ECLI:NL:RBOVE:2023:3234

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
9602758 EL 21-88
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in effectenleaseovereenkomst met consument

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [Partij A] en Dexia Nederland B.V. [Partij A] vorderde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door hem als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, NBG Finance, geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst aan te gaan, omdat zij had moeten weten dat de tussenpersoon niet over de benodigde vergunning beschikte en persoonlijk advies had gegeven aan [Partij A]. De rechtbank verklaarde voor recht dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die [Partij A] heeft geleden als gevolg van deze onrechtmatige daad. Dexia werd veroordeeld om de door [Partij A] betaalde bedragen onder de leaseovereenkomst terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van Dexia in reconventie werden afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de schadevergoeding bestaat uit de betaalde inleg en eventuele restschuld, en dat Dexia ook de proceskosten moet vergoeden. De uitspraak is van belang in het kader van de aansprakelijkheid van aanbieders van financiële producten en de rol van tussenpersonen in de advisering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9602758 EL 21-88
vonnis van de kantonrechter van 13 juli 2023
in de zaak van
[Partij A],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna ‘ [Partij A] ’ en ‘Dexia’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 december 2021 van [Partij A] ;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [Partij A] ;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [Partij A] ;
  • de akte uitlating jurisprudentie van Dexia;
  • de antwoordakte van [Partij A] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[Partij A] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop [Partij A] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[Overeenkomst nummer]
27-12-1999
AEX Plus Effect
240 mnd
€ 49.008,24
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
21-04-2005
- € 5.171,18
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [Partij A] op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 12.864,60 aan maandtermijnen en een bedrag van € 5.171,18 wegens restschuld aan Dexia betaald.
Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 4.635,46 aan [Partij A] uitgekeerd.
2.5.
De gemachtigde van [Partij A] , Leaseproces, heeft bij brief van 28 juni 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[Partij A] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Partij A] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [Partij A] van al datgene dat [Partij A] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
3. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [Partij A] , met wettelijke rente, en
4. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.
3.2. Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [Partij A]
gesloten overeenkomst met nummer [Overeenkomst nummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [Partij A] verschuldigd is,
2. [Partij A] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [Partij A] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[Partij A] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [Partij A] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[Partij A] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon NBG Finance. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggings-doelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die –
wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [Partij A] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [Partij A] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [Partij A] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [Partij A] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [Partij A] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[Partij A] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[Partij A] is op advies van een financieel adviseur van NBG Finance een AEX Plus Effect overeenkomt van Bank Labouchere aangegaan. [Partij A] werd ongevraagd telefonisch benaderd door de heer [naam] , financieel adviseur van NBG Finance (hierna: " de adviseur ''). In dit gesprek gaf de adviseur aan dat NBG Finance [Partij A] kon adviseren inzake zijn hypotheek en vermogensopbouw. [Partij A] had daar interesse in en er werd een afspraak gemaakt voor een huisbezoek door een adviseur van NBG Finance. Vervolgens is de adviseur meerdere malen bij [Partij A] op huisbezoek geweest.
In het eerste gesprek inventariseerde de adviseur de financiën van [Partij A] , waaronder de hypotheek(vorm) die op het huis rustte en de lopende (spaar)polissen, waaronder Aegon producten die [Partij A] had lopen. [Partij A] gaf aan dat hij wel wilde besparen op zijn maandlasten. Daarnaast informeerde de adviseur naar de financiële wensen van [Partij A] . [Partij A] gaf aan dat hij opgroeiende kinderen had en vermogen wilde opbouwen ten behoeve van de studie van de kinderen. Tevens wilde [Partij A] graag een andere auto kopen. De adviseur zei dat hij [Partij A] daarin van dienst kon zijn.
De adviseur .gaf aan dat [Partij A] overwaarde op zijn woning had. Hij adviseerde [Partij A] om de overwaarde te benutten voor het realiseren van zijn doelstellingen. De adviseur adviseerde ook om de hypotheek over te sluiten naar een andere vorm. De adviseur kon [Partij A] een constructie aanbieden waarmee hij zijn doelstellingen kon verwezenlijken (waarbij de maandlasten naar beneden zouden gaan) en de hypotheek uiteindelijk afgelost kon worden. De adviseur gaf aan dat hij zijn advies op papier ging uitwerken en dit bij een nieuwe afspraak zou toelichten.
De adviseur heeft een financieel plan voor [Partij A] opgesteld. In een volgend huisbezoek is het financieel plan toegelicht door de adviseur . De adviseur maakte ook aantekeningen om zijn woorden kracht bij te zetten. Er werden twee varianten van het plan aan [Partij A] voorgelegd: een variant met een beleggingshypotheek en een variant met een aflossingsvrije hypotheek. [Partij A] was geïnteresseerd in de variant met de aflossingsvrije hypotheek. De adviseur lichtte toe dat [Partij A] de hypotheek diende te verhogen en het vrijgekomen geld deels diende te investeren in het Vermogens Vliegwiel van Aegon en in een Avero Achmea Mixfonds.
Daarnaast sprak de adviseur met [Partij A] over de twee Aegon koersplannen die [Partij A] destijds had lopen. De adviseur was van mening dat dit slechte producten waren. Hij adviseerde [Partij A] deze polissen af te kopen en maandelijks te gaan inleggen in een product dat volgens de adviseur veel beter geschikt was voor [Partij A] , namelijk het AEX Plus Effect van Bank Labouchere.
Volgens de adviseur betrof het AEX Plus Effect een goed gespreide investering in de ''beste namen" onder de Nederlandse bedrijven. Vanwege de spreiding zou dit veel beter zijn dan het Aegon Koersplan. Daarom zou [Partij A] met het AEX Plus Effect op een veilige manier vermogen kunnen opbouwen.
De adviseur lichtte toe dat er met het AEX Plus Effect en het Vermogens Vliegwiel veel vermogen werd opgebouwd. Na vijf jaar zouden deze resulteren in een uitbetaling van
NLG 65.000. De constructie was zo opgezet dat [Partij A] het opgebouwde bedrag iedere vijf jaar diende te herinvesteren. Op die manier zou er vermogen beschikbaar zijn voor de studie van de kinderen op het moment dat die zouden gaan studeren en het niet onttrokken vermogen zou dan aangewend worden als aflosfaciliteit voor de hypotheek. De constructie hield in dat er nog een aantal malen een bedrag geherinvesteerd moest worden. Na 30 jaar zou er dan een bedrag aan vermogen opgebouwd zijn om de hypotheek af te kunnen lossen.
Ten aanzien van de hypotheekconstructie meldde de adviseur dat deze constructie mogelijk was tegen lagere hypotheeklasten dat zijn bestaande hypotheekvorm. Zo kon [Partij A] vanuit uitbetaalde dividenden zijn hypotheeklasten compenseren en werd er tot 2001 nog fiscaal voordeel genoten. De constructie zou hem daardoor NLG 638 per maand kosten in plaats van zijn huidige maandlast van NLG 859. De adviseur adviseerde de hypotheek over te sluiten naar een andere vorm. De spaarpolis verbonden aan de bestaande hypotheek zou daardoor vrijvallen. Ook was er nog een deel van de bestaande hypotheek opneembaar. Daardoor zou een bedrag van NLG 17.500 direct beschikbaar komen voor de aanschaf van een auto. Verder omvatte het advies ook een woonlastenbeschermer.
De adviseur heeft [Partij A] niet gewezen op de specifieke risico's van de AEX Plus Effect overeenkomst. Hij heeft [Partij A] niet verteld dat [Partij A] zou gaan beleggen met geleend geld, dat hij zijn inleg geheel kon verliezen en dat er zelfs een restschuld kon ontstaan.
De adviseur kwam deskundig en betrouwbaar op [Partij A] over. De adviseur maakte schetsen om het advies te onderbouwen. Het te behalen eindresultaat werd rooskleurig voorgespiegeld. Het was voor [Partij A] goed als hij het advies zou opvolgen. [Partij A] vertrouwde de adviseur dat hij door het opvolgen van zijn advies zijn doelstellingen kon realiseren. Hij besloot het advies op te volgen.
De adviseur heeft de constructie vervolgens in gang gezet. De adviseur regelde de aanvraag van het AEX Plus Effect. Het aanvraagformulier is getekend tijdens een huisbezoek en door de adviseur doorgeleid aan Bank Labouchere.
De adviseur is nog een derde keer langsgekomen om het AEX Plus Effect door [Partij A] te laten ondertekenen. Ook de overeenkomst is door de adviseur naar Bank Labouchere gestuurd. Ook de aanvraag van de Aegon-overeenkomst en het opzetten van de hypotheek is geregeld door de adviseur .
4.9.
[Partij A] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 1 december 1999 op naam van [Partij A] betreffende het AEX Plus Effect product zonder vooruitbetaling en met een maandelijkse inleg van NLG 450, waarop handgeschreven de gegevens van [Partij A] zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [Overeenkomst nummer] ’ en de betrokken adviseur [naam] handgeschreven staan vermeld. Het aanvraagformulier is verder voorzien van het ATP-nummer:
[ATP nummer]en een stempel van het logo van NBG Finance
,- een kopie van de overeenkomst van 27 december 1999 met contractnummer [Overeenkomst nummer] op naam van [Partij A] , genaamd ‘AEX Plus Effect’ en voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer],
- een kopie van een ongedateerd stuk gericht aan [Partij A] en voorzien van het briefpapier van NBG Finance, waarin onder meer te lezen valt: “
Naar aanleiding van ons gesprek op donderdag 7 oktober j.l. zou ik me voornamelijk bezig houden met:
1. Het doorlichten van de hypotheek. De doelstelling was om de maandlasten te verlagen/ een hoger besteedbaar inkomen te creëren.
2. Realisatie van een stuk vermogensopbouw op korte termijn (evt. bedrag reserveren voor aankoop auto).
3. Bekijken van de 2 spaarvormen (koersplan); wellicht een hoger rendement op1 polis/ spaarvorm.(…)
Planning t.a.v. kinderspaarplan f 300,- + de koppeling f 150,- vermogensopbouw lange termijn i.v.m. evt. aflossing hypotheek.
Omdat deze 2 bedragen gekoppeld worden is het aanvangsbedrag (leasebedrag) natuurlijk ook veel hoger, namelijk: f 41.000,-
Dit resulteert in een uitkering na 12 jaar van f 130.000,-
Eventueel bestaat er de mogelijkheid om een deel van de uitkering ‘vermogensopbouw korte termijn' na 5 jaar (f 65.000,-) te gebruiken om deze maandlast van f 450,- te kunnen voldoen (bijvoorbeeld een depot creëren van waaruit dit maandbedrag (of een deel daarvan) wordt onttrokken.
Na 12 jaar f 30.000,- wegzetten in bijv. een goed gespreid beleggingsfonds met als doel het aanvullen van evt. studiekosten.
De overige f 100.000,- tevens in een gespreid fonds laten staan (met vrije opnamemogelijkheden) en alleen hieruit nog maandbedragen onttrekken; 5 jaar 2000,- per maand.
Dit resulteert in een uitkering van f 175.000,- na 5 jaar (totaal zijn we 17 jaar verder).
Dit traject herhalen met een maandbetaling van f 3500,- 5 jaar lang.
Resultaat: f 275.000,- 5 jaar later (22 jaar).
Dit traject nog 1 maal herhalen: f 5000,- per maand uit deze pot onttrekken.
Resultaat: na 5 jaar (in totaal 27 jaar) totaal opgebouwd vermogen: circa f 400.000,-(voor de eventuele aflossing van de hypotheek).
Voordeel hiervan is dat u maar 12 jaar een premie van f 450,- betaalt voor zowel opbouw vermogen voor studiekosten als aflossing hypotheek (+ het feit dat u 3 jaar gewonnen heeft vergelijk f 390.000,- opgebouwd na 30 jaar).
De andere situatie zou zijn: 12 jaar f 300,- per maand voor studie + 20 jaar f 150,- per maand voor aflossing hypotheek (verschil in totaal betaald bedrag: f 14.400,-)
Daar tegenover staat dat het deel voor de aanvulling van de studiekosten voor de kinderen lager uitvalt (maar ook hier zijn combinaties mogelijk m.b.t. vermogensopbouw korte termijn (circa f 65.000,- na 5 jaar).
Voordelen:
• 3 jaar winst m.b.t. vermogensopbouw lange termijn (circa 400.000,- al na 27 jaar)
• U betaalt in totaal f 14.400.- minder omdat de beide constructies gekoppeld zijn
• Omzeiling van de zg. vermogens-rendementsheffing van 1,2% doordat de schuld steeds hoger is dan het spaarkapitaal (er wordt steeds van een hoger lease-bedrag uitgegaan)
• Na 12 jaar geen premies meer betalen (deze worden uit het depot onttrokken), daardoor een netto veel lagere maandlast -hoger besteedbaar inkomen-)”. De laatste pagina van het financieel stuk is voorzien van handgeschreven rekenvoorbeelden,
- een kopie van een nota van afrekening van 11 januari 2000, gericht aan [Partij A] en afkomstig van notariskantoor Bouman, betreffende een recht van hypotheek ten behoeve van de ING Bank,
- een kopie van een vonnis van 28 januari 2020 van de rechtbank Overijssel in een zaak van [Partij A] (als eisende partij) en Dexia (als gedaagde partij) met zaaknummer 6897604 CV EXPL 18-2463. [Partij A] heeft er op gewezen dat de rechtbank Overijssel in dit vonnis heeft geoordeeld dat [Partij A] door NBG Finance een op zijn persoonlijke situatie toegesneden advies is verstrekt. Op deze grond heeft die rechter onrechtmatig handelen van Aegon aangenomen en Aegon veroordeeld de schade uit de Vermogens Vliegwiel overeenkomst te vergoeden. De Aegon-overeenkomst en de Dexia­overeenkomst hebben dezelfde totstandkomingsgeschiedenis, aldus [Partij A]
4.10.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [Partij A] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [Partij A] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
In elk geval is voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een huisbezoek door de tussenpersoon. Dexia heeft slechts ongemotiveerd betwist dat sprake is geweest van een huisbezoek, zodat aan deze betwisting wordt voorbijgegaan. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de adviseur van de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [Partij A] . Het betreft immers een huisbezoek van een medewerker van een op financiële producten gerichte tussenpersoon aan een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het huisbezoek gelegen is in het bespreken van de financiële situatie van de potentiële afnemer en vervolgens ook een overeenkomst met betrekking tot zo’n financieel product tot stand gekomen is. Het is onwaarschijnlijk dat het gesprek dan alleen over algemene, niet-financiële onderwerpen gegaan zal zijn. Aanwijzingen daarvoor ontbreken.
Ook kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van [Partij A] heeft geadviseerd het product aan te schaffen. Tevens is voldoende onderbouwd dat de tussenpersoon ook een ander financieel product heeft geadviseerd, zoals een hypotheek(verhoging). Een en ander volgt ook uit de chronologie van de stukken. En er kan dan eveneens vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon zich niet heeft beperkt tot het geven van algemene informatie over de verschillende beleggingen of over effectenleaseproducten. Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [Partij A] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een vergunningplichtig advies door de tussenpersoon. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[Partij A] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [Partij A] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [Partij A] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [Partij A] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [Partij A] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [Partij A] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [Partij A] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [Partij A] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [Partij A] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [Partij A] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [Partij A]4.14. De door [Partij A] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [Partij A] heeft gehandeld door [Partij A] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [Partij A] niet alleen als klant aanbracht maar [Partij A] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [Partij A] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld.
Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [Partij A] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR: 2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [Partij A] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
vordering Dexia
4.17.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten en nakosten
4.18.
Omdat [Partij A] inhoudelijk gelijk krijgt is Dexia aan te merken als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [Partij A] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [Partij A] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.19.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [Partij A] heeft gehandeld door [Partij A] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [Partij A] niet alleen als klant aanbracht maar [Partij A] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [Partij A] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in 4.15.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [Partij A] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 507,00
c. salaris gemachtigde € 660,00
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [Partij A] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [Partij A] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen en uitgesproken door mr. M. Engelbert-Clarenbeek, kantonrechter, ter openbare terechtzitting van 13 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: CS