Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de uitvoering van een executoriaal derdenbeslag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op de WIA-uitkering van appellant. Op 1 maart 2022 heeft [naam B.V.] namens Menzis Zorgverzekeraar N.V. beslag gelegd op de uitkering van appellant, met een beslagvrije voet van € 1.190,-. Deze voet is later aangepast naar € 1.233,-. Op 19 januari 2024 heeft Gerechtsdeurwaarderskantoor [naam] opnieuw beslag gelegd, met een lagere beslagvrije voet van € 871,-. Het Uwv heeft appellant geïnformeerd over het beslag en aangegeven dat het bedrag boven de beslagvrije voet aan [naam B.V.] zou worden afgedragen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, met de overweging dat het Uwv verplicht is om uitvoering te geven aan het derdenbeslag en dat het niet aan het Uwv of de bestuursrechter is om de rechtmatigheid van het beslag te beoordelen. Appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv binnen het kader van het beslag is gebleven. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Appellant krijgt het betaalde griffierecht niet terug.