ECLI:NL:RBOVE:2024:4504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
96-147412-22, 24-012942
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis wegens niet verrichte taakstraf

Op 21 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak waarin de veroordeelde bezwaar had gemaakt tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, waarvan zij er 6 had verricht. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging van 7 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraf niet binnen de gestelde termijn had uitgevoerd. Het bezwaarschrift, ingediend door haar advocaat mr. D. Greven, werd op 27 mei 2024 ontvangen door de rechtbank. Tijdens de openbare zitting werd het standpunt van de veroordeelde toegelicht, waarbij werd gewezen op haar positieve ontwikkeling en de impact van detentie op haar leven en dat van haar dochter. De officier van justitie concludeerde tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift, maar de kantonrechter oordeelde dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen geen rechtskracht had, omdat de beslissing niet ondertekend en gedateerd was door een bevoegde officier van justitie. De kantonrechter verklaarde het bezwaarschrift gegrond en bepaalde dat de veroordeelde de resterende 14 uren taakstraf vóór 1 januari 2025 moest voltooien.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
parketnummer: 96-147412-22
raadkamernummer: 24-012942
Uitspraak van de kantonrechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats],
wonende aan de adres [woonplaats],
hierna te noemen: de veroordeelde,
bijgestaan door mr. D. Greven, advocaat in Borne.

1.Het verloop van de procedure

Op 17 april 2024 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 7 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraf niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft verricht. De kennisgeving daarvan, met originele verzenddatum 19 april 2024, is op 24 mei 2024 in persoon betekend.
Het bezwaarschrift tegen dat bevel is gedateerd 27 mei 2024 en is op diezelfde dag op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het bezwaarschrift is, namens de veroordeelde, ingediend door mr. D. Greven.
Het bezwaarschrift is behandeld op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2024. Bij de behandeling zijn de officier van justitie, de veroordeelde en haar raadsvrouw gehoord.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken met betrekking tot de strafzaak waarin de taakstraf is opgelegd of ten uitvoer is gelegd en de stukken die betrekking hebben op de omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis waartegen het bezwaarschrift is gericht.
2. De standpunten van de veroordeelde, de raadsvrouw en de officier van justitie
Standpunt veroordeelde en haar raadsvrouw
De veroordeelde heeft schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis. De raadsvrouw heeft het bezwaarschrift, zakelijk weergegeven, als volgt nader toegelicht. Veroordeelde heeft een hectische periode achter de rug. Er is nu sprake van een positieve lijn in het leven van veroordeelde. Het dochtertje van veroordeelde woont weer bij haar thuis. Veroordeelde is een eigen klus- en elektrabedrijf gestart. Het naleven van afspraken blijft lastig voor de veroordeelde. Zij heeft hiervoor hulp gekregen. De gevolgen die een detentie zouden veroorzaken, zijn groot. Het zal gevolgen hebben voor het bedrijf en het inkomen van veroordeelde en de detentie zal veel onrust veroorzaken bij het dochtertje van veroordeelde. Daarnaast heeft veroordeelde in het verleden PTSS opgelopen vanwege een eerdere detentiestraf. Indien veroordeelde opnieuw in detentie zal geraken, zal zij hier opnieuw hinder van ondervinden. Veroordeelde staat nog steeds welwillend tegenover de uitvoering van het resterende gedeelte van de betreffende taakstraf en wil graag nog een kans om deze (zo snel mogelijk) uit te voeren.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift, gelet op hetgeen door de veroordeelde en haar raadsvrouw naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.

3.De ontvankelijkheid

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend. De kantonrechter stelt vast dat deze ook overigens ontvankelijk is. Ter toelichting daarvan overweegt de kantonrechter als volgt.
Anders dan de politierechter in de rechtbank Limburg is de kantonrechter van oordeel dat het bezwaarschrift wel ontvankelijk is nu de veroordeelde en de raadsman ervan mochten uitgaan dat de kennisgeving omzetting betrekking had op een door een bevoegde autoriteit genomen omzettingsbeslissing. Dat er gebreken kleven aan de omzettingsbeslissing vanwege het ontbreken van de naam en handtekening van een officier van justitie en in voorkomende gevallen van een datering van de beslissing - in verband met controle op de naleving van de in art. 6:3:4 Sv genoemde termijn - maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat er überhaupt niet gesproken kan worden van een omzettingsbeslissing. Het bezwaarschrift is dan ook ontvankelijk.
Aanvullend merkt de kantonrechter nog op dat de door de politierechter in de rechtbank Limburg gekozen invalshoek dat het bezwaarschrift niet ontvankelijk is omdat er bij gebreke van een naam en handtekening van een officier van justitie op de omzettingsbeslissing geen sprake is van een beslissing en er dus ook geen bezwaarschrift kan worden ingediend, zeker verdedigbaar is. In voorkomende gevallen zou er dan alsnog een door een officier van justitie ondertekende beslissing tot omzetting kunnen worden afgegeven. Echter kan die benadering ertoe leiden dat in gevallen waarin de eindtermijn genoemd in artikel 6:3:4 Sv is verstreken (en dat is niet ondenkbaar ten tijde van de behandeling van het bezwaarschrift op de zitting) door de officier van justitie helemaal geen beslissing tot omzetting van de niet verrichte taakstraf meer kan worden genomen met als gevolg, niet alleen dat de taakstraf niet meer hoeft te worden verricht maar ook dat de vervangende hechtenis niet meer hoeft te worden ondergaan omdat de alsnog door een officier van justitie ondertekende beslissing tot omzetting in voorkomende gevallen tardief zal zijn.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie dat het juridisch gezien niet vereist is dat een beslissing tot de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis wordt ondertekend, vindt geen steun in het recht zoals hieronder nader is toegelicht. Daarnaast wordt gesteld dat in het geautomatiseerde systeem GPS te zien is wie heeft omgezet bij ongetekende beslissingen tot omzetting. Nog daargelaten dat een vermelding/vinkje in een voor de kantonrechter en justitiabelen niet zonder meer raadpleegbaar geautomatiseerd systeem van het Openbaar Ministerie in deze volstrekt onvoldoende is en een dergelijke vermelding door iedere bevoegde gebruiker van dat systeem geplaatst kan worden, is de kantonrechter met de politierechter in Limburg van oordeel is dat een ondertekende en gedagtekende beslissing van een officier van justitie strekkende tot toepassing van vervangende hechtenis absoluut noodzakelijk is, omdat daarmee voor de rechter én justitiabelen verifieerbaar is dat een daartoe bevoegde officier van justitie op een bepaalde dag de beslissing heeft genomen de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen.
De consequentie die de kantonrechter verbindt aan het niet ondertekend en soms niet gedateerd zijn van een omzettingsbeslissing, is dat het een gemankeerde beslissing tot omzetting is wat echter niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift, zoals door de politierechter in de rechtbank Limburg is beslist. De kantonrechter merkt op dat dit in de toekomst anders kan zijn indien het Openbaar Ministerie vasthoudt aan de kennelijk sinds begin 2024 ingezette beleidslijn dat beslissingen tot omzetting niet meer ondertekend hoeven te worden door een met name genoemde officier van justitie c.q. advocaat-generaal.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de kantonrechter het volgende vast.
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 15 december 2022 op tegenspraak veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren. Daarbij is bepaald dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen. Uit de stukken is gebleken dat de veroordeelde 6 uren van de 20 uren taakstraf heeft verricht. Het resterende aantal uren van deze taakstraf bedraagt 14 uren te vervangen door 7 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van 7 dagen vervangende hechtenis bevolen. Deze beslissing is niet ondertekend en gedagtekend door een (met name te noemen) officier van justitie.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de uitspraken van de rechtbank Oost-Nederland van 27 februari 2013 (ECLI:NL:RBONE:2013:BZ3939) en de rechtbank Limburg, locatie Maastricht van 23 juli 2024 (ECLI:NL:RBLIM:2024:4806), en overweegt in navolging van deze uitspraken het volgende.
Artikel 126 lid 3 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie bepaalt dat een bevoegdheid van de officier van justitie of advocaat-generaal niet kan worden opgedragen aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de regeling waarop de bevoegdheid steunt of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. De kantonrechter is van oordeel dat de in artikel 6:3:3 Sv aan het OM toegekende bevoegdheid zich naar haar aard verzet tegen mandatering – voor zover daar al sprake van is. Het betreft immers niet alleen een bevoegdheid die vrijheidsbeneming met zich brengt, maar ook een waarbij aan het OM een discretionaire ruimte wordt gelaten. Dat hieraan de hand moet worden gehouden, volgt ook uit artikel 3 eerste lid onder b van het “Besluit regels landelijk parket en functioneel parket, alsmede ten aanzien van mandateren bevoegdheid officier van justitie”, waarin is bepaald dat de officier van justitie de uitoefening van een bevoegdheid niet kan opdragen aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de bevoegdheid betrekking heeft op beslissingen tot vrijheidsontneming.
Nu een handtekening van een (met name te noemen) officier van justitie ontbreekt op de genomen beslissing, kan niet worden vastgesteld dat de beslissing is genomen door een daartoe bevoegde functionaris binnen het Openbaar Ministerie. Bovendien ontbreekt een dagtekening, waardoor ook niet kan worden gecontroleerd of de in artikel 6:3:4 Sv genoemde beslissingstermijn in acht is genomen. Het ontbreken van deze essentiële elementen lijkt het gevolg te zijn van een kennelijk nieuwe werkwijze van het Openbaar Ministerie, waarbij ondertekening van de beslissing tot omzetting door een officier van justitie of advocaat-generaal niet meer nodig zou zijn. Daarmee wordt echter aan de rechter de mogelijkheid ontnomen om te controleren of de beslissing tot vrijheidsbeneming tijdig (in het geval dat ook de datering ontbreekt) is genomen door een daartoe bevoegde officier van justitie of advocaat-generaal als bedoeld in artikel 126 Wet op Rechterlijke Organisatie.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen geen rechtskracht heeft.
Het bezwaarschrift moet derhalve gegrond worden verklaard, zij het op ambtshalve gronden. De in het bezwaarschrift aangevoerde bezwaren kunnen onbesproken blijven. De kantonrechter zal bevelen dat de vervangende hechtenis niet zal worden tenuitvoergelegd en dat veroordeelde de nog resterende uren taakstraf alsnog moet verrichten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het bezwaarschrift
  • bepaalt dat de veroordeelde
  • bepaalt dat veroordeelde deze taakstraf
Deze beslissing is genomen door mr. B.W.M. Hendriks, kantonrechter, in tegenwoordigheid van E. Bauhuis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.