Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante sub 1] ,
[appellant sub 2],
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
in conventiegevorderd, kort gezegd, dat de rechtbank
a. voor recht zal verklaren dat [appellante sub 1] door verjaring eigenaar is geworden van de stroken grond gemeten vanaf de voorgevel van [naam eetcafe] tot 3,70 meter uit de voorgevel, voor zover deze stroken verder strekken dan de gronden in eigendom van [appellante sub 1] zelf, althans dat de erfgrens loopt vanaf 3,70 meter vanuit de voorgevel van [naam eetcafe] gemeten, en de gemeente zal veroordelen mee te werken aan, kort gezegd, verwerking van een en ander in het kadaster en de situatie ter plaatse, en
b. de gemeente op straffe van verbeurte van een dwangsom zal verbieden om de terrasmuur althans de eigendommen van [appellanten] zoals geplaatst door middel van de door de gemeente verstrekte bouwvergunningen op welke wijze dan ook aan te tasten en/of te verplaatsen, met beslissing over de proceskosten, inclusief nakosten. Zij hebben daartoe aangevoerd dat ter zake van de omstreden strook grond sprake is van zowel bevrijdende als verkrijgende verjaring en daartoe, kort gezegd, het volgende gesteld. De strook grond is onafgebroken in bezit van [appellante sub 1] dan wel haar rechtsvoorgangers geweest. Zowel de gemeente als de (voormalige) exploitanten en eigenaren van [naam eetcafe] gingen ervan uit dat de erfgrens gelijk liep met de (inmiddels verwijderde) boom en het eind van de terrasmuur, die met een bouwvergunning tot 3,70 meter van de gevel is geplaatst. In de loop der jaren is daar ook naar gehandeld. In verband hiermee zijn de volgende omstandigheden van belang. Op de omstreden strook grond wordt al meer dan twintig jaar (door de eigenaar van het pand dan wel middellijk) een terras geëxploiteerd. De gemeente heeft op 9 augustus 2005 een bouwvergunning verleend voor een terrasruimte tot 3,70 meter uit de voorgevel. Verder heeft de gemeente op 5 december 2014 een drank- en horecavergunning verleend voor een terras aan de voorzijde ter grootte van 30 m² (ongeveer 3,40 meter uit de voorgevel). In 1993 is op de omstreden strook grond de terrasmuur geplaatst, waarvoor de gemeente een bouwvergunning heeft afgegeven, en later het terrasschot. Verschillende jaren vóór 1993 en daarna hebben [appellante sub 1] dan wel haar rechtsvoorgangers op de omstreden strook grond straattegels aangebracht. Medio 2004 hebben de rechtsvoorgangers van [appellante sub 1] vetputten inclusief deksels (gedeeltelijk) in overleg met de gemeente op de omstreden strook grond geplaatst. Op en binnen de erfgrens zoals deze in de praktijk altijd werd ervaren – vanaf 3,70 meter uit de voorgevel van het pand – bevonden zich naast een rij bomen over de gehele breedte in de straat, meerdere door de buren geplaatste objecten, waaronder ter hoogte van Hotel [naam hotel] een hekwerk en ter hoogte van het naastgelegen restaurant [naam restaurant] een terras met lantaarns. Binnen dezelfde lijn is door diverse buren in de loop der jaren bestrating aangebracht. Tevens hoefde slechts precariobelasting aan de gemeente te worden betaald voor zover het terras in gebruik was voorbij de vermeende erfgrens van 3,70 meter. Uit voormelde omstandigheden blijkt dat sprake was van eigendomspretenties die voor de gemeente duidelijk zijn, dan wel hadden moeten zijn. Het behoud van twee rijen terrastafels is voor de exploitatie van [naam eetcafe] van levensbelang, aldus (nog steeds) [appellanten] De gemeente heeft tegen deze vordering verweer gevoerd en
in voorwaardelijke reconventie– te weten voor het geval dat vordering in conventie onder
aniet wordt toegewezen – gevorderd, kort gezegd, dat de rechtbank
1. voor recht zal verklaren dat de gemeente eigenaar is van de omstreden strook grond,
2. [appellanten] op straffe van verbeurte van een dwangsom zal veroordelen de terrasmuur te verwijderen en verwijderd te houden voor zover deze zich bevindt op of boven de omstreden strook grond, althans dat de gemeente dit doet op kosten van [appellanten] , en
3. [appellanten] zal gebieden – op straffe van verbeurte van een dwangsom – het bedoelde of een soortgelijk terrasschot niet anders dan na voorafgaande, schriftelijke toestemming van de gemeente terug te plaatsen en dus verwijderd te houden, met beslissing over de proceskosten, inclusief nakosten en wettelijke rente. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat uit de door haar in conventie aangevoerde feiten en omstandigheden blijkt dat [appellanten] de omstreden strook grond zonder recht of titel gebruiken en daarmee inbreuk maken op het eigendomsrecht van de gemeente, en dat zij zich op grond van artikel 5:2 BW bevoegd acht [appellanten] tot ontruiming te dwingen.
in conventiede vorderingen van [appellanten] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, en
in reconventievoor recht verklaard dat de gemeente eigenaar is van de omstreden strook grond, [appellanten] veroordeeld – op straffe van verbeurte van een dwangsom – de terrasmuur te verwijderen en verwijderd te houden voor zover deze zich bevindt op of boven de omstreden strook grond, [appellanten] geboden – op straffe van verbeurte van een dwangsom – het bedoelde of een soortgelijk terrasschot niet anders dan na voorafgaande, schriftelijke toestemming van de gemeente terug te plaatsen en dus verwijderd te houden en [appellanten] veroordeeld in de proceskosten.
erfgrens(op ongeveer 2,70 meter vanuit de voorgevel) onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, maar dat [appellante sub 1] de juistheid van de door de gemeente gehanteerde
kadastrale erfgrens(op ongeveer 2,70 meter vanuit de voorgevel) onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Die overweging van de rechtbank is bovendien juist, omdat de stellingen van [appellanten] in de kern erop neerkomen dat [appellante sub 1] door middel van verjaring eigenaar is geworden van de strook grond, die grenst aan de kadastrale erfgrens. Dit betekent dat
grief 1faalt.
grief 3en
grief 4moeten worden verworpen, en dat
grief 2, gelet op wat reeds hiervoor (onder 3.6) is overwogen, buiten bespreking kan blijven.
grief 5faalt.