6.2Verweerder stelt zich op het standpunt dat kan worden uitgesloten dat de vergunde activiteit zal leiden tot significante gevolgen voor de Natura 2000-gebieden. Verweerder voert in dat kader onder meer het volgende aan.
Aan de zomervergunning is een passende beoordeling ten grondslag gelegd. Deze is gemaakt door een gerenommeerd ecologisch onderzoeksbureau op basis van recente wetenschappelijke literatuur, wetenschappelijk onderzoek en eigen ecologische expertise.
Er is geen aanleiding om aan deze passende beoordeling te twijfelen. Uit de passende beoordeling blijkt dat het afschot van ganzen buiten de verstoringsafstanden geen significant verstorende gevolgen heeft voor beschermde vogels. Binnen die afstanden heeft deze activiteit mogelijk wel significant verstorende gevolgen. Om die mogelijke gevolgen uit te sluiten zijn in de voorschriften mitigerende maatregelen opgenomen.
Uit de passende beoordeling blijkt dat het project voor een deel van de broedvogelsoorten met zekerheid niet leidt tot significante gevolgen. Daarnaast geldt dat, voor zover voor een deel van de broedvogelsoorten wel sprake zou kunnen zijn van significante gevolgen, in de passende beoordeling maatregelen zijn voorgesteld waarmee deze gevolgen worden gemitigeerd. Deze mitigerende maatregelen zijn overgenomen in (de voorschriften die zijn verbonden aan) de zomervergunning. Op basis van de vergunning mogen ganzen niet worden bestreden binnen de leefgebieden van deze soorten. De vergunning gaat niet uit
van broedplaatsen uit het verleden. De grenzen van de leefgebieden zijn gebaseerd op de beheerplantypen binnen de natuurgebieden die geschikt zijn voor de desbetreffende soorten. De verstoringsafstanden gelden vanaf de grenzen van het leefgebied van die soorten. Hierdoor worden niet alleen de bekende broedgebieden beschermd, maar de gehele potentiële leefgebieden. In de mitigatiezones rond deze leefgebieden is het afschot van ganzen in tijd en ruimte flink beperkt ten opzichte van het afschot buiten die zones. De mitigatiezones kunnen in het veld worden nageleefd en gehandhaafd. Daarmee zijn ook voor deze soorten significante gevolgen uitgesloten.
De gegevens over de locatie van de (potentiële) leefgebieden zijn van recente datum (2018). De gegevens over de instandhoudingsdoelstellingen die zijn gebruikt, komen uit de aanwijsdocumenten zoals opgesteld door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit zijn de meest actuele gegevens over de instandhoudingsdoelstellingen. Om een indicatie van de populatietrends te krijgen, zijn de meest recente telgegevens van Sovon gebruikt. De vergunning bevat kaarten waarin de leefgebieden van de aangewezen soorten zijn weergegeven. Deze leefgebieden zijn inzichtelijk gemaakt door het ecologisch bureau op basis van de Natura 2000 Beheertypenkaart, waarnemingsgegevens (NDFF) en ecologische expertise.
Verweerder stemt in met de door Sweco gehanteerde verstoringsafstand van 300 meter voor de relevante broedvogelsoorten, omdat wetenschappelijk onderzoek specifiek gericht op verstoring van broedvogels door het geluid van een geweerschot bij schadebeheer en bestrijding tot op heden ontbreekt. Deze afstand is gebaseerd op meerdere ecologische onderzoeken, wetenschappelijk onderzoek en een praktijkonderzoek van Sweco uit 2019. Door de verjaging te beperken tot maximaal drie dagen per week, waarbij ten minste één dag tussen de opeenvolgende dagen met verjaging wordt aangehouden, wordt de potentiële verstoring verminderd. Naast deze beperking in frequentie, leidt de mitigerende maatregel ook tot beperking van de geluidsverstoring door niet met hagel maar met een kogel te schieten. Daardoor ligt het geluid op een afstand van 100 meter van het geweer tussen 42 en 59 dB(A). Daarmee ligt het nabij het achtergrondgeluid en onder het geluidsniveau van 60 dB(A) waarboven geluidsverstoring van vogels veelal wordt vastgesteld.
Verweerder stemt ook in met de keuze van Sweco om de verstoringsafstanden van niet-broedvogels uit de passende beoordeling van Tauw na te volgen, omdat wetenschappelijk onderzoek specifiek gericht op verstoring van niet-broedvogels door het geluid van een geweerschot bij schadebeheer en bestrijding tot op heden ontbreekt. Deze afstanden zijn gebaseerd op het onderzoek van Krijgsveld naar de verstoringsafstand door recreatietypen. Doordat daarbij is gekozen voor de grootste verstoringsafstand, is uitgegaan van een worstcasescenario dat voldoet aan het voorzorgbeginsel.
De verstoringsafstanden en de bufferzones zijn op een juiste manier vastgesteld. De bufferzones kunnen in het veld worden nageleefd en gehandhaafd. Een soort die toch foerageert buiten een bufferzone kan bij een eventuele verstoring uitwijken naar de bufferzone om daar ongestoord verder te foerageren. Dit maakt dat een soort weliswaar zou kunnen worden verstoord buiten de bufferzone door het afschot van ganzen, maar dat er geen sprake zal zijn van een significante verstoring.
In de perioden (vanaf één uur) vóór zonsopkomst en (tot één uur) na zonsondergang is het niet donker. Er is dan voldoende licht om ganzen te herkennen op soort en om ganzen goed onder schot te krijgen. Een jachtaktehouder kent zijn gebied en hij bereidt zich voor op de schadebestrijdingsactie. Daarbij kan hij gebruikmaken van hulpmiddelen om in de schemer te schieten (o.a. nachtkijker). Daarbij komt dat een schadebestrijder in geval van twijfel niet schiet en dus – zo nodig – wacht tot het voldoende licht is.