4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt hierna allereerst de relevante feiten en omstandigheden vast.
In het kader van het onderzoek Madagaskar is onderzoek gedaan naar een partij van 324 kilogram cocaïne, die op 24 september 2018 in België is aangetroffen in een container met kikkererwten. De container is verscheept door [bedrijf 12] in Panama (hierna: [bedrijf 12] ) en had als bestemming [bedrijf 13] B.V. in Nederland. De zending was bestemd voor een nieuwe klant van [bedrijf 13] , genaamd [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] B.V.).
Een tweetal weken voor de vermoedelijke aankomstdatum heeft de financieel directeur van [bedrijf 13] B.V. de ontvangst van de zending afgezegd omdat hij geen zendingen uit risicolanden wilde ontvangen naar aanleiding van een eerdere cocaïnevondst bij een inpandig gevestigd transportbedrijf.
[verdachte] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 4] B.V. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) werkt op commissiebasis voor [bedrijf 4] B.V. Deze samenwerking is vastgelegd in een
commissieovereenkomst die door [naam 2] en [verdachte] is ondertekend. In deze
overeenkomst zegt [naam 2] – kort gezegd – toe zijn kennis, kunde en contacten in onder
andere Zuid-Amerika in te zetten voor verkopen door onder andere [bedrijf 14] B.V. (ook een B.V. van [verdachte] ) en [bedrijf 4] B.V. [verdachte] was feitelijk leidinggevende en besliste of een transactie doorging of niet. [bedrijf 4] B.V. heeft verder geen medewerkers. Aan [naam 3] en [naam 4] van [bedrijf 13] B.V. wordt op 30 maart 2018 en 3 april 2018 per e-mail doorgegeven dat de e-mailadressen van [verdachte] en [naam 2] voor [bedrijf 4] B.V. zijn: [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] . Deze e-mailberichten worden ook cc verstuurd naar het privé-e-mailadres [e-mailadres 6] . Later is vooral gebruik gemaakt van een ander e-mailadres, te weten [e-mailadres 3] . Dat werd specifiek gebruikt voor sales door [naam 2] . [verdachte] beschikt wel over de inloggegevens van dat e-mailadres.
De eerste contacten met betrekking tot de aankoop van kikkererwten tussen [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 12] hebben op 6 augustus 2018 plaatsgevonden.
Alle e-mailberichten namens [bedrijf 12] zijn voorzien van de naam [naam 5] . Op 6 augustus 2018 om 2:51 uur is vanaf het e-mailadres [e-mailadres 3] een e-mailbericht gestuurd met het onderwerp “request for proposal” aan [e-mailadres 4] . In dit e-mailbericht stelt [bedrijf 4] B.V. zich voor als een groothandel die een klant heeft, genaamd [bedrijf 13] B.V., die op zoek is naar tonijn, groente en fruit in blik. Voor deze klant zal [bedrijf 4] B.V. de acquisitie, prijsonderhandelingen en productselectie doen en er wordt gevraagd om een aantrekkelijk voorstel, zodat binnen 48 uur een order geplaatst kan worden. In de header/koptekst van het e-mailbericht staat de naam van [naam 2] vermeld, onderaan het e-mailbericht staat de naam [verdachte] . Diezelfde dag heeft [bedrijf 12] in reactie op het e-mailbericht laten weten dat [bedrijf 12] uitsluitend kikkererwten kan leveren. Na enkele e-mailberichten over en weer is op 10 augustus 2018 een tegenvoorstel gedaan vanaf het e-mailadres [e-mailadres 3] waarin, in tegenstelling tot hetgeen in het e-mailbericht van 6 augustus 2018 staat, is vermeld dat [bedrijf 4] B.V. de bestelling zal plaatsen, betalen en importeren. Na wederom verschillende e-mailberichten over en weer is [bedrijf 4] B.V. op 15 augustus 2018 akkoord gegaan met een door [bedrijf 12] gedaan voorstel en wordt te kennen gegeven dat voor het aankoop- en betalingsproces een e-mailbericht zal worden gestuurd door [naam 3] van
[bedrijf 13] B.V. Daarop wordt op 17 augustus 2018 een e-mailbericht gestuurd door
[e-mailadres 3] aan [bedrijf 12] met de contactgegevens van [bedrijf 13] BV.
Op 3 september 2018 is vanaf [e-mailadres 3] een e-mailbericht gestuurd aan [naam 6]
, werkzaam bij [bedrijf 1] B.V. Volgens dit bericht is de partij die via [bedrijf 13]
B.V. was besteld, uiteindelijk voor hen (de rechtbank begrijpt: voor [bedrijf 4] B.V.) bestemd en wordt de vraag gesteld wanneer de zending arriveert. Onder dit e-mailbericht staat als afzender de naam [naam 2] .
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] is onder andere een ordner aangetroffen met
het opschrift “INFO Partner Sales [naam 2] ”. In die ordner wordt een aantal notities
aangetroffen. Een van die notities luidt “ [naam 2] 13.8.18 [plaats 2] ” met daarop meerdere
bedragen, het woord “Kikkererwten” met daarachter enkele bedragen en de woorden
“plusminus 6 sept week 350 K - deel [bedrijf 4] ”, waaruit het onderzoeksteam afleidt dat
verdachte [verdachte] kennelijk rekende op een bedrag van € 350.000,00 euro voor [bedrijf 4] B.V. op of rond 6 september 2018, zijnde de beoogde afleverdatum van de container met
kikkererwten.’
Uit aantekeningen in de agenda van [verdachte] blijkt voorts dat [verdachte] en [naam 2] zeer
frequent (telefonisch) contact hadden.
[naam 3] laat namens [bedrijf 13] B.V. op 10 september 2018 per e-mailbericht aan [verdachte] weten dat hij er geen goed gevoel bij heeft en om die reden niet verder gaat met de deal. Vanaf dat moment bemoeien [naam 2] en [verdachte] zich namens [bedrijf 4] B.V., zonder tussenkomst van derden, met de aankomst en aflevering van de container in Nederland. Volgens [naam 6] , werknemer van [bedrijf 1] B.V., is [naam 2] bij hen op kantoor gekomen namens [bedrijf 4] B.V. Deze persoon onderhield volgens [naam 6] contacten met [bedrijf 1] B.V. over de lading kikkererwten. Eén keer kwam deze man samen met een andere man. [naam 7] van [bedrijf 1] B.V. was daar ook bij. [naam 7] bevestigt dit en heeft verklaard zich te herinneren dat twee mannen op kantoor zijn geweest in verband met die container kikkererwten.
De verklaring van [naam 6] wordt voorts bevestigd door de mailwisseling tussen
hemzelf en een persoon die gebruik maakt van het e-mailadres [e-mailadres 3] en die
wordt aangeduid als [naam 2] en ook met die naam de reactiemail afsluit over het door
[bedrijf 1] B.V. benodigde afleveradres van de kikkererwten en de KvK-gegevens
van de ontvanger.
Uit DOC-227 in het dossier blijkt dat de mailer die aangeduid wordt als “ [naam 2] ” aan
[naam 6] vraagt hoe laat de container komt. Vervolgens vindt ook communicatie
plaats over het aflevertijdstip en het afleveradres in [plaats 2] .
Op 25 september 2018 heeft [naam 6] van [bedrijf 1] BV aan [verdachte] per
e-mail laten weten dat er ongeveer 300 kilogram cocaïne is aangetroffen in de container met
kikkererwten. [verdachte] heeft daarop per e-mail gereageerd met de vraag hoe het nu verder gaat. Dit bericht is CC naar het privé-e-mailadres van [naam 2] gestuurd. Vanaf die tijd is [verdachte] bezig geweest ofwel alsnog de lading kikkererwten te verkrijgen ofwel het geld dat hij kwijt was aan de lading kikkererwten, weer terug te krijgen.
[verdachte] heeft stellig ontkend iets te maken te hebben met de (voorbereiding van de) import van 324 kilo cocaïne met kikkererwten als deklading.
De rechtbank overweegt dat de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden vreemde en dubieuze omstandigheden betreffen. Zo is het branchevreemd dat [verdachte] direct contact heeft met de buitenlandse leverancier, terwijl dat eigenlijk de taak is van [bedrijf 13] B.V. De vraag is of deze omstandigheden nu maken dat [verdachte] , ondanks zijn ontkenning in de gegeven omstandigheden, kan worden tegengeworpen dat het niet anders kan zijn dan dat hij wist waar hij mee bezig was dan wel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij deelnam aan de strafbare voorbereidingshandelingen als tenlastegelegd. De rechtbank komt niet tot die conclusie. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat [verdachte] wist dan wel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er 324 kilogram cocaïne in de container met kikkererwten zat. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de import van de aangetroffen hoeveelheid cocaïne en de voorbereiding daarvan, zoals tenlastegelegd onder de feiten 1 en 2.