ECLI:NL:HR:2016:2024

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
15/02146
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering en schakelbewijs bij overvallen op Zeeman en Blokker

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor twee overvallen, één op een Zeeman-filiaal en één op een Blokker-filiaal in Utrecht. De verdachte ontkende de overval op Zeeman, maar bekende de overval op Blokker. Het Hof had echter geoordeeld dat de modus operandi van beide overvallen op essentiële punten overeenkwam, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte ook de overval op Zeeman had gepleegd. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat schakelbewijs alleen kan worden gebruikt indien de modus operandi steunt op meer dan één ander bewezen feit, geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en verwierp het beroep van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van de overeenkomsten in modus operandi en signalement bij de bewijsvoering in strafzaken.

Uitspraak

6 september 2016
Strafkamer
nr. S 15/02146
DAZ/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 14 april 2015, nummer 21/000152-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel richt zich tegen de motivering van de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 16-705103-14 tenlastegelegde feit.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is in voormelde zaak bewezenverklaard dat:
"hij op 07 juni 2014 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan Zeeman textiel, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (medewerkster van Zeeman textiel filiaal Plantage 6), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte - in de winkel (filiaal Plantage 6) voor de kassa is gaan staan en zich heeft voorgedaan als klant die iets wilde afrekenen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond en (dreigend) heeft opgeheven in de richting van die [slachtoffer 1] en
- (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij in negen seconden de kassa open moest maken, anders zou zij neergestoken worden."
2.2.2.
Voorts is in de gevoegde zaak met parketnummer 16-661588-14 ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 13 juni 2014 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en kassa-afroomboxen, toebehorende aan "Blokker", welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (beiden medewerkster van de Blokker), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] dreigend een mes, heeft getoond en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] naar, althans in de richting van het kassablok van de winkel heeft getrokken en geduwd en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Kassa open maken nu, snel", althans woorden van gelijke aard of strekking."
2.2.3.
De bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.4.
2.2.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 31 maart 2015 heeft de raadsman van de verdachte aldaar als volgt het woord gevoerd:
"Mijn cliënt heeft het hem tenlastegelegde overval in een Blokker-filiaal bekend. De hem tenlastegelegde overval in een Zeeman-filiaal te Utrecht ontkent hij te hebben begaan.
De eerste rechter heeft mijn cliënt veroordeeld voor beide feiten en wel op grond van de modus operandi en het signalement van mijn cliënt. Ik vind dat niet juist. Bij de Blokker heeft mijn cliënt zich achter de toonbank begeven. Hij had een gekarteld mes en een schroevendraaier bij zich, maar hij heeft niemand bedreigd.
Bij de overval in het Zeeman-filiaal is de overvaller niet achter de toonbank geweest, had hij geen gekarteld mes bij zich en heeft hij het personeel wel bedreigd. Ik stel mij daarom op het standpunt dat voor een bewezenverklaring van de gewapende overval in het Zeeman-filiaal onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn. Het enkele feit dat er sprake lijkt te zijn van eenzelfde modus operandi als bij de door mijn cliënt bekende overval op het Blokker-filiaal is daartoe onvoldoende.
Ik verzoek U dan ook om mijn cliënt vrij te spreken van de gewapende overval op het Zeeman-filiaal."
2.2.5.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 16-705103-14 aan hem tenlastegelegde (de gewapende overval op Zeeman). Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte in hoger beroep zijn betrokkenheid bij het onder parketnummer 16-661588-14 tenlastegelegde feit (de gewapende overval op Blokker) heeft bekend, maar dat de gewapende overval op Zeeman door hem wordt ontkend en dat voor een bewezenverklaring daarvan in het dossier onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn. Het enkele feit dat bij dit feit sprake lijkt te zijn van eenzelfde modus operandi als bij de door de verdachte bekende overval op Blokker is daartoe onvoldoende.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep zijn betrokkenheid bij de overval op Blokker bekend. De verdachte heeft echter zijn betrokkenheid bij de overval op Zeeman ontkend.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof het volgende af.
De modus operandi van de overval op het filiaal van Blokker te Utrecht komt op essentiële punten overeen met de modus operandi van de overval op het filiaal van Zeeman te Utrecht. De winkels van Zeeman en Blokker zijn op korte afstand van elkaar gelegen en de overvallen zijn binnen een week na elkaar gepleegd. Het hof wijst verder op de combinatie van het neerleggen van een artikel op de toonbank, het verstoppen van het mes in de rechter mouw, het tevoorschijn halen van het mes met de linkerhand en het nemen van het mes in de rechterhand. Ook komt het signalement van de verdachte van de overval op het filiaal van Zeeman op essentiële punten overeen met het signalement van verdachte tijdens de door hem gepleegde overval op het filiaal van Blokker. Het gaat hierbij om het dragen van een zwarte zonnebril, een zwarte pet met Puma logo, donkere schoenen met witte zolen en een zwarte rugtas met opvallende (blauwe) kenmerken.
Naast voormelde combinatie van factoren heeft het hof ook nog het volgende in aanmerking genomen. Ter zitting van het hof zijn camerabeelden vertoond van de overval op het filiaal van Zeeman te Utrecht. Het hof leidt uit die beelden af dat het postuur en gezichtsvorm van de dader gelijkenis vertonen met het postuur en gezichtsvorm van verdachte en in elk geval niet zodanig afwijken, dat reeds daarom al geconcludeerd zou moeten worden dat verdachte en de overvaller niet dezelfde persoon zijn.
Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht het hof bewezen dat verdachte ook de overval op het filiaal van Zeeman heeft begaan."
2.3.
Voor zover het middel berust op de opvatting dat bij de bewijsvoering slechts van zogenoemd schakelbewijs kan worden gebruik gemaakt indien de aan dat bewijs ontleende modus operandi steunt op de aan meer dan één ander bewezenverklaard feit ten grondslag gelegde bewijsmiddelen, kan het middel niet tot cassatie leiden, aangezien die opvatting geen steun vindt in het recht.
2.4.
Het oordeel van het Hof dat, kort gezegd, de verdachte ook de overval op het filiaal van Zeeman heeft begaan, is toereikend gemotiveerd, ook in het licht van hetgeen namens de verdachte is aangevoerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het Hof heeft kunnen oordelen dat de modus operandi en het signalement van de verdachte van de overval op het filiaal van Zeeman op essentiële punten overeenkomen met de modus operandi en het signalement van verdachte tijdens de door hem gepleegde overval op het filiaal van Blokker.
2.5.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. van Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 september 2016.