3.3.1De vastgestelde feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is opgeleid als elektricien en werkt als ZZP-er. Hij heeft van [bedrijf] de opdracht gekregen en aangenomen om op 4 april 2022 een laadpaal te plaatsen bij de woning op het adres [adres 2] . In overleg met de bewoner (hierna ook: [slachtoffer] ) is afgestemd dat de laadpaal aan de zijgevel van de woning, onder de carport, links naast de brievenbus en voordeur zal worden geplaatst. [slachtoffer] laat aan verdachte zien waar de ingang van de kruipruimte zich bevindt. Ook laat [slachtoffer] de meterkast zien die in de garage is gesitueerd, vanaf de carport gezien links vooraan.
Verdachte graaft een sleuf parallel langs de zijgevel van de woning, tot aan de garagevoorgevel. Hij maakt gebruik van zijn detectiemeter die geen leiding detecteert. Vervolgens boort verdachte door de funderingsmuur van de garagevoorgevel, van buiten naar binnen, schuin naar beneden richting de kruipruimte die onder de garagevloer ligt. De meterkast bevindt zich op de vloer in de garage, direct boven het deel van de kruipruimte waar vanaf de buitenzijde door de garagefunderingsmuur wordt geboord. De gele buitengasleiding en binnengasleiding zijn doorboord. Tijdens het boren hoort verdachte een sissend geluid. Hij gaat kijken bij de meterkast en denkt dan dat hij de waterleiding heeft geraakt. [slachtoffer] komt kijken, ruikt meteen de geur van gas en hoort een hard sissend geluid. [slachtoffer] sluit gelijk de gasleiding af, maar dit heeft geen effect. [slachtoffer] belt naar Cogas en krijgt het advies om direct de woning te verlaten en zich op 50 meter afstand van de woning te begeven. Wanneer hij zijn vrouw, zoon en dochter wil waarschuwen, die binnen in de woning zijn, is er een explosie waarna de woning direct instort. De zoon van [slachtoffer] ligt in bed en kan vanuit het ingestorte huis naar buiten stappen. De vrouw en dochter van [slachtoffer] moeten door de brandweer uit het puin van de woning worden bevrijd. Dit geldt ook voor [slachtoffer] zelf die uren onder het puin heeft gelegen. Verdachte is op het moment van de explosie aan het bellen en staat onder de carport. De bewoners en verdachte worden ter controle naar het ziekenhuis overgebracht. Op verdachte na, die een gebroken duim en gebroken voet oploopt, heeft niemand lichamelijk letsel. Wel is er schade ontstaan aan de naast- en achtergelegen woningen.
3.3.2De overwegingen van de rechtbank
3.3.2.1 Juridisch kader van artikel 158 Wetboek van Strafrecht (Sr)
Aan verdachte is het door schuld veroorzaken van een ontploffing, zoals bedoeld in artikel 158 Sr, ten laste gelegd. Dit betreft een zogenoemd culpoos delict en dat brengt met zich mee dat het niet om de intentie van verdachte gaat maar om zijn gedragingen. De kern van artikel 158 Sr is het strafbaar stellen van gevaarzettend gedrag. Daarnaast moet er ook sprake zijn van gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Dit gevolg hoeft zich niet daadwerkelijk te hebben verwezenlijkt, het moet te vrezen zijn geweest.
Voor het aannemen van schuld als delictsbestandsdeel van artikel 158 Sr moet het gaan om een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De dader moet anders handelen (verwijtbaarheid) en kon ook anders handelen (vermijdbaarheid). De beoordeling hiervan wordt bepaald door de manier waarop de schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Daartoe behoort ook de eventuele bijzondere hoedanigheid van degene aan wie het schuldverwijt wordt gemaakt. Uitgangspunt is dat het gedrag wordt beoordeeld aan de hand van de maatstaf van de normale mensen, maar er zijn gevallen waarin voor personen wegens hun bijzondere hoedanigheid hogere eisen aan hun kennis en bekwaamheid gesteld kunnen worden dan normaal het geval is (de zogenaamde garantenstellung). Verder moeten de aard en de ernst van de gevolgen bij de beoordeling van de schuld buiten beschouwing worden gelaten, hoe dramatisch en omvangrijk dat gevolg ook is. Tot slot moet vaststaan dat er een oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat tussen de gemaakte fout(en) en het gevaar waarbij de redelijke toerekening een rol speelt.
3.3.2.2 Toepassing van het kader op de onderhavige casus
De eerste vraag waar de rechtbank op in gaat is op de vraag of er in dit geval sprake is geweest van een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid en dus schuld aan de zijde van verdachte of van een ongelukkige samenloop van omstandigheden zoals door de raadsman is bepleit. Hierbij is van belang de eventuele bijzondere hoedanigheid van verdachte. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 21 april 2022 heeft de arbeidsinspecteur gerapporteerd over de eisen die vanuit de Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving aan de werkzaamheden van een (laadpaal)monteur worden gesteld. Uit dit rapport volgt dat de monteur vooraf moet weten waar de meterkast zit en hoe de meterkast eruit ziet. Ook moet hij weten waar de hoofdkabel het huis binnenkomt. Het boren in een muur brengt gevaren met zich mee omdat er in de muur wapening kan zitten of leidingen kunnen lopen. Deze leidingen kunnen zich ook achter de muur waar doorheen geboord wordt begeven. Het is aan de monteur om zich ervan te vergewissen dat wat hij doet ook veilig kan.
Uit het rapport van de veiligheidskundige van 12 april 2023 volgt, aanvullend op het voorgaande, dat voordat er een geveldoorvoer wordt gemaakt, het in- en uit te treden punt gecontroleerd moet worden op nabijgelegen kabels en leidingen. Dit gebeurt door deze vrij te graven, de kruipruimte visueel te inspecteren, beschikbare tekeningen te bekijken en informatie over de ligging van kabels en leiding op te vragen. Een detector kan hierbij toegepast worden als aanvulling op deze voorbereidende- en voorzorgsmaatregelen.
Verdachte werkt als zelfstandige en werd ingehuurd als laadpaalmonteur. Hij heeft meerdere opleidingen gevolgd op het gebied van techniek waarvoor hij diploma’s en certificaten heeft ontvangen. Hij werd ingehuurd door [bedrijf] als (laadpaal)monteur en heeft in die hoedanigheid een zestigtal laadpalen geplaatst. Verdachte heeft in het verhoor van 12 oktober 2023 ook zelf verklaard dat hij verantwoordelijk is voor de veiligheid. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat op verdachte als laadpaalmonteur een bijzondere zorgplicht rust, de ‘garantenstellung’.
De gedragingen van verdachte
De volgende vraag waar de rechtbank op in gaat is of verdachte met zijn gedragingen de op hem rustende bijzondere zorgplicht heeft geschonden en daarmee verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] bij verdachte heeft aangegeven dat er al een kabel was aangelegd, die mogelijk bruikbaar zou zijn. Verdachte heeft hier geen nader onderzoek naar verricht, omdat het uitzoeken hiervan meer tijd zou gaan kosten en verdachte had deze tijd niet, zo heeft hij verklaard. Verdachte heeft daarom zelf een sleuf uitgegraven langs de zijgevel van de woning. Daarna heeft hij met zijn detectiemeter gemeten. De detectiemeter gaf aan dat er geen leidingen in de buurt waren waarna verdachte in de funderingsmuur van de garagevoorgevel is gaan boren. Verdachte heeft geen verder voorbereidend onderzoek gedaan naar de ligging van de kabels en leidingen en geen verdere voorzorgsmaatregelen genomen. Zo is hij niet in de kruipruimte geweest en heeft hij geen tekeningen bekeken of nadere informatie opgevraagd. Ook heeft verdachte de reeds aanwezige kabel niet blootgelegd.
Door de raadsman is aangevoerd dat veel van de regels, wetten en bouwvoorschriften voor een monteur, zoals verdachte, in de praktijk niet uitvoerbaar zijn. Zo zou het verdachte niet zijn toegestaan om alleen een kruipruimte in te gaan. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet kan leiden tot het uitsluiten van de schuld van de verdachte.
Uit het forensisch onderzoek van 10 juni 2022 volgt namelijk dat in de meterkast zichtbaar was dat de gele gasaanvoerleiding aan de onderzijde vanuit de kruipruimte door de garagevloer de meterkast binnenkwam. Zoals hiervoor al is benoemd was de meterkast links voorin de garage gesitueerd (vanaf de carport gezien). De meterkast bevond zich dus precies boven het deel van de kruipruimte waar verdachte naar binnen heeft geboord. Het is algemeen bekend dat onder, naast en boven een meterkast veel kabels en leidingen lopen waardoor extra zorgvuldigheid voordat tot boren wordt overgegaan geboden is. Daarnaast had verdachte in dit geval dus ook zonder tekeningen of schouw in de kruipruimte, kunnen vaststellen dat onder de meterkast een gasleiding liep die van buiten de woning de meterkast inkwam. Ook was door nader onderzoek in de meterkast te zien dan wel te constateren geweest dat de gele gastoevoerleiding niet van koper (in elk geval een metaal) was en dus niet met deze detectiemeter waarneembaar was. Uit het rapport van de veiligheidskundige van 12 april 2023 blijkt immers dat de door verdachte gebruikte detectiemeter alleen leidingen die koper of staal bevatten detecteerde en niet leidingen van PVC zoals hier het geval was. Verdachte heeft ook verklaard niet te hebben geweten dat er gasleidingen van PVC zijn en dat hij wist dat zijn detectiemeter alleen koper en ijzer kon detecteren.
Daar komt bij dat het meten met een detectiemeter een aanvulling is op de te nemen voorbereidende en voorzorgsmaatregelen, en niet ter vervanging van de door de veiligheidskundige beschreven maatregelen kan dienen.
Conclusie ten aanzien van de schuldvraag
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onvoldoende onderzoek heeft verricht en aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Verdachte had meer onderzoek moeten doen naar de ligging van de leidingen en kabels, zeker nu deze in de buurt van de meterkast lagen en de plek waar hij ging boren. Bovendien had van hem, gelet op zijn opleidingen en voornoemde bijzondere zorgplicht, verwacht mogen worden dat hij wist dat er kunststofleidingen gebruikt worden die hij met zijn detectiemeter niet kon detecteren. Van een ongelukkige samenloop van omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Het teweeg brengen van een ontploffing
De volgende vraag waar de rechtbank op in gaat is de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de gedraging van verdachte en het ontstaan van de ontploffing. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De rechtbank heeft reeds overwogen dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat er door de gasleiding is geboord. Hierdoor is er gas de kruipruimte ingestroomd. Het gas heeft zich gemengd met zuurstof en heeft de explosiegrens bereikt. Doordat de open haard, die op dat moment brandde, frisse lucht aanzoog vanuit de kruipruimte, is het gas-zuurstofmengsel ontstoken en geëxplodeerd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat van de noodzakelijke causaliteit sprake is.
Gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel door de ontploffing
De laatste vraag waar de rechtbank bij stilstaat is bij de vraag of er ook sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Door de ontploffing is de woning van [slachtoffer] in zijn geheel ingestort. De voor- en achtergevel van de woning zijn naar buiten geslagen en de zijmuren in elkaar geklapt. Hierdoor zijn de vloeren van de eerste etage en van de zolderberging naar beneden gevallen. Het dak is daar weer boven terecht gekomen. Er was niet veel meer van de woning over dan puin. Ook is er door de ontploffing schade ontstaan aan de naast- en achtergelegen woningen onder andere door weggeslingerd puin.
Tijdens de ontploffing waren [slachtoffer] , zijn vrouw en diens zoon en dochter in de woning aanwezig. De zoon lag te slapen op de bovenverdieping en kon na de explosie naar buiten stappen. De overige gezinsleden zijn vast komen te zitten onder het puin. De vrouw en dochter van [slachtoffer] moesten door de brandweer onder het puin vandaan gehaald worden. [slachtoffer] zelf heeft ook langere tijd vast gezeten onder de ingestorte resten van de woning. Was een van de bewoners geraakt door een ingeklapte muur of neergestorte vloer dan was de kans groot geweest dat de ontploffing een dodelijke afloop had gekregen. Er was dus levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat er een gaslek is ontstaan. Als gevolg van dit gaslek is er een explosie ontstaan en daardoor gemeen gevaar voor goederen en personen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.