Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (het college),
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Standpunten van partijen
€ 480,- in plaats van € 1.990,68, omdat een aantal bedragen niet te verklaren is uit de af- en bijschrijvingen en niet duidelijk is dat deze bedragen met de bonussen zijn gewonnen. Die bedragen zijn opgeteld tot een totaalbedrag van € 480,- Daarvan is in totaal € 180,- afkomstig van de Nederlandse Loterij en € 300,- van TOTO en BetCity.
Wettelijk kader
Beoordeling door de rechtbank
Het college is van mening dat de inlichtingenverplichting wel is geschonden, maar heeft er tijdens de bezwaarprocedure voor gekozen om de wettelijke grondslag van het primaire besluit niet te wijzigen, omdat dit in strijd zou zijn met het reformatio in peius beginsel. Dit beginsel houdt in dat iemand door het instellen van bezwaar of beroep niet in een nadeliger rechtspositie terecht mag komen dan waarin hij zich door het bestreden besluit reeds bevindt. Een terugvordering op grond van artikel 58, eerste lid van de PW (als gevolg van de schending inlichtingenverplichting) zou volgens het college namelijk ook tot gevolg hebben dat het college moet beoordelen of zij aan eiser een boete moet opleggen.
De bijschrijvingen van de online gokaccounts zijn aangemerkt als middelen als bedoeld in artikel 31 van de PW. De terugvordering is gebaseerd op artikel 58, tweede lid, onder a, van de PW Het college heeft er in het voordeel van eiser voor gekozen om de bedragen niet in mindering te brengen op de uitkering in de maanden waarin hij de bijschrijvingen ontving, maar als geheel bedrag terug te vorderen en de aflossing op deze vordering maandelijks te laten plaatsvinden door inhouding op de uitkering met 5% van de bijstandsnorm. Indien het wel per maand was herzien en teruggevorderd, dan was eiser volgens het college in geldproblemen gekomen doordat hij in verband met de automatische verrekening enkele maanden geen uitkering zou hebben ontvangen.
Uit deze jurisprudentie volgt kort gezegd dat iemand die bijstand ontvangt, voortaan aan de hand van pinopnames in een gokinstelling aannemelijk kan maken welke bedragen hij of zij heeft ontvangen. Er kan dan worden uitgegaan van de vooronderstelling dat in het individuele geval de inkomsten uit gokactiviteiten in een gokinstelling – ongeacht welk gokspel is gespeeld – gelijk zijn aan de ingelegde bedragen. Bij dergelijke gokactiviteiten is het namelijk zo goed als onmogelijk om met een verifieerbare administratie of boekhouding te komen waarin is opgenomen welke bedragen bij welk gokspel zijn ingezet, welk bedrag per speelbeurt is gewonnen of verloren en of en, zo ja, in hoeverre bij welk gokspel ontvangen bedragen eventueel weer opnieuw zijn ingezet. Daardoor is het volgens die jurisprudentie voor een betrokkene ook zo goed als onmogelijk om aannemelijk te maken welke bedragen hij met het verrichten van gokactiviteiten in een gokinstelling heeft ontvangen.