ECLI:NL:RBOVE:2024:4686
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van beslaglegging op uitkering door het UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, geoordeeld over een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) betreffende de uitbetaling van een uitkering. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om zijn uitkering niet volledig uit te betalen vanwege beslagleggingen. De rechtbank overweegt dat het UWV verplicht is om uitvoering te geven aan het beslag en dat het niet aan het UWV is om de rechtmatigheid van de beslaglegging te beoordelen. Dit geldt ook voor de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet. De rechtbank stelt vast dat bezwaren tegen een gelegd beslag voorgelegd moeten worden aan de burgerlijke rechter en dat de bestuursrechter enkel kan toetsen of het UWV binnen de kaders van het beslag heeft gehandeld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 augustus 2024, waarbij de eiser via een beeldverbinding aanwezig was. Het UWV heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het gehouden is om de beslaglegging uit te voeren en niet kan ingaan op de inhoudelijke bezwaren van de eiser. De rechtbank concludeert dat het UWV het beslag correct heeft uitgevoerd, tot aan de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet. De persoonlijke omstandigheden van de eiser kunnen niet meegewogen worden in deze beoordeling. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de uitkering niet volledig uit te betalen in stand blijft.