ECLI:NL:RBOVE:2023:4664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/08/304040 / KG ZA 23-224
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaringseigendom van grondstrook en gemeentelijke werkzaamheden

In deze zaak staat ter discussie of eisers op grond van verjaring eigenaar zijn geworden van een strook grond die kadastraal aan de gemeente toebehoort. De gemeente heeft aangekondigd binnenkort werkzaamheden aan deze grondstrook te laten uitvoeren. Eisers, die sinds januari 2019 eigenaar zijn van een aangrenzend perceel, vorderen een verbod voor de gemeente om deze werkzaamheden uit te voeren. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat eisers de grondstrook in bezit hebben genomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente het bezit van de grondstrook niet heeft verloren, aangezien de grondstrook toegankelijk blijft voor het publiek en de gemeente de eigenaar blijft. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van de gemeente bij de uitvoering van de werkzaamheden zwaarder weegt dan het belang van eisers bij het gevorderde verbod. Daarnaast zijn eisers veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/304040 / KG ZA 23-224
Vonnis in kort geding van 16 november 2023
in de zaak van

1.[eiser], wonend in [woonplaats 1],

2.
[eiseres], wonend in [woonplaats 2],
eisers (hierna in mannelijk enkelvoud: “[eisers]”),
advocaat: mr. G.W. Weenink,
tegen
GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN, met zetel in Rijssen,
gedaagde (hierna: “de gemeente”),
advocaat: mr. B.A. Heupers.

1.Samenvatting

1.1.
Tussen partijen staat ter discussie of [eisers] op grond van verjaring eigenaar is geworden van een strook grond die kadastraal gezien aan de gemeente toebehoort. De gemeente heeft aangekondigd dat zij binnenkort werkzaamheden aan de grondstrook zal laten verrichten. [eisers] wil dat de voorzieningenrechter dit aan de gemeente verbiedt. Het gevraagde verbod zal worden afgewezen.
1.2.
Hierna wordt uitgelegd hoe de voorzieningenrechter tot haar beslissing is gekomen (onder 5.). Eerst zal de voorzieningenrechter het verloop van de procedure weergeven (onder 2.), feiten uiteenzetten die tussen partijen niet ter discussie staan (onder 3.) en de vorderingen nader omschrijven (onder 4.).

2.Het verloop van de procedure

2.1.
[eisers] heeft de gemeente in deze kort gedingprocedure betrokken bij dagvaarding van 1 november 2023. De gemeente heeft verweer gevoerd tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op 9 november 2023. Daaraan voorafgaand had de gemeente producties ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisers] en de gemeente gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. Tot slot heeft de voorzieningenrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de volgende niet ter discussie staande feiten:
i. [eisers] is sinds januari 2019 eigenaar van het perceel met woning aan de [adres]. Het perceel van [eisers] grenst aan noordoostelijke zijde aan een perceel dat eigendom is van de gemeente. De gemeentegrond is ingericht als openbaar parkeerterrein met een toegangsweg.
Een strook grond (hierna: “de grondstrook”) die volgens de kadastrale registers tot het perceel van de gemeente behoort, wordt door [eisers] gebruikt als parkeerplaats voor zijn twee auto’s.
De gemeente heeft aan [eisers] meegedeeld dat zij eind november 2023 zal beginnen met de vervanging van de bestrating op de grondstrook en de omliggende aan haar toebehorende grond, als onderdeel van een plan tot herinrichting van het terrein.

4.De vordering

4.1.
[eisers] vordert (verkort weergegeven) een verbod voor de gemeente om werkzaamheden op of aan de grondstrook te (laten) verrichten, op straffe van een dwangsom.
4.2.
[eisers] draagt daarbij aan dat hij de eigendom van de grondstrook heeft verkregen op grond van verkrijgende of bevrijdende verjaring.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang

5.1.
[eisers] heeft voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, zodat deze inhoudelijk door de voorzieningenrechter zal worden behandeld. Van [eisers] kan niet worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. De gemeente heeft immers aangekondigd dat vanaf eind november 2023 begonnen zal worden met werkzaamheden aan de grondstrook, welke werkzaamheden [eisers] door middel van het gevorderde verbod beoogt te voorkomen.
Afwijzing van de vordering
5.2.
Het gevorderde verbod zal worden afgewezen.
5.3.
Ten eerste is niet aannemelijk geworden dat het beroep van [eisers] op verjaring gegrond is.
5.3.1.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan uit de door [eisers] aangedragen omstandigheden niet worden afgeleid dat de grondstrook in bezit is genomen door hem of een van zijn rechtsvoorgangers, anders dan [eisers] betoogt.
5.3.2.
Volgens [eisers] bestaat de inbezitneming van de grondstrook eruit, kort gezegd, dat zijn rechtsvoorganger de grondstrook ten opzichte van de gemeentegrond heeft verhoogd en van rode straatbaksteen heeft voorzien, samen met een aangrenzende strook grond die tot zijn perceel behoort; dat op de bestrating van de grondstrook het getal ‘2’ is afgebeeld met afwijkend (geel) gekleurde bakstenen, corresponderend met het huisnummer van [eisers]; dat de grondstrook met een dikke trottoirband is omrand; dat de grondstrook in het verleden werd afgeschermd door een haag; dat de grondstrook uitsluitend door [eisers] en zijn rechtsvoorgangers is gebruikt; en dat ook anderen (buurtbewoners) in de veronderstelling verkeerden dat de grondstrook tot het perceel van [eisers] behoort.
5.3.3.
Hiermee is echter niet een zodanige macht over de grondstrook uitgeoefend dat het bezit van de gemeente volledig teniet is gedaan. De grondstrook is niet afgesloten, zo staat niet ter discussie. Het is voor anderen nog steeds mogelijk om de grondstrook te betreden en om daarop te parkeren. De grondstrook heeft haar publieke aard en bestemming in zoverre behouden.
De ophoging van de grondstrook en de aanwezige trottoirband verhinderen niet dat de grondstrook voor het publiek toegankelijk is, nu het hoogteverschil ten opzichte van de aangrenzende gemeentegrond gering is. Uit de ingebrachte foto’s blijkt bovendien dat de grondstrook slechts gedeeltelijk door de trottoirband is omrand; de rand van de grondstrook bestaat deels uit een bakstenen helling, die kennelijk juist is bedoeld om de grondstrook op te kunnen rijden vanaf de openbare toegangsweg. Daar komt bij dat de trottoirband, afgaand op het betoog van [eisers], niet door zijn rechtsvoorganger maar door de gemeente is aangelegd. De eerder aanwezige haag omheinde de grondstrook niet volledig, zo heeft de gemeente onweersproken aangevoerd.
5.3.4.
Ook weegt mee dat in gevallen waarin een particulier, zoals in dit geval [eisers], gebruik maakt van een strook openbare gemeentegrond, in zijn algemeenheid niet snel wordt aangenomen dat de gemeente daaruit niet anders kan afleiden dan dat de gebruiker pretendeert eigenaar van die grond te zijn. [1]
5.3.5.
Dat de grondstrook in visueel opzicht onderdeel lijkt uit te maken van het perceel van [eisers], naar hij betoogt, is in het licht van het voorgaande onvoldoende voor inbezitneming. Bovendien bestrijdt de gemeente dat voor derden onmiskenbaar is dat [eisers] de grondstrook als deel van zijn perceel beschouwt. Daarbij heeft de gemeente onweersproken aangevoerd dat ook een ander stuk van het bewuste gemeenteterrein met rode baksteen is bestraat.
5.3.6.
Tot slot stelt [eisers] dat de gemeente aan zijn rechtsvoorganger toestemming heeft gevraagd voor het plaatsen van de lantaarnpaal die op de grondstrook staat. Echter, nog daargelaten dat de gemeente die stelling betwist, kan daaruit niet zonder meer worden afgeleid dat de gemeente het bezit van de grondstrook feitelijk heeft verloren. In zijn algemeenheid wijst de aanwezigheid van een lantaarnpaal er naar uiterlijke kenmerken juist op, ten opzichte van derden, dat de betreffende grond aan de gemeente toebehoort.
5.4.
Ook is niet aannemelijk geworden dat [eisers], zoals hij subsidiair heeft aangedragen, een gebruiksrecht op de grondstrook heeft verkregen. [eisers] heeft niet behoorlijk gemotiveerd op welke grond het gebruik van de grondstrook door hem en zijn rechtsvoorgangers, een aan hem toekomend recht tegenover de gemeente in het leven heeft geroepen op de voortzetting van dat gebruik.
5.5.
Bovendien weegt het belang van [eisers] bij het gevorderde verbod niet zwaarder dan het belang van de gemeente bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden aan de grondstrook.
5.5.1.
[eisers] wordt niet ernstig benadeeld door de geplande herbestrating van de grondstrook. Hoewel [eisers] daardoor de mogelijkheid verliest om op de grondstrook te parkeren, is niet gesteld of gebleken dat het openbare parkeerterrein waaraan zijn perceel grenst onvoldoende parkeergelegenheid voor zijn auto’s biedt. Bij de voorgenomen herinrichting van het terrein wordt bovendien nieuwe parkeergelegenheid gecreëerd, zo staat niet ter discussie.
Daar komt bij dat de voorgenomen herbestrating van de grondstrook niet onomkeerbaar is. De grondstrook kan in zijn huidige staat worden teruggebracht, in het geval in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat het verjaringsberoep van [eisers] slaagt.
5.5.2.
De gemeente heeft toereikend beargumenteerd dat het voor haar bezwaarlijk is als de geplande werkzaamheden aan de grondstrook vooralsnog geen doorgang kunnen vinden. De voorgenomen herbestrating van de grondstrook en de omliggende gemeentegrond, door de gecontracteerde aannemer uit te voeren vanaf eind november 2023, vormt de eerste fase van een geplande herinrichting van het bewuste terrein. De gemeente heeft toegelicht dat hoewel nog geen definitief besluit is genomen over de precieze invulling van het herinrichtingsplan, wel zeker is dat de grondstrook onderdeel zal worden van een aan te leggen voetpad. Het voetpad moet worden omgelegd als de gemeente de grondstrook niet bij de herinrichting kan betrekken, zo staat niet ter discussie. De voorzieningenrechter acht niet onwaarschijnlijk dat, zoals de gemeente betoogt, het herinrichtingsproject aanzienlijke vertraging oploopt als het gevraagde verbod wordt toegewezen.
5.5.3.
[eisers] voert nog aan dat de gemeente geen redelijk belang heeft bij de uitvoering van haar herinrichtingsplan, omdat het terrein weer op de schop gaat zodra uitvoering wordt gegeven aan het plan van aannemer [bedrijf] om ter plaatse woningen te bouwen. De voorzieningenrechter gaat daaraan voorbij. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de gemeente, kan er voorshands niet vanuit worden gegaan dat het plan van [bedrijf] doorgang zal vinden en dat de voorgenomen werkzaamheden aan de grondstrook zinloos zijn als dat plan wordt verwezenlijkt.
Proceskosten
5.6.
[eisers] zal er hoofdelijk toe worden veroordeeld om de proceskosten van de gemeente te vergoeden, nu hij in het ongelijk is gesteld. De proceskosten van de gemeente worden in totaal begroot op € 1.928,00. Dit bedrag bestaat uit griffierecht van € 676,00, advocaatsalaris van € 1.079,00 en nakosten van € 173,00. De nakosten worden verhoogd met € 90 en de kosten van de betekening van dit vonnis als [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe aan deze veroordeling voldoet en daarna betekening van dit vonnis plaatsvindt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk om € 1.928,00 aan de gemeente te betalen ter vergoeding van haar proceskosten, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van de betekening van dit vonnis als [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe aan deze veroordeling voldoet en daarna betekening plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Margadant en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023. (HJB)

Voetnoten

1.Zie o.a. Hof ’s-Hertogenbosch 11-10-2016 ECLI:NL:GHSHE:2016:4559 en Hof Amsterdam 09-01-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:34.