[gedaagden] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
‘[gedaagden] is in contact gekomen met [bedrijf]. Er is een afspraak voor een adviesgesprek ingepland met een financieel adviseur van [bedrijf]. De adviseur is vervolgens op huisbezoek gekomen bij [gedaagden]
Tijdens dit adviesgesprek is het spaargeld van [gedaagden] besproken en kwam ter sprake dat [gedaagden] graag vermogen wilde opbouwen om de AOW-uitkering aan te vullen. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [gedaagden] om een AEX Plus Effect overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten. In samenspraak met [gedaagden] werd besloten dat [gedaagden] deze overeenkomst zou afsluiten met een vooruitbetaling van de inleg van NLG 12.000,-, te betalen uit het spaargeld. De adviseur vertelde dat [gedaagden] op deze wijze aanzienlijk vermogen zou opbouwen voor een aanvulling van de AOW-uitkering.
De adviseur heeft de vermogensopbouw zeer rooskleurig aan [gedaagden] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve scenario’s, en over tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken. Met de voorgespiegelde vermogensopbouw zou de doelstelling van [gedaagden] gegarandeerd worden behaald.
De adviseur heeft [gedaagden] nimmer geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een restschuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. [gedaagden] was in de veronderstelling dat het ging om een vorm van sparen, omdat de adviseur de overeenkomst altijd als zodanig heeft gepresenteerd. Als [gedaagden] had geweten van deze risico’s, had hij de overeenkomst nooit afgesloten.
[gedaagden] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [gedaagde 2] werkte als baliemedewerkster bij ING, door de bevestiging van haar collega’s had [gedaagden] vertrouwen in het advies en in de overeenkomst. [gedaagden] vertrouwde volledig op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd.
De adviseur heeft het aanvraagformulier tijdens het huisbezoek door [gedaagden] laten ondertekenen. De adviseur heeft het aanvraagformulier meegenomen en naar Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft de overeenkomst door [gedaagden] laten ondertekenen, en naar Bank Labouchere toegezonden.’