die zij in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken voor het inroepen van een deskundige. Het gaat om de kosten voor het laten opstellen van de notitie van Waardenburg die eiseres heeft ingediend in het kader van de beroepsprocedure. Eiseres heeft een factuur van Bureau Waardenburg ingediend voor een bedrag van € 5.965,30.
De kosten bestaan uit 34 gewerkte uren à € 145,- per uur (€ 4.930,-) en € 1.035,00 aan omzetbelasting (btw).
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling komen de kosten van een deskundige op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en ook de deskundigenkosten zelf redelijk zijn.
Op grond van artikel 1, onder b, en artikel 2, eerste lid, onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb moet een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken (Wts). Krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wts is in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (het Besluit), naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 142,75 per uur vastgesteld. In artikel 15 van het Besluit is bepaald dat de bedragen, genoemd in het Besluit, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
De rechtbank is van oordeel dat het inroepen van Bureau Waardenburg als deskundige redelijk was. De rechtbank vindt de daarvoor in rekening gebrachte kosten echter niet redelijk. Het gefactureerde uurtarief ligt boven het maximale uurtarief van € 142,75. De rechtbank vindt het redelijk om uit te gaan van een uurtarief van € 109,56, conform het maximale uurtarief dat op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit geldt voor psychologisch onderzoek. De rechtbank vindt ook het aantal gefactureerde uren te hoog.
Zij vindt het redelijk om uit te gaan van 25 uren.
Op de zitting kon de gemachtigde van eiseres geen antwoord geven op de vraag of eiseres de bij haar in rekening gebrachte btw kon aftrekken. Daarom is afgesproken dat eiseres de rechtbank hierover na sluiting van het onderzoek duidelijkheid zou geven. Verweerder heeft zich daartegen niet verzet. Na de zitting heeft eiseres de rechtbank laten weten dat zij de btw niet kan aftrekken. Daarom komt de btw voor vergoeding in aanmerking.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder aan eiseres een bedrag aan proceskosten moet vergoeden van (1,21 x (25 x € 109,56) =) € 3.314,19.