3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In verband met verschillende eerdere aanhoudingen van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) vanwege het opslaan, verkopen en verhandelen van vuurwerk en een melding van de wijkagent dat [medeverdachte 1] nog steeds zou handelen in vuurwerk heeft het Flexteam Twente op 23 november 2023 gepost voor de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 2] .
Omstreeks 15:38 uur zag verbalisant [verbalisant 1] een witte bakwagen met kenteken [kenteken] parkeren op een parkeerplaats, gelegen tegen de [adres 2] aan. De voor verbalisant onbekende bestuurder - door hem NN1 genoemd - stapte uit. Vervolgens liep NN1 met een pakketje witte A-4 formulieren in zijn handen richting de poort van de tuin van de woning van [medeverdachte 1] .Omstreeks 15:59 uur kwam een oudere, tevens voor verbalisant onbekende man - door hem NN2 genoemd - met een elektrische rolstoel aanrijden en is via de poort van de tuin naar de woning van [medeverdachte 1] gegaan.
Rond 16:25 uur zag de verbalisant de twee onbekende mannen en [medeverdachte 1] uit de tuin van de woning van [medeverdachte 1] komen. De drie mannen hadden een kort onderonsje, waarna de twee onbekende mannen naar de witte bakwagen liepen en vertrokken. Volgens de verbalisant had NN1 geen witte papieren meer in zijn handen. Bij het wegrijden zag verbalisant dat NN1 de bakwagen bestuurde en NN2 als bijrijder fungeerde.
Omstreeks 16:50 uur werd door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een stopteken gegeven aan een witte bakwagen voorzien met kenteken [kenteken] en namen zij de bakwagen mee naar de parkeerplaats langs de snelweg A1 te [plaats 1] . Daar legitimeerde de bestuurder van de bakwagen zich als medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Nadat verbalisanten aangaven dat zij achter in de bakwagen wilden kijken, opende [medeverdachte 2] voor een kort moment een deur aan de rechterzijde van de bakwagen. Verbalisanten zagen achter in de bakwagen meerdere pallets met dozen staan, welke deels met zwarte folie waren dicht gebonden. Op een pallet met witte folie zag verbalisant [verbalisant 2] de opdruk van een vuurpijl en de tekst ‘
happy new’.Hierop is verbalisant [verbalisant 2] in de bakwagen gegaan en heeft hij een doos gepakt. Hij zag vervolgens dat het om vuurwerk ging. Hierop zijn [medeverdachte 2] en de bijrijder - verdachte - aangehouden.Verbalisant [verbalisant 1] hoorde omstreeks 17:04 uur dat het de door hem omschreven NN1 en NN2 werden aangehouden door de collega’s.
Het vuurwerk dat werd aangetroffen in de bakwagen is vervolgens in beslag genomen en onderzocht. Gebleken is dat sprake is van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, namelijk:
- 205,8 kilogram Enkelschotsbuizen (Flowerbed, genaamd Pyro Night);
- 160 kilogram Enkelschotsbuizen (Flowerbed, genaamd Explosions in the Sky);
- 168 kilogram Enkelschotsbuizen (Flowerbed, genaamd Fire are born 3-1);
- 72 Shells (mortierbom, genaamd 6 inch Display Shell);
- 72 Shells (mortierbom, genaamd 3” shell div effecten);
- 1947 Shells (mortierbom, genaamd 3” shell DS03 2023);
- 103 Shells (mortierbom, genaamd Cilinder Zapakow);
- 30 Shells (motierbom genaamd (Cilinder Zapakow);
- 11 Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed), genaamd 1.2”200 shots cake 2023);
- 11 Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed, genaamd 1.2”200 shots cake 2023);
- 11 Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed, genaamd 1.2”200 shots cake 2023);
- 2 Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed genaamd KFC4002/TXB 450);
- 3 Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed, genaamd U17009/XB4006 BAT 100S);
- 4 stuks Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed, genaamd 242S 0.8 inch-1.75 inch I,W,Z Bateria F4.
Vrijspraak van binnen het grondgebied brengen, opslaan en aan een ander ter beschikking stellen
Verdachte wordt verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben, binnen het grondgebied brengen, opslaan en het aan een ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde binnen het grondgebied brengen, opslaan en het aan een ander ter beschikking stellen, nu het dossier hiervoor geen bewijs bevat.
Met betrekking tot het tenlastegelegde ‘voorhanden hebben’ overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de beoordeling of sprake is geweest van het ‘voorhanden hebben’ van het vuurwerk spelen drie factoren een rol:
- de aanwezigheid van het vuurwerk, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van verdachte. Daarbij geldt dat de eigendomsvraag van het vuurwerk er niet toe doet en ook niet van belang is waar het vuurwerk zich bevindt. Wel is van belang dat verdachte over het vuurwerk kan beschikken. Deze beschikking hoeft niet onmiddellijk te zijn;
- een (machts)relatie tussen verdachte en het vuurwerk. Daarbij geldt dat het enkel onder zich hebben nog niet zonder meer ‘voorhanden hebben’ oplevert, alsmede dat er een zekere relatie dient te bestaan tussen het vuurwerk en de dader in de zin dat met betrekking tot het vuurwerk een zekere machtsuitoefening mogelijk moet zijn en dat het gaat om een zekere handelingsbevoegdheid (beschikkingsmacht), waarvan ook sprake kan zijn als men geen zeggenschap heeft over het vuurwerk, maar wel over de plaats waar het zich bevindt;
- bewustheid van verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van het vuurwerk. Daarbij geldt dat bij verdachte een meerdere of mindere mate van bewustheid moet bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het vuurwerk. De aanduiding van ‘in meer of mindere mate’ geeft aan dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het vuurwerk, zonder dat die bewustheid zich hoeft te uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat vuurwerk. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Ten aanzien van de eerste twee factoren overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de gevorderde gegevens van het verhuurbedrijf van de bakwagen blijkt dat:
- Verdachte op maandag 20 november 2023 de bedrijfsauto met kenteken [kenteken] heeft gehuurd;
- [medeverdachte 2] de bedrijfsauto met kenteken [kenteken] op woensdag 22 november 2023 en donderdag 23 november 2023 heeft gehuurd.
Verdachte zat als bijrijder in een door [medeverdachte 2] gehuurde bakwagen waarin het vuurwerk is aangetroffen. Als [medeverdachte 2] niet meer kon rijden, dan zou verdachte het van hem overnemen. Het vuurwerk bevond zich in de onmiddellijke nabijheid van verdachte in de laadruimte van die bakwagen waar verdachte vrij toegang tot had. Verdachte had dan ook de beschikkingsmacht over het vuurwerk.
Met betrekking tot de bewustheid van de aanwezigheid van het vuurwerk heeft verdachte op 24 november 2023 en ter terechtzitting van 8 juli 2024 verklaard dat hij niet wist dat hij vuurwerk vervoerde. Hij dacht dat er kerstpakketten in de bakwagen lagen.
Zoals hiervoor overwogen dient bij verdachte een meerdere of mindere mate van bewustheid hebben bestaan met betrekking tot de aanwezigheid van het vuurwerk in de bakwagen. Daarbij geldt dat een verweer, inhoudende een ontkenning van de bewustheid, onderbouwd en niet op voorhand onaannemelijk zal moeten zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een niet onderbouwde en op voorhand onaannemelijke verklaring van verdachte. De rechtbank neemt daartoe het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft op 24 november 2023 het volgende verklaard:
V: Wat vervoerden jullie?
A: Vuurwerk, daar was ik niet van op de hoogte.
(…)
V: Waar gingen jullie naar toe?
A: Ga ik niet zeggen.
V: Waarom wil je dat niet zeggen?
A: Anders kan ik niet rustig buiten lopen.
V: Betekent dat je bang bent voor iemand?
A:Ik weet niet wat ik kan verwachten.
V In opdracht van wie vervoerden jullie dit?
A Het is niet echt een opdracht geweest, maar er is een ritje en heb je zin om mee
te gaan?
V Wie vroeg dit dan?
A Ik beroep mij op mijn zwijgrecht.
V: Je zei net dat je bang was, dus dan weet je ook wat je vervoerde?
A: Ik weet nu pas wat ik vervoerde, dat wist ik gisteren nog niet.
(…)
V: In het voertuig is een Jammer aangetroffen, wat kunt u daarover verklaren?
A: ik wist niet dat er een Jammer was.
Verdachte heeft op 29 december 2023 het volgende verklaard:
V: Welke dagen heb jij met [medeverdachte 2] gereden?
A: Die dagen dan, maandag 20 woensdag 22 en donderdag 23 november 2023.
(…)
V: Voor wie reed u met vuurwerk rond?
A: Voor [medeverdachte 1] .
(…)
V: Naar welk adres gingen jullie om vuurwerk af te leveren?
A: Dat werd pas onderweg verteld. Dat zou dan via de telefoon doorgegeven worden. Wij zouden richting [plaats 2] gaan.
V: Waar haalde u het vuurwerk op om af te leveren?
A: Dat kan ik niet zeggen. Omdat ik het niet weet.
Als ik het wel zou weten dan zou ik het niet vertellen denk ik. Omdat ik dan niet
rustig over straat kan lopen.
(…)
O; de bedrijfsauto waar jullie die maandag, woensdag en donderdag in reden, werd ook een GPS jammer aangetroffen.
V: Waarom zat die in de bedrijfsauto?
A: Omdat de klant soms liever heeft dat zijn adres niet bekend werd. Daarom werd dat ding ingeschakeld.
V: Op welke momenten zette jij of [medeverdachte 2] die jammer aan?
A: Een kilometer 5 á 10 voor het adres waar wij moesten zijn.
Gelet op de verschillende afgelegde verklaringen van verdachte in samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij dacht kerstparketten te vervoeren, ongeloofwaardig. Uit de wisselende en op onderdelen tegenstrijdige verklaringen van verdachte en gelet op hetgeen verdachte op 29 december 2023 heeft verklaard, leidt de rechtbank af dat hij in voldoende mate op de hoogte was dat hetgeen in de bakwagen lag professioneel vuurwerk betrof.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde vuurwerk voorhanden heeft gehad.
De rechtbank moet - gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten en de tenlastelegging - beoordelen of de gedraging al dan niet opzettelijk door verdachte is verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat zogenoemd ‘kleurloos opzet’: het opzet moet gericht zijn op de feitelijk omschreven gedraging. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht.
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte de dozen met vuurwerk willens en wetens voorhanden heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit opzettelijk door verdachte is begaan.
De rechtbank acht tevens op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij voor [medeverdachte 1] reed. Samen met [medeverdachte 2] was hij onderweg om het vuurwerk af te leveren. Onderweg zou per telefoon worden doorgegeven waar het vuurwerk moest worden afgeleverd. Als medeverdachte [medeverdachte 2] niet meer zou kunnen rijden, dan zou verdachte het van hem overnemen. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering en daarmee van het medeplegen van het ten laste gelegde.
De rechtbank acht op grond van voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aangetroffen vuurwerk samen met anderen opzettelijk voorhanden heeft gehad.