ECLI:NL:RBOVE:2024:3571

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
ak_24_491
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van online gokinkomsten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen heeft op 3 april 2023 besloten de bijstandsuitkering van eiser over de periode van 1 januari 2022 tot en met 26 maart 2023 te herzien en terug te vorderen, omdat eiser in die periode in totaal € 1.990,68 aan bijschrijvingen van online gokaccounts heeft ontvangen. Eiser betwist dat deze bijschrijvingen als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat hij stelt dat hij alleen met gratis bonussen heeft gegokt en zijn bijstandsuitkering niet heeft gebruikt om te gokken. De rechtbank oordeelt echter dat het college terecht heeft besloten tot herziening en terugvordering, omdat de bijschrijvingen als middelen zijn aan te merken volgens artikel 31 van de PW. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat hij geen bijstandsuitkering heeft gebruikt voor zijn gokactiviteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het college.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/491

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L. de Widt),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (het college),

(gemachtigde: M.J. Nieuwland).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW).
1.1.
Met het besluit van 3 april 2023 (primair besluit) heeft het college de bijstandsuitkering over de periode 1 januari 2022 tot en met 26 maart 2023 herzien en teruggevorderd. Het gaat om een totaalbedrag van € 1.990,68. Het aflossingsbedrag is berekend op € 59,78 per maand.
1.2.
Met het bestreden besluit van 30 november 2023 op het bezwaar van eiser is het college met een aanvullende motivering bij het eerdere besluit gebleven. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm van alleenstaande. Bij het controleformulier over de maand maart 2023 heeft eiser de bijbehorende bankafschriften overgelegd. Omdat hierop bijschrijvingen van online casino’s stonden heeft het college
de bankafschriften bij eiser opgevraagd over de periode 1 januari 2022 tot en met 26 maart 2023. Uit het onderzoek is gebleken dat eiser over 2023 € 1.553,25 aan bijschrijvingen heeft ontvangen van het online casino’s. Over heel 2022 gaat het om een bedrag van € 437,43. Deze bijschrijvingen zijn met eiser besproken. Eiser hij gezegd dat hij alleen met gratis bonussen heeft gegokt. Hij heeft uitgelegd dat hij geld stortte op de online casino’s en dat hij bij elke wekelijkse storting (tot twee keer) per week gratis bonussen (zogenoemde ‘spins’) krijgt. Het gestort bedrag laat hij direct (vaak dezelfde dag) of kort daarna weer terugstorten op zijn bankrekening. Vervolgens gokt hij met de gratis bonussen van de online casino’s.

Standpunten van partijen

3. Volgens het college heeft eiser over de periode van 1 januari 2022 tot en met
26 maart 2023 in totaal € 1.990,68 aan bijschrijvingen ontvangen van online gokaccounts. Deze bijschrijvingen heeft het college gekort op de bijstandsuitkering van eiser, omdat de bijgeschreven bedragen middelen zijn, zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de PW. Volgens het college is er geen reden om de terugvordering op een lager bedrag vast te stellen, omdat eiser ter onderbouwing van zijn standpunt geen informatie van zijn account (‘wallets’) heeft overgelegd. Daardoor heeft hij onvoldoende inzicht gegeven in zijn gokactiviteiten. Zo is niet duidelijk wat de saldo’s van de wallets waren. Ook komen de af- en bijschrijvingen op de bankrekening slechts gedeeltelijk met elkaar overeen. Volgens het college is er geen aanleiding om van de terugvordering af te zien.
4. Eiser betwist niet dat hij meerder bijschrijvingen van online goksites heeft ontvangen. Hij stelt echter dat het college geen rekening heeft gehouden met de vraag hoe deze bijschrijvingen tot stand zijn gekomen. Volgens eiser gaat het in dit geval om de vraag of eiser voor het in totaal opgenomen bedrag van € 1.990,68 heeft gegokt met bijstandsgeld of niet. Eiser heeft het idee dat het college niet goed heeft doorgrond hoe het systeem bij de gokaccounts werkte. Hiertoe voert eiser aan dat hij de bijstandsuitkering uitdrukkelijk niet heeft gebruikt om mee te gokken, maar om bonussen mee te verkrijgen. Hij heeft bedragen gestort bij TOTO en BetCity.nl om in aanmerking te komen voor een ‘bonus’, zoals onder meer bepaald in artikel 1, onder b van het deelnemersreglement van TOTO. Om een dergelijke bonus te krijgen moet een bepaald bedrag wordt gestort op het account. Vervolgens kan met de bonus een aantal keren gratis worden gegokt. Zo ontvangen spelers bij TOTO een bonus van € 50,- wanneer zij € 10,- storten. Ook BetCity bood deze mogelijkheid. Op het moment dat hij de bonussen had verkregen heeft hij de door hem gestorte bedragen vrijwel direct teruggestort naar zijn bankrekening. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een overzicht van de transacties in het beroepschrift vermeld.
4.1.
Eiser is van mening dat hij niets heeft achtergehouden en ook twee of drie keer aan de consulent heeft doorgegeven dat hij wat gewonnen had. Zo heeft hij de gewonnen bedragen op 11 januari 2022 en 29 januari 2023 van elk € 100,- op dezelfde dag gemeld bij zijn contactpersoon van de gemeente. Hier heeft hij volgens hem geen afwijzende reactie op gekregen.
4.2.
Tijdens de zitting heeft eiser desgevraagd toegelicht dat het destijds mogelijk was om zo gratis bonussen te krijgen, maar dat dat nu niet meer mogelijk is. Nu moet je eerst minimaal € 25,- inzetten én besteden om een bonus te krijgen. Desgevraagd heeft eiser aangegeven dat hij een overzicht van de gokaccount met de transactiehistorie niet meer kan verkrijgen, omdat hij deze account heeft beëindigd toen het college onderzoek ging doen. Dit heeft hij toen gedaan omdat hij in shock was van het onderzoek naar de gokactiviteiten. Hij was namelijk in de veronderstelling dat hij niets verkeerd deed. Eiser stelt zich op het standpunt dat de jurisprudentie [1] over het gokken bij (fysieke) gokinstellingen ook van toepassing is op gokken bij online casino’s en stelt zich op grond van die jurisprudentie op het standpunt dat de gokinkomsten van eiser moeten worden vastgesteld aan de hand van de inleg die hij met zijn bijstandsuitkering op de gokaccounts heeft gedaan.
4.3.
Eiser voert subsidiair aan dat hij akkoord kan gaan met een terugvordering van
€ 480,- in plaats van € 1.990,68, omdat een aantal bedragen niet te verklaren is uit de af- en bijschrijvingen en niet duidelijk is dat deze bedragen met de bonussen zijn gewonnen. Die bedragen zijn opgeteld tot een totaalbedrag van € 480,- Daarvan is in totaal € 180,- afkomstig van de Nederlandse Loterij en € 300,- van TOTO en BetCity.
5. In reactie op het beroepschrift heeft het college aangegeven dat eiser zijn beroepsgronden niet met een controleerbare en verifieerbare administratie van de gokaccounts heeft onderbouwd.

Wettelijk kader

6. Artikel 17, eerste lid, van de PW bepaalt dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling moet doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
6.1.
Tot het inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de PW worden alle middelen gerekend die over het algemeen periodiek worden ontvangen en kunnen worden ingezet voor de voorziening in het levensonderhoud. De middelen moeten wel betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan. Is dat niet het geval, dan is geen sprake van inkomen als hier bedoeld. Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW bevat geen uitputtende opsomming van alle mogelijke inkomstenbronnen, maar voorbeelden van inkomsten die tot het inkomen worden gerekend. Daar is ook bepaald dat inkomsten en ontvangsten die naar hun aard overeenkomen met de wel genoemde inkomstenbronnen, ook inkomsten zijn voor toepassing van de PW. Ook eenmalig ontvangen inkomsten, die naar hun aard met inkomsten overeenkomen, moeten als inkomen in aanmerking worden genomen.
6.2.
Artikel 54, derde lid, van de PW bepaalt dat het college een besluit tot toekenning van bijstand herziet, dan wel een besluit tot toekenning van bijstand intrekt, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, (…), heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
6.3.
Artikel 58, eerste lid, van de PW bepaalt dat het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvordert voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, (…).
6.4.
Artikel 58, tweede lid, van de PW bepaalt dat het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van bijstand kan terugvorderen, voor zover de bijstand:
a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend; (...).
6.5.
Artikel 58, achtste lid, van de PW bepaalt dat het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank is van oordeel dat het college de bijstandsuitkering van eiser terecht heeft herzien en teruggevorderd. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de bestreden beslissing niet is gebaseerd op een schending van de inlichtingenverplichting (artikel 17, eerste lid, van de PW), maar op artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de PW.
Het college is van mening dat de inlichtingenverplichting wel is geschonden, maar heeft er tijdens de bezwaarprocedure voor gekozen om de wettelijke grondslag van het primaire besluit niet te wijzigen, omdat dit in strijd zou zijn met het reformatio in peius beginsel. Dit beginsel houdt in dat iemand door het instellen van bezwaar of beroep niet in een nadeliger rechtspositie terecht mag komen dan waarin hij zich door het bestreden besluit reeds bevindt. Een terugvordering op grond van artikel 58, eerste lid van de PW (als gevolg van de schending inlichtingenverplichting) zou volgens het college namelijk ook tot gevolg hebben dat het college moet beoordelen of zij aan eiser een boete moet opleggen.
De bijschrijvingen van de online gokaccounts zijn aangemerkt als middelen als bedoeld in artikel 31 van de PW. De terugvordering is gebaseerd op artikel 58, tweede lid, onder a, van de PW Het college heeft er in het voordeel van eiser voor gekozen om de bedragen niet in mindering te brengen op de uitkering in de maanden waarin hij de bijschrijvingen ontving, maar als geheel bedrag terug te vorderen en de aflossing op deze vordering maandelijks te laten plaatsvinden door inhouding op de uitkering met 5% van de bijstandsnorm. Indien het wel per maand was herzien en teruggevorderd, dan was eiser volgens het college in geldproblemen gekomen doordat hij in verband met de automatische verrekening enkele maanden geen uitkering zou hebben ontvangen.
7.2.
Herziening en terugvordering is een voor betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening en terugvordering is voldaan bij het college. De betekent dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. De rechtbank is van oordeel dat het college daaraan heeft voldaan met de onderzoeksbevindingen en conclusies die in het onderzoeksrapport van 22 maart 2023 staan. Eiser heeft ook niet betwist dat hij in totaal een bedrag van € 1.990,68 aan bijschrijvingen heeft ontvangen van meerdere online casino's.
7.3.
Eiser stelt zich met een beroep op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] (CRvB) op het standpunt dat een bijstandsgerechtigde aan de hand van zijn pinopnames zijn gokinkomsten aannemelijk moet maken. Eiser stelt onder verwijzing naar die uitspraak dat hij zijn bijstandsuitkering niet heeft gebruikt om te gokken, maar om bonussen mee te verkrijgen en dat hij zijn gokinkomsten heeft gewonnen met die (gratis) bonussen en niet door de inleg van zijn bijstandsuitkering. Dit standpunt snijdt echter geen hout. Eiser stelt namelijk ten onrechte dat de jurisprudentie van de CRvB over het gokken bij een (fysieke) gokinstelling ook van toepassing is op gokken bij online casino’s.
Uit deze jurisprudentie volgt kort gezegd dat iemand die bijstand ontvangt, voortaan aan de hand van pinopnames in een gokinstelling aannemelijk kan maken welke bedragen hij of zij heeft ontvangen. Er kan dan worden uitgegaan van de vooronderstelling dat in het individuele geval de inkomsten uit gokactiviteiten in een gokinstelling – ongeacht welk gokspel is gespeeld – gelijk zijn aan de ingelegde bedragen. Bij dergelijke gokactiviteiten is het namelijk zo goed als onmogelijk om met een verifieerbare administratie of boekhouding te komen waarin is opgenomen welke bedragen bij welk gokspel zijn ingezet, welk bedrag per speelbeurt is gewonnen of verloren en of en, zo ja, in hoeverre bij welk gokspel ontvangen bedragen eventueel weer opnieuw zijn ingezet. Daardoor is het volgens die jurisprudentie voor een betrokkene ook zo goed als onmogelijk om aannemelijk te maken welke bedragen hij met het verrichten van gokactiviteiten in een gokinstelling heeft ontvangen.
Maar de rechtbank is van oordeel dat deze jurisprudentie niet van toepassing is op deze zaak, omdat eiser immers niet heeft gegokt in een fysieke gokinstelling, maar via online gokaccounts. Daarom is de situatie van eiser niet vergelijkbaar. Bij online gokactiviteiten is het immers niet onmogelijk om een verifieerbare administratie van een speel- en transactiehistorie te overleggen, zodat er geen reden is om te vooronderstellen dat de gokinkomsten gelijk zijn aan de ingelegde bedragen. Dat eiser deze informatie niet meer heeft kunnen overleggen, omdat hij zijn accounts heeft beëindigd, komt naar het oordeel van de rechtbank voor zijn risico.
7.4.
Voor herziening van de bijstandsuitkering op grond van art. 54, derde lid, van de PW is voldoende dat eiser inkomsten heeft genoten die kunnen worden aangemerkt als middelen als bedoeld in artikel 31 van de PW. Het is vaste jurisprudentie [3] dat de bijschrijvingen van de online gokaccounts kunnen worden aangemerkt als middelen als bedoeld in artikel 31 van de PW. Het maakt daarbij geen verschil of eiser die bijschrijvingen heeft verkregen door inzet van de (gratis) bonussen of door inleg van zijn bijstandsuitkering. Het zijn in beide gevallen middelen als bedoeld in art. 31 PW. Het college heeft in dit geval waar eiser naar heeft verwezen - niet wegens schending van zijn inlichtingenplicht van eiser verlangd om aannemelijk te maken dat hij, ondanks inkomsten uit online-gokken, nog recht zou kunnen doen gelden op een volledige dan wel aanvullende bijstandsuitkering door aan het college voldoende informatie te verstrekken over de omvang van zijn inkomsten uit zijn gokactiviteiten, en dat is óók anders dan in de eerder genoemde uitspraak van de CRvB waar eiser een beroep op doet. In dit geval heeft het college immers de omvang van die inkomsten, waarmee zij heeft rekening gehouden, beperkt tot het bedrag van € 1.990,68, op grond van de door eiser verstrekte bankafschriften, waaruit die inkomsten van de gokaccounts genoegzaam blijken. En daarover bestaat tussen partijen geen verschil van mening.
7.5.
Tijdens de zitting heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en verwezen naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024 [4] . De gemachtigde van eiser heeft daarbij aangegeven dat zij dat standpunt nu pas naar voren kan brengen, omdat het een recente uitspraak is. De rechtbank laat deze beroepsgrond buiten beschouwing, omdat hier te laat een beroep op is gedaan. Derhalve is dit in strijd met de goede procesorde. De gemachtigde van eiser heeft dit verzoek namelijk pas tijdens de zitting in de laatste termijn ingebracht. Hierdoor was het college niet in de gelegenheid om zich hierop voor te bereiden en is het beroep daarmee in de eerste plaats in strijd met de eisen van een goede procesorde. In de tweede plaats is de rechtbank van oordeel dat de betreffende uitspraak niet dusdanig recent was dat de gemachtigde van eiser hier niet eerder een beroep op had kunnen doen. Er zat ruim een maand tussen de uitspraak en de zitting.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Ook krijg hij geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 april 2023, kenmerk: ECLI:NL:CRVB:2023:482
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 april 2023, ECLI:NL:CRVB: 2023:482
3.Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep van 23 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:932
4.Uitspraak met het kenmerk: ECLI:NL:CBB:2024:190