ECLI:NL:RBOVE:2023:3016

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
84-109111-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor subsidiefraude door gebruik van valse facturen en bankafschriften

De rechtbank Overijssel heeft op 31 juli 2023 een 40-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De man was beschuldigd van het meermalen opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften, wat leidde tot subsidiefraude. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) naar subsidieaanvragen voor energiebesparende maatregelen, waarbij de verdachte valse facturen en bankafschriften had ingediend. Tijdens de zitting op 17 juli 2023 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die ontkende de valse documenten te hebben gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van valse documenten, wat leidde tot onterecht ontvangen subsidies. De rechtbank hield rekening met de ernst van de fraude, het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-109111-22 (P)
Datum vonnis: 31 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. A.M. Ruige en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. F.H.J. van Gaal, advocaat in Wijchen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 17 juli 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 23 maart 2017 tot en met 1 november 2018 samen met anderen of alleen telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste facturen en bankafschriften door deze te (doen) versturen of in te (doen) dienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 maart 2017 toten met 1 november 2018 te Wijchen en/of Nijmegen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften, te weten:a. een factuur, afkomstig van [bedrijf] , gericht aan [getuige 1] , metfactuurnummer [factuurnummer 1] d.d. 16 november 2017 (DOC-008),b. een factuur, afkomstig van [bedrijf] , gericht aan [getuige 2] , metfactuurnummer [factuurnummer 2] d.d. 08 mei 2018 (DOC-016),c. een factuur, afkomstig van [bedrijf] , gericht aan [getuige 3] , metfactuurnummer [factuurnummer 3] d.d. 26 oktober 2017 (DOC-053),d. een bankafschrift op naam van [getuige 1] (DOC-010),e. een bankafschrift op naam van [getuige 2] (DOC-017), en/off. een bankafschrift op naam van [getuige 3] (DOC-054),zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen– als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmakenhierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde factu(u)r(en) en/ofbankafschrift(en) heeft verstuurd en/of doen versturen en/of ingediend en/of doenindienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:- op voornoemde factuur onder a in strijd met de waarheid is vermeld dat een warmtepomp (merk Daikin) is geleverd;
- op voornoemde factuur onder b in strijd met de waarheid is vermeld dat een Mitsubishi Electric is geleverd en/of op 03-05-2018 is geïnstalleerd;
- op voornoemde factuur onder c in strijd met de waarheid is vermeld dat een warmtepomp (merk Daikin) is geleverd,
voornoemde bankafschriften geheel of gedeeltelijk vals en/of vervalst zijn, in ieder geval dat in strijd met de waarheid:
- op voornoemd bankafschrift onder d is vermeld een overschrijving d.d. 22-11-2017 van € 7.217,05 aan [bedrijf] met omschrijving Warmtepomp factuur [factuurnummer 1] ;
- op voornoemd bankafschrift onder e is vermeld een overschrijving d.d. 10-05-2018 van € 10.046,63 aan [bedrijf] met als omschrijving factuur [factuurnummer 2] ;
- op voornoemd bankafschrift onder f is vermeld een overschrijving d.d. 27-10-2017 van € 6.682,12 aan [bedrijf] met als omschrijving factuurnummer [factuurnummer 3] ,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) telkens wist(en) of redelijkerwijs moest(en)vermoeden dat dit geschrift (telkens) bestemd was voor zodanig gebruik.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Door middel van de regeling “Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing” (verder: ISDE-regeling) kunnen woningeigenaren en zakelijke gebruikers subsidie krijgen voor energiebesparende en duurzame maatregelen in een woning of bedrijfspand. Om aanspraak te kunnen maken op deze subsidie moet onder meer worden voldaan aan de eisen dat de warmtepomp moet zijn betaald en geïnstalleerd voordat een subsidieaanvraag wordt ingediend en mag het apparaat niet binnen een jaar na de datum van de beslissing tot subsidieverlening worden verwijderd. [2] De subsidie op grond van de ISDE-regeling wordt verleend door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (verder: de RVO).
In de periode van 27 maart 2017 tot en met 1 november 2018 heeft de RVO 39 subsidieaanvragen op basis van de ISDE-regeling van particulieren ontvangen die volgens die aanvragen en bijgevoegde documenten bij [bedrijf] , gevestigd te [adres 2] , een warmtepomp hadden aangeschaft. Bij alle subsidieaanvragen is een factuur van de aankoop van een warmtepomp bijgevoegd. Daarnaast is in twintig gevallen een bankafschrift als betalingsbewijs bijgevoegd. Ook was de warmtepomp volgens de aanvraag reeds geïnstalleerd. Door de RVO zijn diverse handhavingsbezoeken ingesteld op adressen waar volgens de subsidieaanvragen een warmtepomp zou zijn aangeschaft en geplaatst. Uit het onderzoek van de RVO kwam naar voren dat op verschillende (subsidie)adressen geen warmtepomp werd aangetroffen. Naar aanleiding hiervan is door de FIOD het strafrechtelijk onderzoek ‘Alford’ opgestart. [3]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van de factuur met factuurnummer [factuurnummer 1] , afkomstig van [bedrijf] , gericht aan [getuige 1] (onder a).
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte de valse facturen en bankafschriften niet heeft gebruikt omdat hij de subsidieaanvragen niet heeft ingediend bij de RVO en verdachte er niet van op de hoogte was dat deze documenten ter misleiding van de RVO zouden worden ingediend.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vaststellen van de feiten
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 4 december 2017 is de eenmanszaak [bedrijf] opgericht op 19 februari 2007 en is zij gevestigd aan de [adres 2] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de installatie van verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur, de installatie van klimaatbeheersing en energiebesparende systemen en aanverwante artikelen en het uitvoeren van projecten in klimaatbeheersing en energiebesparing. Volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel was verdachte in ieder geval ten tijde van de ten laste gelegde periode eigenaar van de eenmanszaak. [4]
De RVO heeft in de periode van 23 maart 2017 tot en met 1 november 2018 39 subsidieaanvragen ontvangen van particulieren die volgens die aanvragen bij [bedrijf] een warmtepomp hadden aangeschaft. [5] Op alle subsidieaanvragen is aangekruist dat het apparaat is geplaatst op het adres van de aanvrager en wordt onder meer verklaard:
- dat de ondertekenaar bevoegd is tot het aanvragen van deze subsidie;
- het apparaat is betaald, geïnstalleerd en in gebruik is genomen;
- dat deze aanvraag naar waarheid is ingevuld. [6]
Bij alle subsidieaanvragen is als bewijs van aanschaf een factuur van de aankoop bijgevoegd. Daarnaast is bij 21 aanvragen een bankafschrift als betaalbewijs bijgevoegd. In de overige gevallen heeft er blijkens de subsidieaanvraag een contante betaling plaatsgevonden. [7]
In de gevallen waarin volgens de facturen sprake is van een betaling per bank, blijkt uit de bijgevoegde bankafschriften dat het geldbedrag voor de aanschaf van een warmtepomp is overgemaakt naar de bankrekening met het IBAN-nummer [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf] . De FIOD heeft de saldo- en transactiegegevens van bovenstaand bankrekeningnummer over de periode van 1 januari 2017 tot en met 27 maart 2019 onderzocht. Uit het onderzoek van de FIOD is gebleken dat bij 19 subsidieaanvragen een vals bankafschrift is bijgevoegd. Zo blijkt uit een analyse van de saldo- en transactiegegevens dat op of rond de data waarop volgens de bijgevoegde bankafschriften een betaling zou hebben plaatsgevonden, de vermelde bedragen niet zijn bijgeschreven op de bankrekening van [bedrijf] . [8]
Ook heeft de FIOD de saldo- en transactiegegevens van de bankrekening met IBAN-nummer [rekeningnummer 2] ten name van verdachte onderzocht. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat vier subsidieaanvragers een gedeelte van de ontvangen subsidie hebben overgemaakt naar deze privérekening van verdachte. [9]
Bij de overige 18 subsidieaanvragen is blijkens de bijgevoegde factuur de warmtepomp contant betaald aan [bedrijf] /verdachte. [10] Uit onderzoek van de FIOD is gebleken dat de op de facturen vermelde betalingen niet in het kasboek van [bedrijf] zijn aangetroffen. [11]
Uit onderzoek van de FIOD blijkt dat ten aanzien van 33 subsidieaanvragen ten onrechte subsidie is verleend. Het benadelingsbedrag is door de FIOD vastgesteld op ten minste € 97.800,00. [12]
4.4.2
Overwegingen van de rechtbank
4.4.2.1 De subsidieaanvragen ten name van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3]
Op 30 november 2017 heeft de RVO een subsidieaanvraag op naam van [getuige 1] ontvangen. Bij de subsidieaanvraag zijn als bewijs van aanschaf een factuur en een bankafschrift als betaalbewijs bijgevoegd. [13]
Op de factuur met factuurnummer [factuurnummer 1] is vermeld dat een warmtepomp van het merk Daikin is geleverd op het adres [adres 3] . [14] Blijkens het bijgevoegde bankafschrift is op 2 november 2017 vanaf de bankrekening met het IBAN-nummer [rekeningnummer 3] ten name van [getuige 1] een bedrag van € 7.217,05 overgeschreven naar [bedrijf] met als omschrijving: ‘Warmtepomp factuur [factuurnummer 1] ’. [15]
[getuige 1] is op 14 mei 2019 door de FIOD gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij alvast een factuur zou sturen die zij nodig had voor de subsidieaanvraag. Toen het haar niet lukte om de aanvraag zelf in te dienen, heeft zij haar DigiD met wachtwoord aan verdachte gegeven. Verdachte vertelde vervolgens dat hij ook een bankafschrift nodig had. [getuige 1] heeft verklaard dat zij toen een screenshot heeft gemaakt van haar bankmutaties en deze naar verdachte heeft gestuurd. Verdachte heeft vervolgens het formulier verder ingevuld en verzonden. Omdat het niet goed voelde, heeft [getuige 1] de subsidieaanvraag op een later moment ingetrokken.
Met betrekking tot de factuur heeft [getuige 1] verklaard dat ze deze per post heeft ontvangen, maar geen cent heeft betaald. Voor wat betreft het bankafschrift, verklaarde [getuige 1] dat de opmaak van de gegevens wel overeenkomt met het screenshot zoals zij deze naar verdachte heeft verzonden, maar dat de getoonde uitgaven niet kloppen en dat zij niet in staat is om een bankafschrift zelf aan te passen. [16]
Op 14 december 2022 is [getuige 1] als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte de subsidieaanvraag heeft ingevuld terwijl zij via de telefoon met elkaar spraken. Zij kan zich niet herinneren of zij een screenshot van de bankmutaties aan verdachte heeft gestuurd. [17]
Op 7 juni 2018 heeft de RVO een subsidieaanvraag op naam van [getuige 2] ontvangen. Bij de subsidieaanvraag is als bewijs van aanschaf een factuur en een bankafschrift als betaalbewijs bijgevoegd. [18]
Op de factuur met factuurnummer [factuurnummer 2] is vermeld dat een warmtepomp van het merk Mitsubishi Electric is geleverd en op 3 mei 2018 is geïnstalleerd op het adres [adres 4] . [19] Op het bankafschrift is vermeld dat op 10 mei 2018 vanaf de bankrekening met het IBAN-nummer [rekeningnummer 4] ten name van [getuige 2] een bedrag van € 10.045,53 is overgeschreven naar [bedrijf] met als omschrijving: ‘factuur [factuurnummer 2] ’. [20]
[getuige 2] is op 10 mei 2019 door de FIOD gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte vroeg of hij interesse had in een warmtepomp voor de woning van zijn moeder. [getuige 2] heeft verklaard dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij geen geld had voor een warmtepomp en dat verdachte zei dat deze kon worden betaald met de subsidie van de overheid. [getuige 2] heeft verklaard dat hij zijn bankrekeningnummer en DigiD aan verdachte heeft gegeven. De afspraak was dat verdachte alles zou regelen qua subsidie. [getuige 2] heeft verklaard dat nadat hij het geld van de RVO had ontvangen, hij het geld contant aan verdachte moest geven en dat daarna de warmtepomp zou worden geplaatst. [getuige 2] heeft verklaard dat hij de factuur niet kent en de handtekening op de factuur niet van hem is. Met betrekking tot het bankafschrift heeft [getuige 2] verklaard dat deze niet van hem is en dat hij het subsidiebedrag contant aan verdachte heeft gegeven. [21]
Op 21 november 2017 heeft de RVO een subsidieaanvraag op naam van [getuige 3] ontvangen. Bij de subsidieaanvraag is als bewijs van aanschaf een factuur en een bankafschrift van de Rabobank als betaalbewijs bijgevoegd. [22]
Op de factuur met factuurnummer [factuurnummer 3] is vermeld dat een warmtepomp van het merk Daikin is geleverd op het adres [adres 5] . [23] Op het bankafschrift is vermeld dat op 27 oktober 2017 vanaf de bankrekening met het IBAN-nummer [rekeningnummer 1] ten name van [getuige 3] een bedrag van € 7.734,10 is overgeschreven naar [bedrijf] met als omschrijving: ‘factuurnummer [factuurnummer 3] ’. [24]
[getuige 3] is op 3 juni 2019 door de FIOD gehoord. [getuige 3] heeft verklaard dat hij door verdachte is benaderd over het aanschaffen van een warmtepomp. Verdachte zou subsidie aanvragen, waarvoor [getuige 3] bepaalde gegevens moest verstrekken. [getuige 3] heeft verklaard dat hij zijn DigiD, inclusief wachtwoord en inlogcode aan verdachte heeft verstrekt. Verdachte heeft volgens [getuige 3] gezegd: ‘ik vraag die subsidie wel aan en dan ga ik voor jou die warmtepomp regelen voor je huis’. Er is nooit een warmtepomp geplaatst. [getuige 3] heeft verklaard dat hij de subsidieaanvraag niet heeft ingediend en ten zake van ontvangen subsidie € 1.900,00 via de bank heeft overgemaakt naar verdachte en
€ 1.000,00 contant aan verdachte heeft gegeven. Ook heeft [getuige 3] verklaard dat hij niks weet van de factuur en dat hij niet over de financiële middelen beschikt om het geldbedrag op de factuur te kunnen betalen. [getuige 3] heeft verklaard dat het bankafschrift niet correct is en dat hij nog nooit zo veel geld op de bank heeft gehad. ‘Het moet wel vals zijn’, aldus [getuige 3] . [25]
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend de subsidieaanvragen ten behoeve van voornoemde personen te hebben ingediend. Verdachte heeft verklaard dat hij de in de tenlastelegging opgenomen facturen heeft opgemaakt en aan voornoemde personen heeft verstrekt, terwijl hij wist dat de warmtepomp in werkelijkheid (nog) niet was geleverd. Ook heeft verdachte verklaard dat er ten aanzien van andere klanten van [bedrijf] documenten (de rechtbank begrijpt: facturen en bankafschriften) zijn gebruikt die niet in de administratie van [bedrijf] voorkomen en afwijken van het factuursysteem dat [bedrijf] hanteert. Verdachte heeft verklaard dat hij twee van zijn werknemers verdenkt en overweegt aangifte tegen hen te doen. [26]
4.4.2.2 Schakelbewijs: de modus operandi
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er voldoende ondersteunend bewijs is voor de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , inhoudende dat het verdachte is geweest die de subsidieaanvragen bij de RVO heeft ingediend ten behoeve waarvan valse of vervalste facturen en bankafschriften zijn gebruikt. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs is toegelaten. Het dient daarbij te gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen. [27] Dat betekent dat het bewijsmateriaal voor het ene feit als ondersteunend bewijs kan dienen voor het andere soortgelijke feit, mits er op belangrijke punten overeenkomsten bestaan.
Onderhavig strafdossier bevat niet alleen de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , maar ook van andere personen ten aanzien van wie de RVO subsidieaanvragen heeft ontvangen.
[getuige 4] is op 27 mei 2019 door de FIOD gehoord. Zij heeft verklaard de getoonde subsidieaanvraag niet te kennen en dat verdachte het heeft opgemaakt. ”Verdachte regelde het allemaal”, aldus [getuige 4] . Ook heeft zij verklaard haar DigiD, adres en bankrekeningnummer aan verdachte te hebben gegeven. De bijgevoegde factuur heeft zij nooit gezien en het daarop vermelde bedrag nooit betaald. Het bankafschrift is ook onjuist. [getuige 4] heeft verklaard dat zij nooit een bedrag van € 11.044,83 op haar rekening heeft gehad en dat niet heeft overgemaakt aan verdachte. Voorts heeft zij verklaard dat zij het ontvangen subsidiebedrag contant aan verdachte heeft gegeven en dat er nooit een warmtepomp is geleverd. [28]
[getuige 5] is op 28 mei 2019 door de FIOD gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte alles zou regelen en voor haar de subsidieaanvraag heeft gedaan. [getuige 5] heeft verklaard dat zij haar gegevens aan verdachte heeft gegeven, waaronder haar DigiD en bankrekeningnummer. Ook heeft zij verklaard de factuur nooit te hebben gezien, dat haar naam op de factuur verkeerd is gespeld en dat zij het bedrag op de factuur niet heeft betaald. [getuige 5] heeft verklaard dat ook op het bankafschrift haar naam verkeerd is gespeld en zij niet zo’n saldo op haar rekening heeft staan. Er is nooit een warmtepomp in de woning geïnstalleerd. [29]
[getuige 6] is op 8 mei 2019 door de FIOD gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte op zijn computer de subsidieaanvraag heeft ingevuld en dat hij aan verdachte zijn inlogcode van DigiD heeft gegeven. De factuur klopt niet omdat er op staat dat de factuur per bank zou zijn betaald, terwijl het contant is gebeurd. Ook heeft [getuige 6] verklaard dat het bankafschrift niet klopt omdat de warmtepomp contant is betaald. Ook klopt het vermelde rekeningnummer niet. [getuige 6] heeft verklaard dat hij het idee had dat er werd gerommeld in het bedrijf van verdachte. Er is nooit een warmtepomp in de woning geïnstalleerd. [30]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] afzonderlijk van elkaar verklaringen hebben afgelegd die op essentiële en significante punten overeenkomsten vertonen, en waarin eenzelfde ‘modus operandi’ betreffende soortgelijke feiten besloten ligt. Uit de verklaringen komt naar voren dat voornoemde personen hun persoonsgegevens, DigiD en een bankafschrift of bankrekeningnummer aan verdachte hebben gegeven. Verdachte diende vervolgens namens hen een aanvraag in voor de subsidie voor de aanschaf en installatie van een warmtepomp en maakte daarbij gebruik van een factuur als bewijs van aanschaf en een bankafschrift als betalingsbewijs. Voornoemde personen geven allen aan dat zij de bij de subsidieaanvraag bijgevoegde factuur en bankafschrift niet kennen, dat deze onjuist is en dat er in werkelijkheid nooit een warmtepomp was geleverd. De subsidie werd vervolgens door de RVO aan de aanvrager uitgekeerd en geheel of gedeeltelijk in contanten aan verdachte betaald.
Gelet op de samenhang tussen de afzonderlijke zaken, in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij de facturen heeft opgemaakt, kan worden vastgesteld dat de werkwijze, telkens door dezelfde dader, zijnde verdachte, is uitgevoerd. De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat verdachte de subsidieaanvragen heeft ingediend en daarbij gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste facturen en bankafschriften. De hiervoor weergegeven verklaringen dienen in dat verband als schakelbewijs. Daarbij is namelijk, zoals hiervoor overwogen, sprake van dezelfde modus operandi.
Het alternatieve scenario dat verdachte ter terechtzitting heeft geschetst, inhoudende dat twee van zijn werknemers bij eventuele fraude betrokken zijn geweest, is van de zijde van verdachte niet nader toegelicht of geconcretiseerd. Daarmee is dat scenario onvoldoende onderbouwd noch aannemelijk geworden.
4.4.2.3 Opzet
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wist (1) dat de facturen en bankafschriften vals zijn en (2) dat deze facturen en bankafschriften voor het verkrijgen van subsidie zouden worden gebruikt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de in de tenlastelegging genoemde facturen heeft opgemaakt en aan de subsidieaanvragers heeft verstrekt, terwijl hij wist dat de warmtepompen in werkelijkheid (nog) niet waren geleverd. Verdachte heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan omdat hij wist dat zij over onvoldoende financiële middelen beschikten om een warmtepomp aan te schaffen en door middel van de factuur desalniettemin aanspraak kon worden aangemaakt op de subsidieregeling van de RVO. In het voorgaande ligt besloten dat verdachte wist dat de facturen vals waren. Nu verdachte wist dat betrokkenen onvoldoende financiële middelen hadden, kan het niet anders dan dat verdachte bekend was met het feit dat bankafschriften waarop de betaling als mutatie was weergegeven, eveneens vals waren. Hierin ligt besloten dat verdachte eveneens wist dat de bankafschriften vals waren.
Zoals hiervoor weergegeven stelt de rechtbank vast dat verdachte de subsidieaanvragen bij de RVO heeft ingediend. Nu door het gebruik van die facturen en bankafschriften sprake was van misleiding met als doel te bewerkstelligen dat door de RVO subsidie zou worden uitgekeerd hoewel daarop geen recht of aanspraak bestond, is daarmee het opzet op het gebruik gegeven.
4.4.2.4 Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er ten aanzien van deze gedragingen tussen verdachte en een ander of anderen een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 23 maart 2017 toten met 1 november 2018in Nederland,telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften, te weten:
a. een factuur, afkomstig van [bedrijf] , gericht aan [getuige 1] , metfactuurnummer [factuurnummer 1] d.d. 16 november 2017,b. een factuur, afkomstig van [bedrijf] , gericht aan [getuige 2] , metfactuurnummer [factuurnummer 2] d.d. 08 mei 2018,c. een factuur, afkomstig van [bedrijf] , gericht aan [getuige 3] , metfactuurnummer [factuurnummer 3] d.d. 26 oktober 2017,d. een bankafschrift op naam van [getuige 1] ,e. een bankafschrift op naam van [getuige 2] , enf. een bankafschrift op naam van [getuige 3] ,zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen– als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmakenhierin dat hij, verdachte voornoemde facturen en bankafschriften heeft verstuurd en ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:- op voornoemde factuur onder a in strijd met de waarheid is vermeld dat een warmtepomp (merk Daikin) is geleverd;
- op voornoemde factuur onder b in strijd met de waarheid is vermeld dat een Mitsubishi Electric is geleverd en/of op 03-05-2018 is geïnstalleerd;
- op voornoemde factuur onder c in strijd met de waarheid is vermeld dat een warmtepomp (merk Daikin) is geleverd,
voornoemde bankafschriften geheel of gedeeltelijk vals of vervalst zijn, in ieder geval dat in strijd met de waarheid:
- op voornoemd bankafschrift onder d is vermeld een overschrijving d.d. 22-11-2017 van € 7.217,05 aan [bedrijf] met omschrijving Warmtepomp factuur [factuurnummer 1] ;
- op voornoemd bankafschrift onder e is vermeld een overschrijving d.d. 10-05-2018 van € 10.046,63 aan [bedrijf] met als omschrijving factuur [factuurnummer 2] ;
- op voornoemd bankafschrift onder f is vermeld een overschrijving d.d. 27-10-2017 van € 6.682,12 aan [bedrijf] met als omschrijving factuurnummer [factuurnummer 3] ,
terwijl hij telkens wist dat dit geschrift (telkens) bestemd was voor zodanig gebruik.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De eventueel in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zal komen, verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met het tijdsverloop en het relatief lage benadelingsbedrag van € 6.700,00 dat de RVO ten onrechte heeft uitgekeerd ten aanzien van de in de ten laste gelegde genoemde personen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in een betrekkelijk kort tijdsbestek meerdere onterechte aanvragen voor landelijke subsidie op grond van de ISDE-regeling ingediend bij de RVO. Ter onderbouwing van de aanvragen heeft verdachte valse facturen en bankafschriften overgelegd. Door deze subsidiefraude heeft verdachte op sluwe en geraffineerde wijze misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld dat niet voor hem was bestemd. Bovendien heeft verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld dat dergelijke documenten naar waarheid worden ingevuld en met juiste, waarheidsgetrouwe bijlagen worden ingediend op ernstige wijze beschaamd. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij bij het plegen van voormeld feit zich kennelijk slechts heeft laten leiden door geldelijk gewin, zonder zich te bekommeren om de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het de rechter op zichzelf vrij staat om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet tenlastegelegd feit (onder meer) wanneer dit feit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is begaan. [31] In zaken waarin het in het bijzonder gaat om verdenking van grootschalige (fiscale) fraude, kan dat grootschalige karakter van het delict een voor de straftoemeting relevante omstandigheid betreffen, ook al volstaat de tenlastelegging met de beschrijving van een beperkt aantal strafbare feiten. Dat grootschalige karakter dient op grond van het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk te zijn geworden. [32]
Zowel uit het dossier als uit het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat er sprake is van een grootschalige fraude en dat dit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd. Uit het onderzoek van de FIOD is gebleken dat er ten aanzien van in totaal 33 klanten van verdachte ten onrechte subsidie is uitgekeerd door de RVO. In al die gevallen lag op identieke wijze een van verdachte afkomstige valse factuur en/of bankafschrift aan de aanvraag ten grondslag. Het benadelingsbedrag is door de FIOD vastgesteld op € 97.800,00. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot negen maanden of een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf in overweging bij een fraude-benadelingsbedrag van € 70.000,00 tot € 125.000,00.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 april 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Verdachte is op 9 juli 2018 als verdachte verhoord. Op dat moment is de redelijke termijn aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis betreft 31 juli 2023, wat een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn betekent. Deze termijnoverschrijding komt voor rekening van het openbaar ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
Strafoplegging
Het bewezenverklaarde is ernstig en de aard en omvang van de fraude rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. De rechtbank zal echter gelet op het tijdsverloop in combinatie met de overschrijding van de redelijke termijn aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 240 uren. De rechtbank zal aan verdachte daarnaast opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. Met die voorwaardelijke gevangenisstraf en proeftijd beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde zaken, te weten een banktegoed van € 6.306,27 en contante geldbedragen van € 1.000,00, € 1.000,00 en € 1,200,00 is de rechtbank van oordeel dat sprake is van conservatoir beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering zodat in onderhavige strafzaak hieromtrent geen beslissing hoeft te worden genomen door de rechtbank.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2023.
Buiten staat
Mr. D. van den Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met nummer 64491 / Alford. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.een geschrift, te weten ‘Subsidie aanvraag warmtepomp 2017’, DOC-115, pag. 636.
3.het proces-verbaal van aanvang van 26 februari 2019, AMB-001-01, pag. 151 t/m 153.
4.een geschrift, zijnde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 4 december 2017, betreffende [bedrijf] , DOC-120, pag. 690. Volgens zijn verklaring ter zitting heeft verdachte deze eenmanszaak intussen ingebracht in een besloten vennootschap, waarvan hij (middellijk) enig directeur en aandeelhouder is en waarbij het door hem ter zake van die inbreng te ontvangen bedrag in verband met de uitkomst van deze zaak nog niet geheel vast staat.
5.Een geschrift, te weten een overzicht van de subsidieaanvragen, DOC-113, pag. 633.
6.DOC-001, DOC-004, DOC-007, DOC-011, DOC-015, DOC-019, DOC-023, DOC-027, DOC-031, DOC-035, DOC-039, DOC-043, DOC-047, DOC-052, DOC-058-a, DOC-059-b, DOC-062, DOC-066, DOC-070, DOC-074-b, DOC-080-a, DOC-081-b, DOC-082-a, DOC-083-a, DOC-085, DOC-088, DOC-091-b, DOC-092-b, DOC-093-b, DOC-094-b, DOC-095, DOC-098-b, DOC-099, DOC-102-a, DOC-103-a, DOC-105 en DOC-108.
7.Een geschrift, te weten een overzicht van de subsidieaanvragen, DOC-113, pag. 633.
8.het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek betalingen aan [verdachte] ) van 14 augustus 2019, AMB-011-01, pag. 193 t/m 204.
9.het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek ING-rekening [rekeningnummer 2] ) van 4 september 2019, AMB-012-01, pag. 205 t/m 209.
10.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek contante betalingen aan [verdachte] ) van 19 september 2019, AMB-013-01, pag. 210 t/m 219.
11.Een geschrift, te weten het kasboek van [bedrijf] van het eerste kwartaal 2016 t/m het eerste kwartaal van 2018, DOC-112, pag. 625 t/m 632.
12.het overzichtsproces-verbaal van 21 november 2019, 1-OPV-01, pag. 32.
13.Een geschrift, te weten een subsidieaanvraag op naam van [getuige 1] van 30 november 2017, DOC-007, pag. 387 t/m 389.
14.Een geschrift, zijnde een factuur met factuurnummer [factuurnummer 1] van 16 november 2017, DOC-008, pag. 390.
15.Een geschrift, te weten een bankafschrift ten name van [getuige 1] van 24 november 2017, DOC-010, pag. 392.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 14 mei 2019, G-003-01, pag. 87.
17.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van de rechtbank Overijssel van [getuige 1] van 14 december 2022, pag. 4.
18.Een geschrift, te weten een subsidieaanvraag op naam van [getuige 2] van 7 juni 2018, DOC-015, pag. 399 t/m 401.
19.Een geschrift, zijnde een factuur met factuurnummer [factuurnummer 2] van 8 mei 2018, DOC-016, pag. 402.
20.Een geschrift, te weten een bankafschrift ten name van [getuige 2] van 10 mei 2018, DOC-017, pag. 403.
21.het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 10 mei 2019, G-005-01, pag. 96 en 97.
22.Een geschrift, te weten een subsidieaanvraag op naam van [getuige 3] van 21 november 2017, DOC-052, pag. 456 t/m 458.
23.Een geschrift, zijnde een factuur met factuurnummer [factuurnummer 3] van 8 mei 2018, DOC-053, pag. 459.
24.Een geschrift, te weten een bankafschrift ten name van [getuige 3] van 21 november 2017, DOC-54, pag. 460.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 3 juni 2019, G-016-01, pag. 144 t/m 146.
26.Proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2023.
27.HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2024.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 27 mei 2019, G-012-01, pag. 117 t/m 119.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige. [getuige 5] van 28 mei 2019, G-014-01, pag. 137 t/m 140.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 8 mei 2019, G-007-01, pag. 103 t/m 105.
31.HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9968.
32.HR 19 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:896.