ECLI:NL:RBOVE:2024:3233

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
ak_24_1922
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering in verband met verslavingsproblematiek

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 20 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 19 april 2023 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het Uwv ten onrechte de ZW-uitkering heeft beëindigd zonder voldoende onderzoek te doen naar de medische beperkingen van eiser, die voortkomen uit zijn verslavingsproblematiek. Eiser had eerder een WW-uitkering en meldde zich ziek vanwege verslavingsproblemen. Het Uwv beëindigde de ZW-uitkering op basis van een rapport van de verzekeringsarts, die concludeerde dat eiser geschikt was voor zijn eigen arbeid. Eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat hij niet naar waarheid had verklaard over zijn verslaving tijdens het primaire onderzoek. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van eiser en dat er aanwijzingen zijn dat eiser nog steeds verslaafd is. De rechtbank vernietigt het besluit van het Uwv en draagt hen op om een nieuw besluit te nemen, waarbij een zorgvuldiger medisch onderzoek moet plaatsvinden. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750,-, en moet het griffierecht van € 51,- aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1922

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. E. Schriemer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,het Uwv
(gemachtigde: W. Prins).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van de ZW [1] -uitkering per 19 april 2023.
1.2
Het Uwv heeft de ZW-uitkering met het besluit van 18 april 2023 beëindigd. Met het bestreden besluit van 13 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij de beëindiging gebleven.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, [naam 1] van GGD IJsselland en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het besluit
4.1
Eiser was werkzaam als Productiemedewerker verzinkerij bij [bedrijf]. Na de beëindiging van dit dienstverband heeft het Uwv per 1 augustus 2020 aan eiser een WW-uitkering toegekend. Tijdens de WW-uitkering heeft eiser gewerkt als Productiemedewerker bij Scania voor 36 uur per week. Eiser heeft zich op 19 november 2021 ziekgemeld vanuit de WW vanwege verslavingsproblematiek.
4.2
Het Uwv heeft per 1 februari 2022 aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Eiser zou op 10 december 2021 starten met een behandeling bij Tactus verslavingszorg. Bij de Eerstejaars ZW-beoordeling van 19 april 2023 heeft eiser bij de primaire arts verklaard dat de behandeling met succes is afgerond, dat hij al één jaar geen middelen meer gebruikt en dat geen sprake is van belemmeringen om te werken. Hierna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.
Het standpunt van het Uwv
5. Het Uwv heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser vanaf 19 april 2023 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat hij geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. In eisers geval betreft zijn eigen arbeid de functie van Productiemedewerker bij Scania. Aan het oordeel van het Uwv ligt de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 februari 2024 ten grondslag.
Het standpunt van eiser
6. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte uitgaat van wat eiser bij de primaire arts over zijn verslaving heeft verteld. Eiser heeft bij de primaire arts vanuit schaamte niet naar waarheid verklaard, door te stellen dat hij succesvol is behandeld voor zijn verslaving. Dat er een ambulant begeleider bij het spreekuur aanwezig was maakt dit niet anders omdat niet duidelijk is of die begeleider op de hoogte was van de werkelijke situatie of zich vrij voelde om de onjuiste verklaringen van eiser te corrigeren. Eisers huidige begeleider [naam 1] heeft aangegeven dat de behandeling nooit van de grond is gekomen en dat eiser nog steeds verslaafd is. Eiser wijst op het e-mailbericht van 29 januari 2024 van [naam 1] en [naam 2] van Tactus verslavingszorg. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat er geen gegevens zijn op basis waarvan kan worden getoetst of op de datum in geding sprake was van middelengebruik. Er zijn in elk geval geen gegevens waaruit volgt dat eiser op de datum in geding niet gebruikte en niet verslaafd was. Bovendien volgt uit de omstandigheid dat eiser op de datum in geding niet in behandeling was nog niet dat hij niet verslaafd was.
Hoewel middelengebruik op zichzelf niet hoeft te leiden tot arbeidsongeschiktheid kan dat wel degelijk het geval zijn indien sprake is van een opname of gebreken. Eiser wijst op de uitspraak van de CRvB [2] van 4 december 2013 [3] . In dat verband wijst eiser erop dat hij vanwege de verslavingsproblematiek werkafspraken niet kan nakomen, dat hij te laat op het werk komt of niet komt, dat hij een kort lontje heeft en uitvalt tegen mensen. Het ontbeert eiser aan basale werknemersvaardigheden. Hij komt afspraken niet na en vertoont onaangepast gedrag. De voormalig leidinggevende van eiser bij [bedrijf], [naam 3], heeft verklaard dat eiser zijn laatste dienstjaar steeds vaker te laat kwam, zich op het laatste moment ziek melde of helemaal niet kwam opdagen. Eiser had altijd al enige aansturing nodig maar in het laatste jaar nog meer. Verder voert eiser nog aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de opmerking dat eiser in de periode dat hij werkte ook middelen gebruikte en toen ook goed functioneerde miskent dat eiser is uitgevallen in de maatmanfunctie en een keer op staande voet is ontslagen vanwege het middelengebruik.
Beoordelingskader
7. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient onder ‘zijn arbeid’ in voormelde zin te worden verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid.
Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat een verslaving aan verdovende middelen en/of alcohol op zich niet als een ziekte (of gebrek) wordt aangemerkt. [4] Dat is anders als de verslaving leidt tot objectiveerbare medische beperkingen of indien de verslaving noodzaakt tot een klinische opname of behandeling.
De beoordeling van de beroepsgronden
Is het onderzoek van het Uwv zorgvuldig?
8. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapportages van zijn verzekeringsartsen. De rapporten van de verzekeringsartsen moeten wel blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn.
9. Eiser is bij het primaire onderzoek op het spreekuur gezien door een arts van het Uwv. Het medisch rapport is akkoord bevonden door de verzekeringsarts. De arts concludeert dat eiser bij het spreekuur heeft verklaard dat hij succesvol is behandeld bij Tactus verslavingszorg, dat hij al één jaar geen middelen meer gebruikt en dat hij zonder belemmeringen weer aan het werk kan gaan. De arts ziet in de psychodiagnostiek van eiser geen reden voor arbeidsongeschiktheid nu hij in de uitoefening van de maatmanfunctie hier eveneens mee heeft kunnen functioneren.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser medisch onderzocht bij de hoorzitting in bezwaar. Verder is dossieronderzoek verricht en overlegd met de medewerker bezwaar. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen gegevens op basis waarvan kan worden getoetst of eiser op de datum in geding wel of geen middelen gebruikte. Vast staat dat eiser op de datum in geding niet onder behandeling was en sindsdien ook niet is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen redenen om de primaire beoordeling te herzien.
10.1
De rechtbank is van oordeel dat de medische rapporten van het Uwv onvoldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
10.2
De rechtbank acht aannemelijk dat eiser bij het primaire onderzoek van het Uwv niet naar waarheid heeft verklaard over zijn verslavingsproblematiek. Uit de verklaring van eiser bij het medische onderzoek in bezwaar, uit de gronden van beroep, uit de toelichting van eisers gemachtigde en behandelaar bij de zitting en uit de door eiser overgelegde stukken (de verklaring van zijn begeleider [naam 1] en de verklaring van [naam 2] van Tactus verslavingszorg) blijkt dat eiser nooit is gestart met de behandeling voor zijn verslavingsproblematiek en onophoudelijk middelen is blijven gebruiken. Gelet op de inhoud van deze stukken acht de rechtbank het aannemelijk dat bij het verrichten van de maatgevende arbeid sprake was van middelengebruik en acht de rechtbank het niet uitgesloten dat eisers dienstverband vanwege het middelengebruik is beëindigd.
10.3
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dit kader gemotiveerd dat er geen gegevens voorhanden zijn op basis waarvan kan worden getoetst of eiser op de datum in geding wel of geen middelen gebruikte. Daarvoor acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep van belang dat eiser op de datum in geding niet onder behandeling stond en dat uit de eindrapportage van het Werkfit-traject volgt dat eiser klaar is om aan het werk te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat deze motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te kort doet aan eisers klachten. Het ligt op de weg van de verzekeringsarts om eisers volledige medische situatie in kaart te brengen aan de hand van eisers verklaringen, het dossier en de verder ingebrachte medische stukken. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat de focus is gelegd op de vraag of sprake was van middelengebruik op de datum in geding. Uit de hiervoor genoemde jurisprudentie volgt echter dat indien een verslaving leidt tot objectiveerbare medische beperkingen, dit als ziekte (of gebrek) kan worden aangemerkt, en dus niet het middelengebruik
an sich. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het geval van eiser onvoldoende in kaart heeft gebracht of sprake is van zulke, als gevolg van een verslaving, objectiveerbare medische beperkingen.
10.4
Daarbij acht de rechtbank van belang dat onderzoek naar deze beperkingen wel degelijk op de weg van de verzekeringsarts lag, nu uit eisers dossier indicaties naar voren komen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de gebreken in het functioneren van eiser het gevolg zijn van objectiveerbare medische beperkingen. Zo is gedurende de bezwaarfase duidelijk geworden dat eiser niet steeds naar waarheid verklaart over zijn beperkingen en mogelijkheden tot werk. In dat kader heeft [naam 1] bij de hoorzitting in bezwaar toegelicht dat eiser zich beter voordoet dan het daadwerkelijk met hem gaat. Hierin had de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding moeten zien om eiser kritisch te bevragen over zijn mogelijkheden en beperkingen. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet nader gevraagd of onderzocht welke hindernissen eiser ervaart in zijn dagelijks leven en bij de uitoefening van zijn werk. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep eveneens niet in diens motivering ten aanzien van het psychodiagnostisch onderzoek van 22 december 2022 (dat eiser met de in het onderzoek beschreven persoonlijkheidskenmerken en verstandelijke beperking in staat is gebleken om de maatgevende arbeid te verrichten). In dat kader heeft eiser zowel in bezwaar als in beroep naar voren gebracht dat hij in de uitvoering van zijn werkzaamheden altijd al veel aansturing nodig had en dat steeds erger werd. Eiser heeft gewezen op de verklaringen van zijn voormatig leidinggevende bij [bedrijf] [naam 3] die daarover kennelijk heeft verklaard dat eiser steeds te laat komt, zich op het laatste moment ziekmeldt, helemaal niet komt opdagen, steeds meer aansturing nodig heeft, afspraken niet nakomt en soms niet komt opdagen. Niet is onderzocht of eisers functioneren in de maatmanfunctie achteruit ging naar mate zijn verslavingsproblematiek verergerde en/of in hoeverre zijn functioneren in relatie stond tot de verslavingsproblematiek. Bovendien is niet doorgevraagd naar de reden voor de beëindiging van het dienstverband bij [bedrijf] en Scania waardoor niet is uitgesloten dat dit is gelegen in (de gevolgen van) een verslaving.
11. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte niet nader heeft onderzocht in hoeverre sprake is van objectiveerbare medische beperkingen als gevolg van eisers verslavingsproblematiek.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het medisch onderzoek onvolledig en daarmee onzorgvuldig is geweest en het bestreden besluit niet berust op een voldoende draagkrachtige motivering. Het Uwv zal eiser daarom opnieuw medisch moet beoordelen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Uit rechtsoverweging 10.1 tot en met 10.4 volgt dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat daarom de conclusies uit dat onderzoek niet toereikend zijn gemotiveerd. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het Uwv zal eiser nogmaals medisch moeten beoordelen. Op grond van de verkregen onderzoeksgegevens moet het Uwv vervolgens een nieuw besluit op het bezwaar nemen, dat betrekking heeft op de datum in geding.
13. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- (1 punt voor indiening beroepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting, waarde per punt van
€ 875,- en wegingsfactor 1).
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.750,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.L.M. Celie, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Ziektewet
2.Centrale Raad van Beroep
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3561