Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
primair), dan wel, al dan niet opzettelijk, aldaar professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij niet over de daarvoor vereiste gespecialiseerde kennis beschikte (
subsidiair);
primair), dan wel, al dan niet opzettelijk, aldaar professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij niet over de daarvoor vereiste gespecialiseerde kennis beschikte (
subsidiair);
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
- de aanwezigheid van het vuurwerk, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader. Daarbij geldt dat de eigendomsvraag van het vuurwerk er niet toe doet en het ook niet van belang is waar het vuurwerk zich bevindt. Wel is van belang dat de dader over het vuurwerk kan beschikken. Deze beschikking hoeft niet onmiddellijk te zijn;
- een (machts)relatie tussen verdachte en het vuurwerk. Daarbij geldt dat het enkel onder zich hebben nog niet zonder meer ‘voorhanden hebben’ oplevert, alsmede dat er een zekere relatie dient te bestaan tussen het vuurwerk en de dader in de zin dat er met betrekking tot het vuurwerk een zekere machtsuitoefening mogelijk moet zijn en dat het gaat om een zekere handelingsbevoegdheid (beschikkingsmacht), waarvan ook sprake kan zijn als men geen zeggenschap heeft over het vuurwerk, maar wel over de plaats waar het zich bevindt;
- bewustheid van de dader met betrekking tot de aanwezigheid van het vuurwerk. Daarbij geldt dat bij de dader een meerdere of mindere mate van bewustheid moet bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het vuurwerk en dat een verweer, inhoudende een ontkenning van de bewustheid, onderbouwd en van een niet al te hoog sprookjesgehalte zal moeten zijn;
primair), dan wel, al dan niet opzettelijk, aldaar professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij niet over de daarvoor vereiste gespecialiseerde kennis beschikte (
subsidiair). De omstandigheid dat verdachte in de bunker over het vuurwerk heeft kunnen beschikken, brengt niet zonder meer met zich dat verdachte het vuurwerk in de bunker ‘voorhanden heeft gehad’. Verdachte heeft in dat kader verklaard dat hij enkel op verzoek van [medeverdachte] heeft geholpen met het overladen van het vuurwerk van de bunker naar een voertuig. Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel is een zekere relatie tussen het vuurwerk en verdachte vereist. Het is de rechtbank niet gebleken dat daar sprake van is geweest. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over het professioneel vuurwerk (42 mortierbommen (shells) en 159 flowerbeds) dat in de genoemde bunker in Kevelaer is aangetroffen. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
opzettelijkdoor verdachte is begaan. De rechtbank gaat aldus voorbij aan het betoog van de raadsvrouw dat geen sprake is geweest van opzet.
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan,
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan,
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.