10.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding benadeelde partij [naam 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3] toe tot een bedrag van
€ 18.765,00(bestaande uit € 1.265,00 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] van een bedrag van
€ 18.765,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 18.765,00, (zegge: achttienduizend zevenhonderdvijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 58 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3] voor het overige af;
schadevergoeding benadeelde partij [naam 4]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 4] toe tot een bedrag van
€ 17.500,00(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van een bedrag van
€ 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 17.500,00, (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 55 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding benadeelde partij [naam 5]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 5] toe tot een bedrag van
€ 22.117,50(bestaande uit € 2.117,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2023 aan materiële schade en € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 aan immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 5] van een bedrag van
€ 22.117,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data zoals voornoemd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 22.117,50(zegge: tweeëntwintigduizend honderdzeventien euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data zoals voornoemd en behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 66 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 5] voor een deel van
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 5] voor het overige af;
schadevergoeding benadeelde partij [naam 6] (ingediend door [naam 5] als wettelijk vertegenwoordiger)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 6] toe tot een bedrag van
€ 20.000,00(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 6] van een bedrag van
€ 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 20.000,00(zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 62 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 6] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van benadeelde partij [naam 6] te openen rekening met een BEM-clausule. De raadsvrouw van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte welke rekening voor de benadeelde partij is geopend;
schadevergoeding benadeelde partij [getuige 1] (ingediend door [naam 5] als wettelijk vertegenwoordiger)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [getuige 1] toe tot een bedrag van
€ 20.000,00(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 1] van een bedrag van
€ 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 20.000,00(zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 62 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [getuige 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van benadeelde partij [getuige 1] te openen rekening met een BEM-clausule. De raadsvrouw van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte welke rekening voor de benadeelde partij is geopend;
schadevergoeding benadeelde partij [naam 7] (ingediend door [naam 5] als wettelijk vertegenwoordiger)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 7] toe tot een bedrag van
€ 20.000,00(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 7] van een bedrag van
€ 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 20.000,00(zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 62 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 7] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van benadeelde partij [naam 7] te openen rekening met een BEM-clausule. De raadsvrouw van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte welke rekening voor de benadeelde partij is geopend;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen telefoon, genoemd op de beslaglijst onder 1.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. M.O. Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2023.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRAB22004 onderzoek Tongo. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 oktober 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
Het klopt dat ik op 5 juli 2022 in Hengelo [slachtoffer] om het leven heb gebracht door met een vuurwapen op hem te schieten.
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, te weten het rapport “forensisch pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet-natuurlijke aard van overlijden”, van 14 juli 2022 van D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog en verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 85 – 98 (ZD 01):
Bij het forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 1989, is het navolgende gebleken:
B. Uit- en inwendige schouwing
Er waren tekenen van en/of passend bij recent medisch handelen in de vorm van een bloedvatlijn met gerelateerde puntvormige huidperforaties (A). Er waren bijkomende puntvormige huidperforaties in de rechterelleboogplooi (B) en een huidsnede aan de voorzijde van de hals (C). Aan de voorzijde van de borst was een rode huidverkleuring (D) en er was een breuk van het borstbeen en aan de voorzijde van meerdere ribben (bij een toestand na borstcompressie in het kader van de reanimatiepoging).
Aan de rechterzijde van de hals, op circa 162 cm van de voetzolen en circa 7 cm van het midden, was een schotverwonding (F). Aan de voorzijde van de hals links, op circa 153 cm van de voetzolen en circa 2,5 cm van het midden, was ook een schotverwonding (G).
Tussenliggend was een naar links, voorwaarts en onderwaarts gericht (mogelijk omgekeerd) schotkanaal met perforatie van onder meer de rechterhalsslagader, de keelholte en het linkerblad van het schildkraakbeen. In het verlengde van het schotkanaal was er een schampverwonding aan de hals en borst links (H).
Er was een doorschot van de buitenzijde van de rechterbovenarm (I) naar de voorzijde van de rechterschouder (J);
Interpretatie van resultaten
Aan de hals was een doorschot (sub B4) met perforatie van de rechterhalsslagader en het strottenhoofd. Dit heeft aanleiding gegeven tot ernstig bloedverlies (sub B5 en B7) op basis waarvan het overlijden zonder meer wordt verklaard.
Bij het doorschot aan de rechterbovenarm (sub B6) waren geen vitale structuren geraakt. Dit letsel heeft bijgevolg geen bijdrage geleverd aan het overlijden.
De volgordelijkheid van de schotletsels kon niet worden bepaald op basis van de forensisch-pathologische bevindingen
Conclusie
Het overlijden van [slachtoffer], 32 jaar oud, is het gevolg van een schot door de hals met perforatie van de rechterhalsslagader. Het doorschot door de rechterbovenarm heeft geen rol van betekenis gespeeld bij het overlijden.
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, te weten een aanvullend bericht inzake “NFI-zaaknummer 2022.07.06.074, sectienummer 2022-159, betreffende
[slachtoffer], geboren [geboortedatum 2] 1989”, van 6 december 2022 van drs. D.J. Rijken, forensisch patholoog en dr. C.J.M. van der Ham, schotrestdeskundige, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 424 – 427 (forensisch dossier, bijlage 44):
De letselaspecten (van de huidletsels en de perforatie door het schildkraakbeen)
zijn veel waarschijnlijker onder de hypothese dat het schotkanaal verliep van de rechterzijde (letsel F) naar de voorzijde (letsel G) van de hals (naar links, voorwaarts en onderwaarts) en de borst (letsel H), dan onder de hypothese dat het schotkanaal verliep via de borst (letsel H) van de voorzijde (letsel G) naar de rechterzijde (letsel F) van de hals (naar rechts, achterwaarts en bovenwaarts).