ECLI:NL:RBOVE:2024:2850

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10835562 \ CV EXPL 23-4863
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil en schending van de waarheidsplicht in civiele procedure

In deze zaak heeft eiseres, een verhuurder, gedaagde gedagvaard wegens het niet betalen van huur gedurende meer dan een jaar. Eiseres heeft echter verzuimd te vermelden dat de civiele rechter in eerdere procedures had geoordeeld dat zij nooit eigenaar is geworden van de woning in kwestie, vanwege misbruik van omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat deze omissie een ernstige schending van de waarheidsplicht, zoals vastgelegd in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), oplevert. Hierdoor worden de vorderingen van eiseres afgewezen. Gedaagde, die in reconventie ontbinding van de huurovereenkomst vorderde, krijgt gelijk in zijn verzoek om integrale proceskostenveroordeling. De kantonrechter benadrukt het belang van de waarheidsplicht in civiele procedures en stelt dat het niet naleven daarvan niet zonder gevolgen kan blijven. Eiseres wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde, die zijn werkelijke kosten heeft opgevoerd. De uitspraak is gedaan op 28 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10835562 \ CV EXPL 23-4863
Vonnis van 28 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
uit [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: ir. R.G. [eiseres] ,
tegen
[gedaagde],
uit [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C.L. Wendt.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard omdat hij al meer dan een jaar geen huur meer aan haar betaalt. [eiseres] heeft daarbij niet vermeld dat de civiele rechter al in twee instanties had beslist dat zij wegens misbruik van omstandigheden nooit eigenaar is geworden van de woning waar het om gaat. De kantonrechter is van oordeel dat dit een zodanig ernstige schending van de waarheidsplicht van artikel 21 Rv oplevert dat de vorderingen haar moeten worden ontzegd. De door [gedaagde] gevorderde integrale proceskostenveroordeling wijst de kantonrechter toe. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 november 2023 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens wijziging van eis in conventie met producties;
  • akte overlegging productie 6 van [gedaagde] ;
  • akte overlegging producties 13-18 van [eiseres] ;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mondelinge behandeling van 24 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waar [gedaagde] spreekaantekeningen heeft overgelegd.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is een aantal jaren huurder geweest van een zelfstandige woning in het woonhuis gelegen aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’). Het gehuurde was eigendom van de heer [naam] (hierna: ‘ [naam] ’), die op [datum] is overleden. [gedaagde] heeft het gehuurde inmiddels verlaten.
3.2.
[eiseres] heeft op 18 december 2017 een koopovereenkomst gesloten met [naam] , waarbij zij het woonhuis, de tuin en het erf voor 1 (één) euro van hem kocht. Deze koopovereenkomst is onderwerp geweest van een civiele procedure tussen de vereffenaar/de erven van [naam] enerzijds en [eiseres] anderzijds, waarin de rechtbank op 2 februari 2022 eindvonnis wees. [1] [eiseres] had naar het oordeel van de rechtbank misbruik gemaakt van omstandigheden door met [naam] , die op leeftijd was en wiens geestelijke vermogens ernstig waren aangedaan, op deze manier (en zo nadelig voor hem) te contracteren. De rechtbank heeft de overeenkomst vernietigd en [eiseres] – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeeld om de onroerende zaak aan de erfgenamen over te dragen, en voorts om de tot dan toe door haar ontvangen huurinkomsten aan hen te voldoen. Dit vonnis werd in het door [eiseres] aangespannen hoger beroep bij arrest van 25 april 2023 bekrachtigd. [2] [eiseres] heeft beroep in cassatie ingesteld. Daarop is nog niet beslist. De advocaat-generaal heeft inmiddels tot afwijzing van het cassatieberoep geconcludeerd.
3.3.
[gedaagde] is de huur vanaf 1 maart 2022 aan de vereffenaar/de erven [naam] gaan betalen. Het voorschot voor de energiekosten heeft [gedaagde] tot 1 december 2022 aan [eiseres] betaald.
3.4.
[eiseres] heeft de hiervoor bij 3.2. vermelde feiten niet in haar dagvaarding vermeld.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert in conventie – samengevat en na haar eis te hebben verminderd – uitvoerbaar bij voorraad dat de kantonrechter uitspreekt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door niet op tijd de huur en de energiekosten te betalen. [eiseres] vordert daarnaast betaling van € 22.060,00 aan achterstallige huur, energiekosten en de contractuele boete. [eiseres] vordert ook de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en vordert in voorwaardelijke reconventie ontbinding van de huurovereenkomst per 1 maart 2022 en een verklaring voor recht dat [eiseres] geen vordering uit of in samenhang met de huurovereenkomst op [gedaagde] toekomt. [gedaagde] vordert zowel in conventie als in reconventie dat [eiseres] wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie
Schending waarheidsplicht (art. 21 Rv)
5.1.
Artikel 21 Rv bepaalt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van de rechter van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Als deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de rechter volgens het artikel daaruit de gevolgen trekken die hij geraden acht.
5.2.
Daarbij is van belang dat een rechter in een civiele procedure in grote mate afhankelijk is van de informatievoorziening door partijen en in beginsel ook uitgaat van de juistheid en de betrouwbaarheid van deze informatie. De gerechtvaardigdheid hiervan vloeit voort uit de waarheidsplicht, maar ook uit de goede trouw die partijen tegenover elkaar en tegenover de rechter in acht moeten nemen (wat zij in het algemeen ook doen). Als een van de partijen de waarheidsplicht op ernstige wijze schendt, ontvalt de grondslag aan het bedoelde vertrouwen. De geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de betreffende partij wordt daarmee in algemene zin aangetast (vgl. ECLI:NL:GHAMS:2015:85 en ECLI:NL:HR:2021:1144).
5.3.
[eiseres] maakt zich naar het oordeel van de kantonrechter schuldig aan een ernstige schending van deze waarheidsplicht, door een procedure aanhangig te maken op basis van beweerde huurachterstand, maar in haar dagvaarding met geen woord te reppen over de eerder gevoerde procedures, waarin reeds in twee instanties werd uitgemaakt dat a) zij geen eigenaar van het gehuurde is geworden en b) dat haar geen huurinkomsten toekomen. Het gaat om feiten waarvan het zonneklaar is dat ze van wezenlijk belang zijn voor de beoordeling van de gegrondheid van [eiseres] ’s vordering. [gedaagde] legt daar terecht de vinger op en [eiseres] had dat ook zonder meer moeten begrijpen. Haar mededeling ter zitting dat de relevantie van de feiten er niet is omdat een verhuurder niet per se eigenaar van het gehuurde hoeft te zijn, overtuigt in dit opzicht niet. Het laatste mag in juridische zin juist zijn, maar het verontschuldigt op geen enkele manier dat [eiseres] vermelding van de procedures (waarin niet alleen haar eigenaarschap, maar ook haar recht op de huurpenningen aan de orde was en waarbij [gedaagde] geen partij was) volledig achterwege liet. Ook het gegeven dat de kwestie onderwerp is van beroep in cassatie kan er niet toe leiden dat [eiseres] niet gehouden was om deze relevante feiten te vermelden.
Ten slotte kan ook het feit dat [eiseres] in persoon procedeert haar in dit opzicht niet helpen. Nog daargelaten dat het een eigen keuze is om geen rechtsbijstand in te schakelen, had het haar ook zonder hulp – en zeker na het doorlopen van de eerdere procedures – duidelijk moeten zijn dat zij de kantonrechter op het verkeerde been zou zetten door deze informatie achter te houden.
5.4.
Een dergelijke schending van art. 21 Rv kan niet zonder gevolgen blijven en brengt in dit geval mee dat de vorderingen [eiseres] zullen worden ontzegd. De kantonrechter neemt daarbij enerzijds in aanmerking dat [eiseres] door een ontzegging van haar vordering zwaar wordt getroffen, maar anderzijds dat zij weloverwogen en doelbewust relevante informatie heeft achtergehouden om ten koste van [gedaagde] betalingen toegewezen te krijgen. Van belang daarbij is dat als een schending van de waarheidsplicht niet streng gesanctioneerd zou worden, dat door procespartijen als een vrijbrief zou kunnen worden ervaren om te pogen met onwaarheden de wederpartij en de rechter op het verkeerde been te zetten, in de hoop er met een lichte sanctie vanaf te komen als de onwaarheden aan het licht zouden komen (vgl. ECLI:NL:HR:2021:1144).
5.5.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat de vorderingen van [eiseres] haar ook bepaald ongegrond voorkomen, aangezien zij daaraan gepretendeerd eigenaarschap aan ten grondslag legt en dat nu juist het punt is waar in rechte al in haar nadeel op is beslist. Haar veronderstelling dat die beslissingen nog geen effect hebben zolang haar beroep in cassatie loopt, is onjuist. De uitgesproken vernietiging van de koopovereenkomst is een declaratoire beslissing en voor het overige zijn de dicta uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het gerechtshof heeft een en ander integraal bekrachtigd. Een mogelijke andere basis op grond waarvan [eiseres] (als niet-eigenaar) jegens [gedaagde] als verhuurder zou kunnen worden aangemerkt, is door haar niet gesteld en evenmin gebleken.
5.6.
Nu de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen, behoeven de voorwaardelijke vorderingen in reconventie van [gedaagde] geen bespreking meer.
Integrale proceskostenveroordeling
5.7.
Omdat [eiseres] in het ongelijk zal worden gesteld, zal zij de proceskosten van [gedaagde] moeten betalen. [gedaagde] heeft in dat kader bepleit om de proceskosten niet forfaitair, maar op zijn werkelijke kosten te begroten. De kantonrechter is van oordeel dat de hiervoor besproken door [eiseres] aan de dag gelegde wijze van procederen op één lijn moet worden gesteld met misbruik van procesrecht, zodat een integrale proceskostenveroordeling toewijsbaar is.
5.8.
[gedaagde] heeft als productie 6 een overzicht van de door zijn gemachtigde gedeclareerde en nog te declareren werkzaamheden tot 12 april 2024 ter hoogte van € 6.354,65 inclusief btw overgelegd. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling gewezen op het kopje uit het overzicht: ‘
incl. niet declarabele uren’ en trekt in twijfel of deze kosten wel in rekening zullen worden gebracht bij [gedaagde] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat zijn gemachtigde in januari 2024 rond de € 3.700,00 heeft gedeclareerd en dat hij dit bedrag heeft betaald. De gemachtigde van [gedaagde] heeft bovendien verklaard dat het overige deel van de kosten zal worden gedeclareerd zodra [gedaagde] deze procedure wint. [eiseres] heeft hiertegen verder geen verweer gevoerd. De kantonrechter heeft geen reden om eraan te twijfelen dat de overige kosten uit het overzicht volledig en daadwerkelijk bij [gedaagde] in rekening zullen worden gebracht. De in het overzicht opgenomen posten komen de kantonrechter niet onredelijk voor. Daarbij constateert de kantonrechter dat toekomstige kosten voor werkzaamheden die na 12 april 2024 zijn verricht niet in het overzicht zijn opgenomen. [gedaagde] heeft voor deze kosten geen onderbouwing geboden zodat er ook geen aanleiding is om verdere kosten toe te wijzen.
5.9.
De slotsom is dat de kantonrechter [eiseres] zal veroordelen tot betaling van de proceskosten van [gedaagde] ter hoogte € 6.354,65 inclusief btw. De wettelijke rente over de proceskosten zal ook worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 6.354,65 inclusief btw te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 15e dag als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.