Op 21 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak waarin de veroordeelde bezwaar had gemaakt tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, waarvan zij er 6 had verricht. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging van 7 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraf niet binnen de gestelde termijn had uitgevoerd. Het bezwaarschrift, ingediend door haar advocaat mr. D. Greven, werd op 27 mei 2024 ontvangen door de rechtbank. Tijdens de openbare zitting werd het standpunt van de veroordeelde toegelicht, waarbij werd gewezen op haar positieve ontwikkeling en de impact van detentie op haar leven en dat van haar dochter. De officier van justitie concludeerde tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift, maar de kantonrechter oordeelde dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen geen rechtskracht had, omdat de beslissing niet ondertekend en gedateerd was door een bevoegde officier van justitie. De kantonrechter verklaarde het bezwaarschrift gegrond en bepaalde dat de veroordeelde de resterende 14 uren taakstraf vóór 1 januari 2025 moest voltooien.