ECLI:NL:RBOVE:2024:1161

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
C/08/301021 / FA RK 23-2122
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot stiefouderadoptie van meerderjarige op basis van niet voldoen aan minderjarigheidsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie van een meerderjarige, [verzoekster], door haar stiefmoeder. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat niet voldaan werd aan het minderjarigheidsvereiste zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank overwoog dat, hoewel [verzoekster] psychische klachten heeft en een sterke band met haar stiefmoeder, deze omstandigheden niet als 'zeer bijzonder' konden worden aangemerkt om het minderjarigheidsvereiste te omzeilen. De rechtbank benadrukte dat adoptie een ingrijpende maatregel is die de bestaande familierechtelijke betrekkingen beëindigt en dat er strikte voorwaarden aan zijn verbonden. De rechtbank concludeerde dat de wens van [verzoekster] om door haar stiefmoeder geadopteerd te worden, niet voldoende was om aan de wettelijke vereisten te voldoen. De rechtbank verklaarde de moeder en [verzoekster] niet-ontvankelijk in hun verzoek en wees de verzoeken van de stiefmoeder af. De beslissing werd genomen in het belang van de rechtsvormende taak van de rechter en de strikte wetstoepassing door de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/301021 / FA RK 23-2122
beschikking van 30 januari 2024
inzake

1.[de stiefmoeder],

verder te noemen: de stiefmoeder,
wonende te [woonplaats 1],

2.[de moeder],

verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2],

3.[verzoekster],

geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats 1],
verder te noemen: [verzoekster],
wonende te [woonplaats 3],
verzoeksters,
advocaat: mr. L.V.S. Cassese.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 4].

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, met bijlagen,
binnengekomen op 11 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 18 december 2023 met gesloten deuren plaatsgevonden. Verschenen en gehoord zijn de stiefmoeder, de moeder en [verzoekster], bijgestaan door hun advocaat. De vader is opgeroepen, maar niet verschenen.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is – met toestemming van de rechtbank – een bericht, met bijlagen, van mr. Cassese binnengekomen op 8 januari 2024.

2.De feiten

2.1.
De stiefmoeder is geboren op [geboortedatum 2] 1968. De moeder is geboren op
[geboortedatum 3] 1972.
2.2.
De vader en de moeder zijn op 28 september 1995 te Rotterdam met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van de vader en de moeder zijn geboren:
  • [verzoekster], geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats 1];
  • [naam 1], geboren op [geboortedatum 4] 1995 te [geboorteplaats 2].
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2001 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 31 mei 2001 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Uit de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) volgt dat de stiefmoeder sinds
26 juli 2002 op hetzelfde adres staat ingeschreven als de moeder en [verzoekster].
2.5.
De moeder en de stiefmoeder zijn op 24 juli 2003 met elkaar gehuwd.
2.6.
De moeder, de vader, de stiefmoeder en [verzoekster] hebben allen de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De stiefmoeder, de moeder en [verzoekster] verzoeken de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. de adoptie uit te spreken door de stiefmoeder van [verzoekster];
II. de ambtenaar van de burgerlijke stand te [geboorteplaats 1] te gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
III. de geslachtsnaam van [verzoekster] te wijzigen in: ‘[naam 2]’;
subsidiair:
zodanige beslissingen te nemen als de rechtbank juist acht.
3.2.
De verzoeksters stellen ter onderbouwing van hun verzoek dat de adoptie in het kennelijke belang van [verzoekster] is. [verzoekster] wil graag dat de stiefmoeder haar adopteert en dat zij de geslachtsnaam van de stiefmoeder krijgt. Sinds het derde levensjaar van [verzoekster] heeft de stiefmoeder samen met de moeder de dagelijkse zorg over [verzoekster] gehad. [verzoekster] is feitelijk opgevoed door de moeder en de stiefmoeder. De vader is niet betrokken geweest bij de verzorging en opvoeding van [verzoekster], terwijl de stiefmoeder er altijd voor [verzoekster] is geweest. De stiefmoeder is de fundering van [verzoekster] en stond altijd voor haar klaar: de stiefmoeder is bij alle belangrijke gebeurtenissen in haar leven aanwezig geweest. [verzoekster] wenst graag dat zij door stiefmoeder wordt geadopteerd, aangezien zij haar als haar moeder ziet. Zij houdt veel van de stiefmoeder en ze wil graag dat zij voor haar zorgt, zeker ook als haar moeder iets mocht overkomen. [verzoekster] heeft geen enkele band met de vader; voor haar is hij een vreemde. [verzoekster] heeft de wens dat stiefmoeder haar adopteert, zodat er een familierechtelijke betrekking tussen hen ontstaat en die tussen de vader en [verzoekster] wordt verbroken; zij heeft stiefmoeder en moeder verzocht de onderhavige adoptieprocedure voor haar in gang te zetten, zodat de moeder-dochterband die zij en stiefmoeder al hebben, officieel wordt bevestigd en bestendigd.
3.3.
Sinds het negende levensjaar van [verzoekster] is het contact tussen haar en haar vader verbroken. Daarvoor hadden zij gedurende gemiddeld een weekend per drie weken contact. In oktober 2020 heeft [verzoekster] contact opgenomen met de vader en vervolgens heeft zij in een periode van bijna twee jaar in totaal zesmaal met de vader afgesproken. In diezelfde periode heeft zij sporadisch en met veel tussenpozen telefonisch en WhatsApp-contact met de vader gehad. Deze contacten waren voor [verzoekster] zeer teleurstellend. Dit heeft te maken met de wijze waarop de vader het contact invulde. [verzoekster] ervaarde hierbij dat er geen ruimte was voor haar gevoelens en emoties. [verzoekster] heeft haar vader op 22 juni 2023 op de hoogte gesteld van haar gevoelens en haar wens om geadopteerd te worden. Op deze brief heeft [verzoekster] geen reactie ontvangen van de vader.
3.4.
Verzoeksters stellen dat aan alle vereisten wordt voldaan om het verzoek tot stiefouderadoptie toe te wijzen. Weliswaar is [verzoekster] thans meerderjarig, maar gezien de jurisprudentie is stiefouderadoptie ook mogelijk als het kind meerderjarig is. Zij verwijzen in dit kader naar het recht op family life, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Volgens verzoeksters is sprake van zeer bijzondere omstandigheden waardoor het verzoek zou moeten worden toegewezen.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling stelt [verzoekster] dat zij psychische klachten heeft ontwikkeld door toedoen (en nalaten) van de vader. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij een drietal verslagen van haar psychologen overgelegd.

4.Het verweer

4.1.
De vader is niet verschenen in de procedure. Hij heeft geen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

De ontvankelijkheid
5.1.
In artikel 1:227, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat adoptie geschiedt door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen samen of één persoon alleen.
5.2.
De stiefmoeder is ontvankelijk in het verzoek tot adoptie omdat zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met de moeder heeft samengeleefd (artikel 1:227 lid 2 BW). De moeder en de stiefmoeder hebben sinds 2002 een relatie en sinds die tijd heeft de stiefmoeder onafgebroken de zorg voor [verzoekster] gehad.
5.3.
De moeder is van rechtswege juridisch ouder van [verzoekster], dus zij kan niet om adoptie van [verzoekster] verzoeken. Ook [verzoekster] kan niet om haar eigen adoptie verzoeken. De wet biedt geen grondslag voor een adoptieverzoek door het te adopteren kind zelf. Een verzoek tot adoptie kan slechts worden gedaan door een verzoeker die via een adoptie in een familierechtelijke betrekking tot het kind wil komen te staan. Hoewel de rechtbank begrijpt dat [verzoekster] en de moeder eveneens de wens hebben om tot adoptie te komen, kan in juridische zin alleen de stiefmoeder verzoeken om adoptie van [verzoekster]. [verzoekster] en de moeder zullen daarom beiden niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek. Dit houdt in dat de rechtbank hierna alleen het verzoek tot (stiefouder)adoptie van [verzoekster] door de stiefmoeder inhoudelijk zal beoordelen.
Vereisten adoptie
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat bestaande familiebanden in beginsel onverbrekelijk zijn. Adoptie is hierop een uitzondering. Adoptie heeft het ingrijpende gevolg dat daarmee de tussen de ouder en het kind bestaande familierechtelijke betrekkingen worden beëindigd. Aan adoptie zijn om deze reden strikte voorwaarden verbonden. Hierbij dient niet alleen te worden gelet op de positie die het kind door de adoptie verkrijgt, maar ook en niet minder, op hetgeen het kind verliest (de familierechtelijke band met de juridische (en in dit geval biologische) vader. Zeker in echtscheidingssituaties betracht de rechtbank in beginsel grote terughoudendheid.
5.5.
De rechtbank zal het verzoek beoordelen aan de hand van artikel 1:227 BW en artikel 1:228 BW.
5.6.
Op grond van artikel 1:227, derde lid, BW kan de adoptie worden uitgesproken als deze in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in die hoedanigheid te verwachten heeft en aan de overige voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, is voldaan.
5.7.
De in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden zijn, voor zover hier van belang:
dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
dat het kind geen kleinkind van de adoptant is;
dat de adoptant ten minste achttien jaren ouder is dan het kind;
at geen van de ouders het verzoek tegenspreekt;
(niet van toepassing);
dat de adoptant het kind gedurende ten minste een jaar – in geval van stiefouderadoptie gezamenlijk met de ouder – heeft verzorgd en opgevoed;
dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Het minderjarigheidsvereiste
5.8.
Bij de beoordeling van dit adoptieverzoek draait het met name om het hierboven onder a) genoemde minderjarigheidsvereiste. [verzoekster] was op de dag van indiening van het verzoek 26 jaar oud. Aan het minderjarigheidsvereiste is dus niet voldaan.
5.9.
De adoptie is in het Nederlandse recht geïntroduceerd als maatregel van kinderbescherming. De effecten van de adoptie reiken echter verder. Een adoptie grijpt in in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouder(s) en hun bloed- en aanverwanten enerzijds en het te adopteren kind en zijn eventuele toekomstige bloed- en aanverwanten anderzijds. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Bij het ontstaan van deze familierechtelijke betrekkingen kan ook tijdens de meerderjarigheid nog belang bestaan, ook al kan de adoptie dan niet meer het karakter van een kinderbeschermingsmaatregel hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na het bereiken van de meerderjarigheid nog kunnen ontstaan. Dit neemt niet weg dat de wetgever steeds heeft vastgehouden aan het minderjarigheidsvereiste. De Hoge Raad houdt hier ook strikt de hand aan (
ECLI:NL:HR:2013:BY5053). Het zou de rechtsvormende taak van de rechter dan ook ver te buiten gaan als de rechtbank de adoptie van een meerderjarige zou toestaan door de leeftijdsgrens op te rekken. Dat betekent dat de adoptie van [verzoekster] door de stiefmoeder naar nationaal recht niet mogelijk is.
Beroep op artikel 8 EVRM
5.10.
Door en namens de stiefmoeder is een beroep gedaan op artikel 8 EVRM. Namens de stiefmoeder is gesteld dat het weigeren van de adoptie wegens het niet voldoen aan het minderjarigheidsvereiste een ongeoorloofde inmenging in hun door artikel 8 EVRM beschermde recht op familie- en gezinsleven zou opleveren, en dat daarom voorbij moet worden gegaan aan dit vereiste.
5.11.
De rechtbank stelt voorop dat aan artikel 8 EVRM geen
rechtop adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is als wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8 EVRM beschermd recht op (
ECLI:NL:HR:2000:AA6339). Het niet toestaan van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden wel anderszins een inbreuk opleveren op het door artikel 8 EVRM beschermde familie- en gezinsleven zodat toch voorbij kan worden gegaan aan het minderjarigheidsvereiste. Of meerderjarigenadoptie wordt toegestaan, wordt volgens vaste rechtspraak beoordeeld aan de hand van een tweeledige toets. Allereerst moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden in het gezinsleven van de meerderjarige en de aspirant-adoptiefouder. De tweede eis voor toewijzing van het adoptieverzoek is een zogenoemde verschoonbare termijnoverschrijding. Dat wil zeggen dat een te begrijpen en te respecteren reden bestaat voor het feit dat het verzoek niet tijdens de minderjarigheid is ingediend. Wanneer aan beide vereisten is voldaan, dan zou afwijzing van het adoptieverzoek in strijd zijn met het recht op eerbiediging van het gezinsleven uit artikel 8 EVRM en wordt het minderjarigheidsvereiste terzijde gesteld.
Zeer bijzondere omstandigheden
5.12.
Verzoekster heeft gesteld dat er sprake is van voornoemde zeer bijzondere omstandigheden. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Het is de rechtbank gebleken dat de stiefmoeder sinds haar derde levensjaar een ouderrol heeft vervuld voor [verzoekster], daar waar de vader die rol (vanaf haar negende levensjaar) zelf niet heeft vervuld. [verzoekster] heeft zelf in oktober 2020 contact met de vader opgenomen en tussen oktober 2020 en augustus 2022 heeft [verzoekster] in totaal zes keer met de vader afgesproken en hebben zij telefonisch contact gehad. [verzoekster] heeft het contact met de vader, door middel van een brief, in augustus 2022 verbroken. [verzoekster] heeft erg veel moeite met de manier waarop de vader zijn vaderrol (niet) vervult. Tussen de stiefmoeder en [verzoekster] is sprake van een warme, hechte band. [verzoekster] ziet de stiefmoeder als haar moeder, omdat zij altijd met alles bij haar terecht kan. Daarom is het voor [verzoekster] belangrijk om door de stiefmoeder te worden geadopteerd. De omstandigheid dat de stiefmoeder en [verzoekster] de bestaande sociale en emotionele band wensen te formaliseren en de omstandigheid dat [verzoekster] al langere tijd geen contact meer heeft met de vader vormt op zichzelf echter geen zeer bijzondere omstandigheid. Ook de omstandigheid dat sprake is van langdurige samenwoning en verzorging en opvoeding door de stiefmoeder zijn geen zeer bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie. Het is in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk dat iemand een betere band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder dan met zijn of haar juridische (en biologische) ouder.
5.13.
Vaststaat dat [verzoekster] last heeft van psychische klachten, waarvoor zij in 2009 en 2010 in behandeling bij een psycholoog is geweest. Recent heeft zij opnieuw contact gezocht met een psycholoog. Tijdens de mondelinge behandeling is gesteld dat de rol van de vader in haar leven de reden is dat zij in behandeling is gegaan. Deze stelling van [verzoekster] kan echter niet worden teruggevonden in de door haar overgelegde stukken. De rechtbank concludeert uit de overgelegde verslagen dat bij [verzoekster] sprake is van uiteenlopende problematiek, waarvoor zij hulp heeft gezocht: [verzoekster] heeft zich gemeld vanwege klachten gerelateerd aan haar boosheid en temperament. Hiervan ondervindt zij op dit moment onder andere hinder in haar relatie. De rechtbank heeft de wens van [verzoekster] om haar familieband met de vader door te knippen goed gehoord. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling ook de emotie gezien die de herinnering aan de teleurstelling ten opzichte van haar vader bij [verzoekster] teweegbrengt. De rechtbank ziet in de psychische klachten van [verzoekster] – hoe naar dit ook is voor [verzoekster] – echter geen reden om anders te oordelen. Deze vormen naar het oordeel van de rechtbank thans onvoldoende reden om de familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoekster] en de vader door te snijden. [verzoekster] is teleurgesteld in haar vader die haar niet heeft kunnen bieden wat zij zocht. Dat is invoelbaar verdrietig, maar maakt niet dat het tot zeer bijzondere omstandigheid leidt. [verzoekster] is net opnieuw gestart met een nieuwe behandeling. Het is [verzoekster] gegund dat zij het verleden kan gaan verwerken en een plek kan geven. Het proces om te werken aan haar mentale gezondheid en het rouwproces over datgene dat zij van haar vader had willen krijgen en niet heeft ontvangen zal blijven doorgaan, waarbij de gevoelens van afwijzing door vader (voorlopig) misschien zullen blijven. De rechtbank is onvoldoende gebleken dat deze gevoelens van afwijzing worden weggenomen door een adoptie. De rechtbank is er niet van overtuigd geraakt dat het voor het psychisch welzijn van [verzoekster] van wezenlijk belang is dat de familierechtelijke band tussen haar en de vader wordt verbroken, en dat de band tussen haar en de stiefmoeder wordt beschermd door een familierechtelijke betrekking tot stand te brengen. Daarbij betrekt de rechtbank dat er al jarenlang een bijzondere band bestaat tussen [verzoekster] en de stiefmoeder en dat zij haar als haar moeder ziet. De rechtbank is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat deze band tussen beiden een bron van vreugde en geluk voor hen vormt. Deze situatie zal niet wijzigen door de beslissing op het adoptieverzoek, zodat het tussen hen bestaande familie- en gezinsleven daardoor niet wordt aangetast. De rechtbank zal daarom het verzoek tot adoptie van [verzoekster] door de stiefmoeder afwijzen.
5.14.
De rechtbank begrijpt dat de adoptie uit emotioneel oogpunt belangrijk is voor verzoeksters – en in het bijzonder voor [verzoekster] – en dat de afwijzing van het verzoek een teleurstelling zal zijn. De rechtbank wil hiermee niets af doen aan de belangrijke rol die verzoekster als stiefmoeder in het leven van [verzoekster] speelt. Naar het oordeel van de rechtbank is een stiefouderadoptie, waarbij de juridische banden met de vader helemaal worden verbroken, echter te verstrekkend en gaat dit de rechtsvormende taak van de rechter te buiten, zeker afgezet tegen de strikte wetstoepassing door de Hoge Raad.
Het verzoek ten aanzien van de geslachtsnaam van [verzoekster]
5.15.
Omdat het verzoek tot adoptie wordt afgewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [verzoekster]. Dit verzoek zal de rechtbank dan ook afwijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de moeder en [verzoekster] niet-ontvankelijk in hun verzoek;
wijst de verzoeken van de stiefmoeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. van der Lecq, mr. T.M. Blankestijn en
mr. E. Leentjes, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. A.M. Albers, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.