Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
DE GEMEENTE TUBBERGEN,
1.De procedure
- het verzoekschrift,
- het verweerschrift,
- de mondelinge behandeling, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De Stichting heeft ter zitting gebruik gemaakt van een pleitnota.
2.Inleiding
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
De verweerder(s)
“en/of”het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente (hierna: het College) als verweerder(s) en heeft dit verder niet toegelicht. Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad (o.a. HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2233) kunnen alleen natuurlijke personen en rechtspersonen in een civiel proces worden betrokken. Het College is een bestuursorgaan, dat niet als civiele procespartij kan optreden. De rechtbank begrijpt het verzoek van de Stichting daarom zo, dat zij heeft beoogd dit te richten tegen enkel de Gemeente.
(vgl. onder meer HR 19 februari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0878). Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt dan ook niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor (vgl. onder meer HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8146). Voldoende is dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor informatie bevat over welk feitencomplex het getuigenverhoor zal gaan en om welke reden het getuigenverhoor van belang kan zijn voor de eventueel in te stellen vordering. Volgens vaste jurisprudentie heeft als uitgangspunt te gelden dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor - indien aan de daartoe gestelde eisen is voldaan - moet worden toegewezen, behoudens wanneer er sprake is van onvoldoende belang, misbruik van bevoegdheid, strijd met goede procesorde dan wel een ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar of indien er met het verzoek geen rechtens te respecteren belang is gediend (vgl. onder meer HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250). De rechter komt in de beoordeling van het verzoek aldus geen discretionaire bevoegdheid toe.
De Stichting heeft betwist dat zij niet voldoet aan de (wezenlijke) eisen van artikel 3:305a BW.
(€ 676,00 aan griffierecht + € 1.196,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II van € 598,00).
6.De beslissing
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de griffie van het team kanton en handelsrecht - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
januari 2023 tot en met april 2023moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,