een inkomensterugval is de wetgever ook niet ontgaan. Voor contra legem-toepassing is daarom geen plaats.
Het aandeel van het UWV
8.6.
De stelling van eiseres dat het aan het UWV te wijten is dat zij niet heeft begrepen dat de termijn van twaalf maanden eindigde op 23 juli 2023, maakt het voorgaande niet anders. Nog afgezien van de vraag welke betekenis verwijtbaarheid aan de kant van het UWV zou hebben in dit kader, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het UWV haar onvoldoende heeft geïnformeerd.
8.6.1.
Het UWV heeft eiseres in de brief van 20 oktober 2020 en in het besluit van
23 februari 2021 laten weten dat de garantie vervalt als zij gedurende één jaar geen inkomsten heeft. Daarnaast heeft het UWV gesteld dat de werkadviseur op 9 februari 2023 met eiseres heeft gesproken over het feit dat zij op tijd werk moet vinden in verband met het garantiebedrag. Eiseres heeft dit niet weersproken.
8.6.2.
Dat eiseres gedurende de eerste drie maanden na haar ontslag niet verplicht was om re-integratieactiviteiten te verrichten maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij ervan uit mocht gaan dat de termijn waarbinnen het garantiebedrag zou vervallen met drie maanden zou worden verlengd. Daarbij acht de rechtbank van betekenis dat uit het dossier niet blijkt dat hierover toezeggingen zijn gedaan.
8.6.3.
Ook het feit dat in het re-integratieplan van 14 februari 2023 staat dat eiseres binnen het traject negen maanden de tijd krijgt om weer een passende baan te vinden, betekent niet dat eiseres er zonder meer vanuit kon gaan dat haar garantiebedrag pas negen maanden nadien zou vervallen. Zoals het UWV tijdens de zitting heeft uitgelegd, staat dit traject los van de termijn die geldt voor het garantiebedrag.
(2) Zozeer strijdig met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven.
8.7.
Zoals onder 8.4 is weergegeven, kan het zo zijn dat, indien sprake is van bijzondere omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, dit aanleiding kan geven tot een andere uitkomst dan waartoe strikte toepassing van de wet leidt. Dit is het geval indien (1) niet verdisconteerde omstandigheden die strikte toepassing (2) zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Zoals uit 8.5.2 blijkt, is aan voorwaarde (1) niet voldaan. De rechtbank is van oordeel dat ook niet aan voorwaarde (2) is voldaan. Daarbij weegt de rechtbank ook het volgende mee.
8.7.1.
Eiseres heeft gesteld dat de besluitvorming in dit geval in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. In dit kader zijn de stressklachten als gevolg van het geschil met de Jumbo, het feit dat eiseres haar best heeft gedaan om een baan te vinden en de omstandigheid dat de termijn van een jaar maar kort is overschreden van belang. Eiseres heeft tijdens de zitting desgevraagd te kennen gegeven dat haar Wajong-uitkering als gevolg van het vervallen van het garantiebedrag is gedaald met ongeveer € 600,- per maand.
8.7.2.
Ondanks de bijzondere omstandigheden van eiseres en hoewel het hier om een forse inkomensachteruitgang gaat, is de rechtbank van oordeel dat de strikte toepassing van de bepaling in de situatie van eiseres niet zozeer in strijd is met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven. Eiseres heeft tijdens de zitting toegelicht welke gevolgen de daling van haar Wajong-uitkering voor haar heeft. Eiseres heeft laten weten dat ze op haar uitgaven moet letten en dat haar echtgenoot nu een grotere bijdrage moet leveren aan de huur van hun gezamenlijke woning. Eiseres heeft geen schulden opgebouwd. Verder acht de rechtbank van belang dat eiseres bij de Action een inkomen van ongeveer € 1.200,- heeft en dat zij nog steeds aanspraak heeft op een Wajong-uitkering, alleen zonder het garantiebedrag. De rechtbank begrijpt dat verlaging van de Wajong-uitkering vervelend is voor eiseres, maar de rechtbank vindt de gevolgen voor haar niet zo ernstig nadelig dat daarom moet worden afgeweken van de wet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Omdat het beroep niet slaagt, krijgt eiseres geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
Artikel 8:8. Garantiebedrag in verband met gewijzigde regels inkomensvoorziening en arbeidsongeschiktheidsuitkering
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt een garantiebedrag vast voor de jonggehandicapte die:
a. in de maand voor inwerkingtreding van artikel I, onderdelen S, W, Z, AA en BB van de wet van 27 mei 2020 tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong (Stb. 2020, 173) inkomen geniet en in de daaropvolgende maand nog steeds inkomen geniet; of
b. in de maand voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel R, van de Verzamelwet SZW 2021 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, waarbij sprake was van samenloop met een uitkering als bedoeld in de artikelen 3:50 of 3:51 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Ja, van de Verzamelwet SZW 2021.
(…)
4 De jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, heeft recht op een inkomensvoorziening of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ter hoogte van het garantiebedrag wanneer de inkomensvoorziening of de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 2:40, 2:46, 3:8 of 3:8b, het garantiebedrag niet te boven gaat.
5 Het vierde lid is niet langer van toepassing, indien gedurende een aaneengesloten periode van een jaar:
a. de inkomensvoorziening of de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 2:40, 2:46, 3:8 of 3:8b hoger is dan het garantiebedrag; of
b. door de jonggehandicapte geen inkomen is genoten of uitkering als bedoeld in de artikelen 3:50 of 3:51 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Ja, van de Verzamelwet SZW 2021.

Voetnoten

1.Een uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190 en een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1119.
2.de uitspraak van de CRvB van 29 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1119
3.CRvB 15 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1640
4.Verwezen wordt naar de uitspraak van de grote kamer van het CBB van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.
5.Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong Kamerstukken II 2018/2019, 35213 nr. 3
6.Gewijzigd Amendement Kamerstukken II 2019/2020, 35213 nr. 27
7.Zie Memorie van Antwoord Kamerstukken I 2019/2020, 35213 nr. C, Nadere Memorie van Antwoord Kamerstukken I 2019/2020, 35213 nr. E.
8.Memorie van Antwoord Kamerstukken I 2019/2020, 35213 nr. C, bijlage I, paragraaf C