Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
feit 5) heeft beziggehouden:
feit 1 primair);
feit 2) en
feit 3);
feit 4).
feit 1 subsidiair).
3.Inleiding
- een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
- zich of en ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
4.Feit 1 Zwavelzuur
‘samen met [verdachte] ’ onderweg is naar ‘die van [naam 3] ’
.Zij bespreken een aantal aandachtspunten en afgesproken wordt dat ze elkaar weer bellen op het moment dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op de terugweg zijn. Om 17.11 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] en vertelt hem dat ze drie onderwerpen besproken hebben met ‘die van [naam 3] ’. [verdachte] vertelt dat ‘ [naam 3] ’ over de geldstroom heeft gezegd dat
“als zij naar [bedrijf 2] factureren dan kan‘hij’
ervoor zorgen dat [bedrijf 2] het aan hen betaald.”Volgens [medeverdachte 1] wordt de eerste paar keer
“zo betaald”en “
daarna gaat het hier vandaan naar jullie.” [medeverdachte 1] zegt dat hij geen geld kan overboeken van [bedrijf 2] naar hen, want in principe is hij (lees: [medeverdachte 1] ) er qua naam helemaal tussenuit en kan het ook niet meer terug herleid worden naar hem. Volgens [medeverdachte 2] heeft [naam 4] gezegd
“wij storten naar [bedrijf 2] (..) en [bedrijf 2] betaald ons, klaar. Dat zegt ie.”
ja ja ja. hij betaald als hij komt halen betaald hij contant aan jou, vriend. de rest wat over is, behalve jouw deel, maak je over naar mij.”[medeverdachte 2] zegt daarop dat hij zal proberen het deel van [medeverdachte 1] via [bedrijf 9] bij hem te krijgen. [medeverdachte 2] merkt in dat gesprek ook op dat hij
“iets in de boeken moet verantwoorden en dus iets op de zaak moet doen”.[medeverdachte 2] vraagt of de factuur naar [bedrijf 2] moet. [medeverdachte 1] bevestigt dit. [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] hem een half uurtje terug ook nog heeft gebeld met allerlei vragen.
“gemaild van [bedrijf 2] (fon) van die kannen”.[medeverdachte 1] heeft dat nog niet gedaan, want
“die zie ik morgen.”
“dat allerlei dingen gaan escaleren”, omdat hij vermoedt dat zijn telefoon getapt wordt. [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 2] nog iets van [naam 3] heeft gehoord. [medeverdachte 2] antwoordt: “
Helemaal niks! Die ligt volgens mij ook in een hangmat. Of die denk ik heb nou een bestellinkje gehad, ik heb er 500 aan verdiend en daar zing ik het wel weer mee uit een maandje.”
die 56 zwavelzuur van [bedrijf 2] dus”. [medeverdachte 1] antwoordt dat dat geen probleem is. [medeverdachte 2] zegt dat zij een factuur binnen hebben gekregen op 1 juli van [bedrijf 2] en vraagt aan [medeverdachte 1] “
wat kunnen we daar mee doen". [medeverdachte 1] antwoordt
”ik stuur jou dat op de andere communicatie straks even door wat ik eigenlijk allemaal wilde bestellen en hoe en wat allemaal (…) Maar ik wil de samples niet benoemen omdat die niet onder jullie vergunning vallen. [naam 3] die wil van alles wat hebben. Hij moet zorgen dat dat geld bij jullie komt.”
dat belangrijk is dat aan de andere kant [bedrijf 2] , zeg maar, die moet hierheen komen met die papieren anders kunnen we dadelijk nog niet bestellen.” [medeverdachte 2] zegt dat de mensen die hij gesproken heeft ook gewoon over de bank ‘netjes’ willen betalen, zodat ze ook niet
“met dat kasgeld zitten te kloten. Maar inderdaad de administratie moet dicht zijn.”[verdachte] zegt dat het niet werkt als ze achter de bonnen aan moeten zitten.
“Net als met die 56 kannen zwavelzuur die ze nog niet gestuurd hebben, bedoel je”vraagt [medeverdachte 2] aan [verdachte] . ‘Ja’, beaamt [verdachte] . [medeverdachte 2] zal ‘hem’ erover aanspreken. Voor de rest kunnen ze het dan verder doorzetten,
“want als je controle krijgt dan hang je, dan is het te laat”en daar heeft [verdachte] geen zin in.
“jij moet nog zo een bon sturen voor die 56 zwavelzuur he anders dan begint die Limburger met die bitcoins weer te, te, te hikken. (…) Maar dat moet je wel doen want mijn administratie moet kloppen he.”
“wij (lees: [bedrijf 1]
) hebben 2 zendingen gehad, en die zijn naar [bedrijf 2] gefactureerd (…) dus voor [naam 3] (…) 2 keer die 56 kannen.”Bij [bedrijf 1] klopt het in de administratie precies en
“wij (lees: [bedrijf 1]
) hebben het gewoon netjes door gefactureerd naar [bedrijf 2] en die man heeft ook die mail bevestiging van ons gehad. (…) dus die facturatie (…) is ook nij [bedrijf 2] terecht gekomen mar wij (lees: [bedrijf 1]
) hebben daar en tegen nog geen bevestiging van die orders gekregen, bij ons (lees: [bedrijf 1]
) is het nog niet helemaal rond de cirkel en dat moet wel gebeuren (…) en daar heb je dus [bedrijf 2] voor nodig.”
- de wijze waarop de jerrycans zwavelzuur zijn opgehaald (in een witte bestelbus zonder markeringen dat er gevaarlijke stoffen worden vervoerd) en contant zijn betaald op instigatie van [medeverdachte 1] ;
- de wijze waarop de bestelling geadministreerd moest worden binnen [bedrijf 1] en de bemoeienis die [medeverdachte 1] daarmee heeft gehad alsook het bepalen door [medeverdachte 1] van de verkoopprijs van de 56 jerrycans zwavelzuur die door [bedrijf 1] gehanteerd moest worden, terwijl hij op geen enkele wijze als werknemer of iets dergelijks is verbonden aan [bedrijf 1] ;
- de verantwoording die [medeverdachte 2] en [verdachte] afleggen aan [medeverdachte 1] na contact met [medeverdachte 5] .
“die niet onder jullie (lees: [bedrijf 1] ) vergunning vallen”,als ook dat [medeverdachte 1] zegt dat
”hij geen geld kan overboeken van [bedrijf 2] naar hen(lees: [bedrijf 1] ),
want in principe is hij(lees: [medeverdachte 1] )
er qua naam helemaal tussenuit en kan het ook niet meer terug herleid worden naar hem”, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank ook duidt op illegale activiteiten.
waar op te letten in verband met de precursoren”en is een voorbeeldbrief (eindgebruikersverklaring) opgestuurd “
zodat zij ook bij hun klanten weten aan wie ze verkopen en wat de toepassing is”.In het verslag van [bedrijf 6] over dit prospectbezoek wordt zelfs gemeld
“stellen het op prijs dat ik hier zo diep op in ben gegaan.”Het moet [verdachte] en [medeverdachte 2] dus duidelijk zijn geweest wat hun verantwoordelijkheden waren bij de handel in chemicaliën, in dit geval zwavelzuur.
5.Feit 2 Mierenzuur en fosforzuur
“van beide een vat van 200 willen hebben”en had [medeverdachte 2] daar
“prijzen voor doorgegeven”.[medeverdachte 2] zal [medeverdachte 1]
“de inkopen melden vandaag of morgen”en dan stellen
“we samen de prijzen naar hem (lees: [naam 3] ) toe vast.”[medeverdachte 2] vraagt aan [medeverdachte 1] of ze
“het zo maar doen op die manier?”[medeverdachte 1] antwoordt dat het ‘schijnbaar zo moet’ en dan zet [medeverdachte 1] gelijk
“mijn deel bij jou(lees: [medeverdachte 2] )
erbij.”[medeverdachte 2] vindt het prima en zegt dat ze het zo gaan doen.
In dat gesprek geeft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] door dat ‘ [naam 3] ’ wel twee van die producten wil bestellen en daarom heeft [medeverdachte 2] aan hem “
die prijzen die ‘we’ als laatste zijn overeengekomen doorgegeven. Hij wil maar 200 van beide in plaats van in een keer 1000, dan denk ik van ja maar je vraagt wat kost 1000, dan vraag ik dat aan de fabriek en die geeft netjes een prijs op. Dan zegt hij ook nog kan ik het betalen als ik het op kom halen in plaats van tevoren voordat ik het bestel, ik kom mijn woord altijd na zegt hij. Ik zeg dat is goed doe maar, maar pak dan 5 vaten in plaats van 1. (…) Daar heb ik nog geen reactie op dus ik wacht af.”
“die konijnenkop die [naam 3] die komt dinsdag een paar muntjes betalen zegt hij en hij vroeg hoe het met die twee producten is waar we het nu over hebben. Ik zeg dat gaat heel goed, dat gaan we bestellen en hij vroeg ook hoeveel dus dat heb ik hem doorgegeven.”Daarop antwoordt [medeverdachte 1] : “
ja maar, moest hij, wist hij nog niet dat hij zelf hoofdsponsor moet worden.” Daarop zegt [medeverdachte 2] dat hij daar dadelijk achter komt.
die [naam 3] zou dinsdag even centjes komen brengen.” [medeverdachte 2] bevestigt dit en zegt dat “
wij daarna pas gaan bestellen. Hij moest twee producten hebben en dat komt hij betalen. Dat is wat hij gezegd heeft.”
dan dan uh zak ik af weer terug en dan uh kun jij het geld op de bank storten en dan kunnen we die andere rekening betalen en dan loopt het, dan loopt het… (…) op die factuur die jij mij stuurde, stonden twee vaten, het ene vat was 200 euro en het andere vat was 300 euro plusminus.” “
Ja”, antwoordt [verdachte] . Waarop [medeverdachte 2] zegt; “
komt btw bij, krijgen wij terug, dat is de inkoop, ze betalen ons 1000 euro, dus uh jij moet een factuur maken van plusminus een honderd of 6, ja en dat moet je dan op de bank storten, die 600, 700 en daar betalen wij die factuur van [bedrijf 7] BV van en wat je over hebt, dat is voor de boodschappen, ik weet anders.., en als die 2 vaten bevallen dan bestellen ze er van beiden 5 of 10 en dan wordt het leuk, dit is niet leuk, dit is om te proberen of het leuk is, als het bevalt. Zo moet je dat zien.” “
Ja, is goed”
,antwoordt [verdachte] .
“dat spul heb je dat al besteld zeker of niet van die ehh dat kleine hoeveelheidje.”
“wie die [naam 3] ”,vraagt [medeverdachte 2] . Hij vertelt [medeverdachte 1] dat hij dat geld heeft gekregen en [verdachte] heeft gebeld. Die zou het geld op de bank storten en dan konden zij de bestelling betalen. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij dat begrijpt en zegt dat [verdachte] dan toch ook gelijk die bestelling erin had kunnen zetten voor vandaag. Waarop [medeverdachte 2] antwoordt dat ze die bestelling al hadden gedaan, maar dat ‘zij’ (lees: [bedrijf 7] B.V.) dat pas af sturen als ‘wij’ (lees: [bedrijf 1] ) betaald hebben. Volgens [medeverdachte 1] is het dan maandag toch bij hen. [medeverdachte 2] antwoordt; “
ja wij moeten die factuur betalen en dan gaan we vanavond, dan staat dat geld erop en dan krijgt hij volgende week, dan krijgt hij zijn vaten en dan zien we, en zo moet dat gaan lopen he.”
van dat spul heeft gehoord of niet”. [medeverdachte 2] antwoordt “
helemaal niks, helemaal niks maar dat moet per mail binnenkomen he.”Waarop [medeverdachte 1] zegt “
nee ik bedoel wat zou komen dat andere”.[medeverdachte 2] weet niet wat [medeverdachte 1] bedoelt en vraagt of hij “
dat van [naam 3] bedoelt”. Dat bevestigt [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] antwoordt dat hij dat heeft gehoord, “
dat wordt donderdag of vrijdag geleverd. De 11e of de 12e, als ik het definitief heb dan meld ik dat [naam 3] . (…) Hij heeft eerst twee weken gewacht om een paar centen te geven.”[medeverdachte 2] moet volgens [medeverdachte 1] tegen [naam 3] zeggen dat ‘het’ donderdag of vrijdag klaar staat en dan kan hij ‘het’ ’s middags afhalen. [medeverdachte 2] zegt dat dat goed is. Hij gaat het ‘hem’ melden.
die [naam 3] heeft geïnformeerd dat hij vrijdag die rommel kan komen ophalen.”
dat andere spul al binnen is”. Volgens [medeverdachte 2] komt dat rond de middag en hij heeft ‘hem’ gezegd dat het vanaf één uur klaar staat. Volgens [medeverdachte 1] komt het wel goed. Waarop [medeverdachte 2] zegt dat dat dan is afgewerkt en dat het zaak is dat ‘hij’ (lees: ‘ [naam 3] ’) de volgende order erin zet, maar [medeverdachte 2] wacht het wel af. Hij weet niet of dit de grootste klant gaat worden.
- de wijze waarop het mierenzuur en fosforzuur zijn opgehaald (in een witte bestelbus zonder markeringen dat er gevaarlijke stoffen worden vervoerd) en contant zijn betaald;
- de wijze waarop de bestelling geadministreerd moest worden binnen [bedrijf 1] en de bemoeienis die [medeverdachte 1] daarmee heeft gehad alsook het in samenspraak met [medeverdachte 1] bepalen van de verkoopprijs door [bedrijf 1] van het mierenzuur en fosforzuur, terwijl [medeverdachte 1] op geen enkele wijze als werknemer of iets dergelijks is verbonden aan [bedrijf 1] ;
- de verantwoording die [medeverdachte 2] en [verdachte] afleggen aan [medeverdachte 1] na contact met [medeverdachte 5] .
6.Feit 3 De formamide
7.Feit 4 Valsheid in geschrift
verkopen buiten de EU’. Op deze factuur is met de hand ‘[bedrijf 16]’ geschreven. Achter deze factuur is ook een orderbevestiging van [bedrijf 1] van 9 januari 2019 met ordernummer [nummer 8] aan [bedrijf 2] aangetroffen, die ziet op dezelfde hoeveelheid HH en die hetzelfde bedrag vermeldt.
8.Feit 5 De criminele organisatie
9.De bewezenverklaring
10.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
11.De strafbaarheid van verdachte
12.De op te leggen straf of maatregel
13.De in beslag genomen voorwerpen
14.De toegepaste wettelijke voorschriften
15.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;