ECLI:NL:RBOVE:2023:2561

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
C/08/288501 / HA ZA 22-405
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsuitkering bij hagelschade aan stegdoppelplaten onder glastuinbouwverzekering

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel geoordeeld over de verplichting van de verzekeraar Agriver om een uitkering te doen aan eiser, een orchideeënkwekerij, voor schade die is ontstaan door hagel. Eiser had een glastuinbouwverzekering afgesloten bij Agriver, waarbij schade aan stegdoppelplaten was verzekerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade niet was verjaard en dat het beroep van Agriver op een akkoordverklaring tot schadevaststelling niet slaagde. De rechtbank concludeerde dat Agriver een bedrag van € 51.370,00 moest uitkeren, na aftrek van het eigen risico van € 20.000,00. Agriver had verweer gevoerd dat eiser niet uitkeringsgerechtigd was, maar de rechtbank oordeelde dat eiser, als verzekeringnemer, recht had op de uitkering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de schadevaststelling door Agriver niet voldoende was onderbouwd en dat de herstelkosten hoger waren dan het maximaal verzekerde bedrag per vierkante meter. De rechtbank heeft de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/288501 / HA ZA 22-405
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. C.J.H. Anker,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij met beperkte aansprakelijkheid
ONDERLINGE HAGELVERZEKERING MAATSCHAPPIJ AGRIVER B.A.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hasselt,
gedaagde partij, hierna te noemen Agriver,
advocaat: mr. R. Evers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 8 november 2022;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de aanvullende producties 31 t/m 34 van de zijde van [eiser] ;
- de akte vermindering van eis van de zijde van [eiser] ;
- de pleitaantekeningen van de zijde van [eiser] ;
- de pleitaantekeningen van de zijde van Agriver;
- de mondelinge behandeling van 18 april 2023, waarvan proces-verbaal is opgemaakt;
- de brief van mr. Evers van 10 mei 2023 die aan het proces-verbaal is gehecht;
- de brief van mr. Anker van 24 mei 2023.
1.2.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Agriver gehouden is om over te gaan tot een verzekeringsuitkering in verband met de hagelschade die [eiser] heeft geleden.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van Agriver dat [eiser] niet uitkeringsgerechtigd is, het verjaringsverweer en het beroep op de akkoordverklaring niet slagen. De rechtbank concludeert dat beide partijen onvoldoende belang hebben bij het inschakelen van een (nieuwe) deskundige of arbiter. Op grond van de polisvoorwaarden komt de rechtbank tot het oordeel dat Agriver een bedrag van € 51.370,00 aan [eiser] moet uitkeren. Agriver moet ook de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten betalen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is enig aandeelhouder van de orchideeënkwekerij [bedrijf 1] .
3.2.
Tussen [eiser] en Agriver bestaat sinds 1 februari 2012 een verzekerings-overeenkomst. Het betreft een glastuinbouwverzekering, waarop onder andere de verzekeringsvoorwaarden voor kassen van 1 januari 1990 van toepassing zijn.
3.3.
Op het polisblad staat het volgende vermeld:
“ Objecten aantal (per m2) (per 1000) in EUR
(…)
007 Stegdoppel A 8.800 45,00 6,0000 198,00
(…)
Voorwaarden:
Het eigen risico op deze polis bedraagt EUR 20.000,- per gebeurtenis.
Als medeverzekerden op deze polis zijn bij de maatschappij bekend: [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 3] B.V. en [eiser] .”
3.4.
In de verzekeringsvoorwaarden voor kassen is het volgende vermeld.
Artikel 4 Schade
4.1.
Verplichtingen van verzekeringsnemer
Bij schade is verzekeringsnemer verplicht:
(…)
- indien tot herstel, vervanging en/of herbouw van het beschadigde wordt overgegaan, dit binnen 12 maanden na de schadedatum schriftelijk aan de maatschappij mee te delen. Herstel, vervanging en/of herbouw dienen binnen twee jaar na de schadedatum te hebben plaatsgevonden.
(…)
4.4
Schadevaststelling glas en/of - glasvervangende - kunststof
(…)
Bij – glasvervangende – kunststof worden bij herstel de reparatiekosten van gaten, sterren en/of scheuren vergoed, eventueel vermeerderd met een onherroepelijk vastgestelde vergoeding van 10% van de kunststofwaarde van de beschadigde vierkante meters voor door herstel niet opgeheven waardevermindering van de beschadigde vierkante meters. Een en ander tot maximaal het verzekerde bedrag per vierkante meter.
Zijn de kosten van herstel en waardevermindering hoger dan de hiervoren vermelde maximum vergoeding dan worden de kosten van vervanging vastgesteld op basis van het aantal beschadigde vierkante meters en het verzekerde bedrag per vierkante meter, onder aftrek van de waarde van de restanten.
Indien geen reparatie of vervanging plaatsvindt wordt de schade vergoed tot ten hoogste het verschil tussen de dagwaarde van de beschadigde vierkante meters onmiddellijk voor- en de waarde onmiddellijk na de gedekte gebeurtenis onder aftrek van de niet gemaakte plaatsingskosten en niet benodigde hulpmaterialen.
Voor - glasvervangende - kunststof, waarvan de dagwaarde minder is dan 40% van de kunststofwaarde geschiedt de vergoeding op basis van de dagwaarde.
(…)
4.5
Schadevaststelling constructie tuinbouwkas
De schadevaststelling geschiedt op basis van de herbouwwaarde, tenzij uitdrukkelijk andere in de polis is bepaald.
(…)
Indien verzekeringnemer niet tot herstel van het beschadigde overgaat of niet wenst te herbouwen, zal de schadevaststelling geschieden naar de dagwaarde van het beschadigde onmiddellijk voor de gedekte gebeurtenis onder aftrek van de waarde van de restanten.”
3.5.
Op 26 februari 2016 heeft [eiser] schade aan de stegdoppelplaten van een kas gemeld bij Agriver. Op 29 februari 2016 heeft de heer [naam 1] , werkzaam bij [eiser] , een schadeformulier ingevuld en bij Agriver ingediend.
3.6.
Op 23 maart 2016 heeft BOM Kassenbouw B.V. (hierna: BOM) een offerte uitgebracht voor herstel van de kas voor een bedrag van € 233.101,00, uitgaande van 8.790 m2 polycarbonaat.
3.7.
[naam 5] Advies (hierna: [naam 5] ) heeft op 14 april 2016 de schade begroot op € 49.501,57.
3.8.
Op 8 juli 2016 heeft BOM voor de herstelwerkzaamheden een offerte uitgebracht van € 31.350,00, uitgaande van 1.071 m2 polycarbonaat.
3.9.
Op 30 september 2016 heeft de heer [naam 1] aan de heer [naam 2] , voormalig directeur van Agriver, gemaild:
“Vandaag hebben wij elkaar telefonisch gesproken over de afwikkeling omtrent de schade aan de stegdoppelplaten[dek] welke is ontstaan t.g.v. hagel.
(…)
U gaf aan dat de schade t.g.v. de hagel conform polis is verzekerd en dat het eigen risico voor [eiser] EUR 20.000,- zal zijn.
Bij akkoord zal onze verzekeraar, Agriver, aan [eiser] BV een bedrag EUR 29.501,57 (49.501,57 -/- 20.000,-) ex btw uitkeren en wordt dit dossier gesloten.
Na overleg met mijn werkgever dhr [eiser] zijn we bij deze vandaag 30 september 2016 tot een overeenstemming gekomen inzake de afwikkeling van deze schade.
In de bijlage vindt u de ondertekende akkoordverklaring en het rekeningnummer IBAN waarop genoemd bedrag kan worden overgemaakt.
(…)”
In de bijlage is een document gevoegd, waarin staat:
“AKKOORDVERKLARING SCHADEVASTSTELLING
Verzekerde: [eiser] B.V.
(…)
Betreft: Hagel schaden, (…)
Inzake bovengenoemd schadegeval delen wij u mede dat de schade is vastgesteld op:€ 49.501,57exclusief btw.
(…)
Indien u zich met onze schadevaststelling kunt verenigen, verzoeken wij u bijgevoegd kopie-exemplaar op de daartoe bestemde plaats te ondertekenen en te retourneren. Na ontvangst hiervan zullen wij voor verdere behandeling zorg dragen.
Ondertekening van deze verklaring houdt geen enkele betalingsverlichting of erkenning van aansprakelijkheid door onze opdrachtgever in, De vaststelling van de schadehoogte staat los van de vraag of er sprake is van een gedekt evenement conform de polisvoorwaarden, hetgeen ter beoordeling is aan verzekeraars.”
Onder het document heeft [eiser] voor akkoord getekend.
3.10.
Op 8 mei 2018 heeft de heer [naam 1] aan Agriver gemaild dat BOM de schade niet voor het in het akkoord genoemde bedrag kan herstellen. De kosten zouden vele malen hoger zijn, zo mailt [naam 1] .
3.11.
Naar aanleiding van een gesprek tussen partijen op 18 augustus 2021 mailt de heer [naam 3] , accountmanager bij Agriver, op 19 augustus 2021 aan [eiser] :
“(…)

Afwikkeling schade stegdoppelplaten: hierover is afgesproken dat deze door een externe partij opnieuw zal worden beoordeeld, en dat hierbij een arbiter wordt aangesteld. Wij hebben hiervoor al een aantal acties uitgezet (…)”
3.12.
[eiser] en Agriver komen overeen dat expertisebureau Sedgwick de schade opnieuw zal beoordelen. Op 5 november 2021 heeft Sedgwick een rapport uitgebracht, waarin Sedgwick het volgende concludeert:
Conclusie
Het gehele dak vervangen is op basis van schadetechnische redenen onzes inziens niet aan de orde. Er bestaat tussen partijen geen discussie over de kwantitatieve omvang van de schade, namelijk 1.586 m2 aan stegdoppelplaten. De schadeberekening en -vaststelling ad EUR 49.501,57 is bij nader inzien door verzekerde niet akkoord, doch zien wij hierin geen grote noemenswaardige omissies anders dan enige aanvullende arbeidskosten voor een lastigere uitvoering dan in eerste instantie werd aangenomen.
In dit licht en ter overweging bespraken wij de kaders van de verzekeringsovereenkomst. Op het polisblad wordt bij “stegdoppel” een (maximale) vergoeding ad EUR 46,25 per m2 vermeld. Dit in ogenschouw genomen, resulteert in een maximale vergoeding ad EUR73.352,50. Dit bedrag is uiteraard exclusief het van toepassing zijnde eigen risico en mogelijke aftrek voor veroudering. Dit laatste wordt aan de hand van de op dat moment geldende verzekeringsvoorwaarden nog uitgezocht door Agriver.”
3.13.
Op 10 november 2021 heeft Agriver schriftelijk aan [eiser] laten weten:
“Middels dit schrijven komen wij terug op bovengenoemde schademelding. Zoals besproken met u en de directeur van ArgiVer, de heer [naam 4] heeft expertisebureau Sedgwick de schade opnieuw beoordeeld.
Wij hebben inmiddels het rapport van Sedgwick ontvangen. De expert van Sedgwick heeft de schade aan de stegdoppelplaten vastgesteld op € 73.352,50. Dit bedrag is exclusief het eigen risico en mogelijke aftrek voor veroudering.
De schademelding is op 26 februari 2016 gedaan. De laatst afgegeven polis voor deze schademelding is de polis van 01-01-2016. De voorwaarden kassen zijn van toepassing.
In de voorwaarden kassen artikel 4.4 staat:
Voor - glas vervangende - kunststof, waarvan de dagwaarde minder is dan 40% van de kunststofwaarde geschiedt de vergoeding op basis van de dagwaarde.
De levensduur van stegdoppelplaten is 10 jaar. De onderhavige platen zijn van 2006 en waren dus ten tijde van de schademelding in ieder geval minimaal 9 jaar oud.
Het eigen risico ten tijde van de schademelding bedraagt € 20.000,-- per gebeurtenis.
Door de herziene schadevaststelling blijft de schade beneden het eigen risico en gaan wij over tot sluiting van dit schadedossier.
(…)”
3.14.
Op 24 december 2021 heeft BOM de herstelwerkzaamheden voor € 132.672,00 geoffreerd, uitgaande van 1.586 m2 polycarbonaat.
3.15.
Vervolgens heeft [eiser] het expertisebureau Von Reth Claims Consulting and Recovery ingeschakeld. In het rapport van 3 juni 2022 concludeert Van Reth dat de offerte van BOM akkoord is en dat de schade € 142.850,00 bedraagt, wat voor het prijspeil in februari 2016 neerkomt op een bedrag van € 102.252,00. Daarnaast vermeldt Von Reth dat voor de stegdoppelplaten een afschrijvingsperiode van 20 tot 25 jaar geldt.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht zal verklaren dat Agriver op grond van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst over dient te gaan tot uitkering van de door [eiser] geleden schade ten gevolge van de schadeveroorzakende evenementen van 25 februari 2016;
en
primair:
  • Agriver zal veroordelen om aan [eiser] uit hoofde van de verzekeringspolis met polisnummer [polisnummer] een bedrag van € 112.672,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente;
  • Agriver zal veroordelen om de buitengerechtelijke kosten van € 1.937,72 te betalen;
subsidiair:
- een arbiter zal benoemen teneinde de door [eiser] geleden schade vast te stellen conform artikel 4.4 en 4.5 van de Algemene Verzekeringsvoorwaarden Kassen d.d. 17 november 2015;
meer subsidiair:
- een gerechtelijk deskundige zal benoemen om de door [eiser] geleden schade vast te stellen conform de Algemene Verzekeringsvoorwaarden Kassen d.d. 17 november 2015;
en in alle gevallen:
- Agriver zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Agriver voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, alle uitvoerbaar bij voorraad.

5.De beoordeling

Het bezwaar tegen de producties 31 t/m 34
5.1.
Agriver heeft ter zitting op grond van artikel 87 Rv bezwaar gemaakt tegen het indienen van de producties 31 tot en met 34 van [eiser] , omdat de producties buiten de termijn van 10 dagen voorafgaand aan de zitting en dus te laat zijn ingediend. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling besloten dat de nadere producties 31 tot en met 34 toch worden toegelaten. Daarbij is meegewogen dat de stukken niet omvangrijk zijn en dat de producties 32 tot en met 34 e-mailberichten zijn die destijds (ook) aan Agriver zijn gestuurd. Productie 31 is een emailbericht aan [naam 5] die nog niet in kopie aan Agriver is gestuurd. Gelet op het gemotiveerde bezwaar van Agriver heeft de rechtbank beslist dat Agriver eerst de gelegenheid zal krijgen om bij akte op die producties te reageren als de producties mogelijk in het nadeel van Agriver zouden worden betrokken. Dit is niet aan de orde, zodat de rechtbank Agriver niet in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op de producties.
De kern van het geschil
5.2.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] bij Agriver 8.800 m2 stegdoppelplaten had verzekerd. Daarvan is 1.586 m2 door hagel beschadigd. Ook staat vast dat hagelschade in beginsel onder deze verzekeringspolis is verzekerd. De vraag is kort gezegd of Agriver een verzekeringsuitkering aan [eiser] moet betalen en hoe hoog deze moet zijn of dat er wellicht eerst een arbiter of deskundige moet worden benoemd. Agriver heeft verschillende verweren aangevoerd die hierna achtereenvolgens zullen worden besproken.
Wie is tot uitkering gerechtigd?
5.3.
Agriver heeft ten eerste aangevoerd dat de vorderingen zijn ingesteld door [eiser] , maar dat deze vennootschap, [eiser] B.V., slechts een holding is en niet de vennootschap die schade heeft geleden. Dat is namelijk [bedrijf 2] B.V. [eiser] heeft volgens Agriver dan ook geen vorderingsrecht.
5.4.
De rechtbank overweegt dat [eiser] volgens het polisblad verzekeringnemer is als bedoeld in artikel 7:925 lid 1 BW. Bij een schadeverzekering wordt onder ‘verzekerde’ onder andere verstaan degene die in geval van
door hem geleden schadekrachtens de verzekering recht heeft op vergoeding (art. 7:945 BW). Wie in geval van schade tot vergoeding is gerechtigd, hangt af van de overeenkomst en hetgeen daaruit voortvloeit. Dat is een kwestie van uitleg van de overeenkomst.
5.5.
In dit geval is in artikel 1.2. van de polisvoorwaarden bij de overeenkomst bepaald dat verzekerde is: de
“verzekeringsnemer en/of de in de polis als zodanig vermelde natuurlijke of rechtspersoon, voor zover deze belang heeft bij het behoud van de verzekerde zaak uit hoofde van eigendom of ander zakelijk recht, dan wel voorzover deze het risico draagt voor het behoud en daarvoor aansprakelijk is.”
Hieruit volgt dat [eiser] en de op de polis vermelde medeverzekerden als verzekerde in de zin van de polis hebben te gelden. Op de polis staat onder andere [bedrijf 2] B.V. als bekende medeverzekerde vermeld. Dit is de dochtermaatschappij van [eiser] die de beschadigde kas in eigendom heeft. [bedrijf 2] heeft een vorderingsrecht, omdat zij de beschadigde kas in eigendom heeft. In plaats daarvan kan [eiser] in dit geval uitkering van de schade vorderen. [eiser] mocht namelijk uit de verklaringen en gedragingen van Agriver afleiden dat Agriver instemde met het vorderingsrecht van [eiser] , dan wel met de omstandigheid dat [eiser] bij dit dekkingsgeschil als moedermaatschappij optrad namens [bedrijf 2] . Gedurende zeven jaar heeft Agriver met [eiser] gecommuniceerd over deze schade. [naam 5] heeft als expert namens Agriver de akkoordverklaring schadevaststelling destijds ook op naam gezet van [eiser] , waarna [eiser] dat document ook heeft ondertekend en daarnaast heeft Agriver de afwijzing van de schade op 10 november 2021 ook aan [eiser] gericht. Alle gedragingen en verklaringen van Agriver duiden op een eventuele uitkering van de schade aan [eiser] . Daaruit volgt dat Agriver de indruk heeft gewekt dat [eiser] vorderingsgerechtigd was, dan wel dat Agriver heeft moeten begrijpen dat [eiser] namens haar dochtermaatschappij handelde. Agriver kan zich naar het oordeel van de rechtbank hier dan ook niet (meer) verweren met de stelling dat [eiser] niet uitkeringsgerechtigd is. De vorderingen van [eiser] kunnen inhoudelijk worden beoordeeld.
Het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 1989
5.6.
[eiser] heeft gesteld dat Agriver bij conclusie van antwoord verweren heeft gevoerd die niet eerder aan [eiser] zijn tegengeworpen. Dat is volgens [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 1989. [1]
5.7.
Agriver heeft betwist dat dit arrest in deze situatie van toepassing is. Daarnaast stelt Agriver geen andere reden voor afwijzing te hebben gegeven dan in de brief van 10 november 2021.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het genoemde arrest van de Hoge Raad in dit geval niet in de weg aan inhoudelijke beoordeling van de verweren van Agriver. Uit het arrest waarop [eiser] zich heeft beroepen, volgt weliswaar dat het onder omstandigheden ongeoorloofd kan zijn dat een verzekeraar in rechte een nieuw verweer voert, waarop de verzekeraar zich niet eerder heeft beroepen, maar of dat zo is, hangt met name af van de verdere bijzonderheden van het geval, zoals de Hoge Raad heeft overwogen. Naar het oordeel van de rechtbank doen zich zulke bijzondere verdere omstandigheden in deze zaak zich niet voor. Met name doet zich niet voor de situatie, die aan de orde was in de zaak die tot het genoemde arrest van de Hoge Raad heeft geleid, dat de verzekerde een standpunt van de verzekeraar heeft gevraagd in verband met door haar te maken kosten.
In dit geval staat tussen partijen vast dat de schade in beginsel wel is gedekt onder de hagelschadeverzekering. Het verzoek om dekking is dus niet afgewezen. De reden waarom Agriver blijkens de brief van 18 november 2021 geen uitkering heeft gedaan, is omdat de hoogte van de uit te keren vergoeding na afschrijving volgens haar onder het eigen risico blijft. De verweren in deze procedure vallen bovendien deels binnen die eerdere afwijzing. Voor zover dat anders is zal dat hierna aan de orde komen. De verweren van Agriver kunnen daarom inhoudelijk worden beoordeeld.
Het beroep op verjaring
5.9.
Agriver heeft gesteld dat de vorderingen van [eiser] op grond van artikel 7:942 BW zijn verjaard.
5.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden (artikel 7:942 lid 1 BW). De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij aanspraak wordt gemaakt op uitkering. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen (artikel 7:942 lid 2 BW).
5.11.
Voor stuiting van de verjaring in de zin van lid 1 van dit artikel is voldoende dat [eiser] aanspraak heeft gemaakt op uitkering. Dat heeft [eiser] reeds gedaan door de schade op 26 februari 2016 te melden. [2] Uit lid 2 volgt dat de stuiting voortduurt totdat Agriver de vordering erkent of afwijst, waarna een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen. Die termijn is gaan lopen op 10 november 2021, de dag waarop Agriver te kennen heeft gegeven dat geen uitkering zal plaatsvinden. Die verjaringstermijn loopt nog. De vordering van [eiser] is niet verjaard.
De akkoordverklaring van 30 september 2016
5.12.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] op of omstreeks 30 september 2016 een schadeakkoord heeft ondertekend, waarin de expert [naam 5] de schade vaststelt op € 49.501,57 exclusief btw.
5.13.
Agriver heeft gesteld dat [eiser] met de ondertekening van dit schadeakkoord na overleg met [naam 5] uitdrukkelijk en zonder voorbehoud akkoord is gegaan met een schadevaststelling van € 49.501,57. Daarmee is volgens Agriver een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Nu geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan [eiser] niet aan die schadevaststelling is gebonden, kan Agriver niet worden gehouden om meer dan het vastgestelde bedrag van € 49.501,57 uit te keren, aldus Agriver.
5.14.
[eiser] heeft aangevoerd dat het schadeakkoord onder protest is ondertekend en dat de schade niet voor een bedrag van € 49.501,57 kan worden hersteld. Daarnaast zijn partijen uitdrukkelijk afgeweken van de schadevaststelling doordat zij in 2021 zijn overeengekomen dat expertisebureau Sedgwick de schade opnieuw zal beoordelen.
5.15.
De rechtbank overweegt dat de heer [naam 1] in de e-mail van 30 september 2016 aan Agriver heeft medegedeeld dat [eiser] akkoord was met de schadevaststelling en dat daarmee in beginsel overeenstemming tussen partijen bestond over de afwikkeling van de schade (zie r.o. 3.9.). [eiser] heeft in het licht daarvan onvoldoende onderbouwd dat het schadeakkoord onder protest is ondertekend. De rechtbank constateert dan ook dat partijen in september 2016 aanvankelijk overeenstemming hebben bereikt over het schadebedrag van € 49.501,57. Agriver kan daar in deze procedure echter geen rechten meer aan ontlenen, omdat partijen daarna opnieuw in onderhandeling zijn getreden en tot nieuwe afspraken zijn gekomen.
Nieuwe afspraken
5.16.
Tussen partijen staat namelijk vast dat zij op 18 augustus 2021 met elkaar hebben gesproken en nieuwe afspraken hebben gemaakt over de beoordeling van de schade. Aanleiding voor dat gesprek was dat de schadevaststelling volgens [eiser] te laag was om de schade te laten repareren. Op 19 augustus 2021 heeft de heer [naam 3] van Agriver aan [eiser] ter bevestiging van die afspraken gemaild dat de schade door een externe partij ‘opnieuw zal worden beoordeeld’. [eiser] en Agriver zijn vervolgens overeengekomen dat expertisebureau Sedgwick de schade opnieuw zal beoordelen. Daarna hebben partijen Sedgwick ook ingeschakeld. Op 5 november 2021 heeft Sedgwick vervolgens een schaderapport uitgebracht.
5.17.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn partijen hiermee overeengekomen dat de schade opnieuw zal worden beoordeeld. Partijen kunnen met de inschakeling van Sedgwick voor het opnieuw beoordelen van de schade geen beroep meer doen op het schadeakkoord van 30 september 2016. De verweren van Agriver dat partijen met het inschakelen van Sedgwick niet hebben willen afwijken van de schadevaststelling van [naam 5] en dat Sedgwick in haar rapport geen schadebedrag heeft vastgesteld, slagen niet. In de e-mail van 19 augustus 2021 heeft Agriver niet verwezen naar de eerdere schadevaststelling van [naam 5] en ook geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van die eerdere schadevaststelling. Agriver heeft in haar afwijzing van 10 november 2021 de beoordeling van de schade-uitkering bovendien ook op het rapport van Sedgwick gebaseerd en dit geduid als een ‘herziene schadevaststelling’. Agriver heeft in het kader van de nieuwe afspraken bij [eiser] de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat partijen het erover eens waren dat de schadevaststelling van [naam 5] niet meer bindend was.
Tussenconclusie
5.18.
Omdat de verweren van Agriver ten aanzien van het vorderingsrecht, de verjaring en de akkoordverklaring niet slagen, moet Agriver overgaan tot uitkering van de door [eiser] geleden hagelschade. De in dat kader gevraagde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
Uitgangspunten verzekeringsuitkering
5.19.
Partijen zijn het erover eens dat er 1.586 m2 aan stegdoppelplaten (glasvervangende kunststof) is beschadigd. De hoogte van de herstelkosten is tussen partijen echter in geschil. Partijen verschillen van mening over de uitgangspunten voor de verzekeringsuitkering en over de vraag of de schaderegeling uit de polisvoorwaarden nog moet worden gevolgd en een deskundige of arbiter moet worden benoemd.
5.20.
[eiser] heeft primair gevraagd om Agriver te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 112.672,00 en subsidiair om een arbiter te benoemen om de door [eiser] geleden schade vast te stellen. Agriver heeft betoogd dat de primaire vordering niet kan worden toegewezen, omdat in artikel 4.3. van de polisvoorwaarden een bindende schaderegeling is opgenomen. [eiser] heeft daarop betoogd dat partijen door het gezamenlijk inschakelen van Sedgwick hebben afgezien van deze schaderegeling en dat daarom nu kan worden toegekomen aan toewijzing van het primair gevorderde bedrag.
5.21.
Gelet op het partijdebat zal de rechtbank eerst een aantal juridische beslissingen nemen over de uitgangspunten van de verzekeringsovereenkomst, zodat daarna kan worden beoordeeld of een deskundige of arbiter moet worden benoemd of dat de rechtbank de schade kan vaststellen.
5.22.
Ten eerste verschillen partijen van mening over het verzekerd bedrag voor deze schade.
Artikel 4.5. van de polisvoorwaarden is niet van toepassing
5.23.
Voor zover [eiser] heeft betoogd dat artikel 4.5. van de polisvoorwaarden in dit geval van toepassing is, geldt dat dat artikel naar het oordeel van rechtbank alleen van toepassing is bij schade aan de constructie van de kas. Vast staat echter dat het hier gaat om schade aan de kunststof stegdoppelplaten. Niet gesteld of gebleken is dat er daarnaast schade is aan de constructie van de kas. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval artikel 4.4. van de polisvoorwaarden van toepassing. Dat artikel gaat namelijk over schade aan de kunststof platen.
Artikel 4.4. van de polisvoorwaarden: het verzekerd bedrag per vierkante meter
5.24.
Het relevante deel van artikel 4.4. van de polisvoorwaarden luidt:
Bij – glasvervangende – kunststof worden bij herstel de reparatiekosten van gaten, sterren en/of scheuren vergoed, eventueel vermeerderd met een onherroepelijk vastgestelde vergoeding van 10% van de kunststofwaarde van de beschadigde vierkante meters voor door herstel niet opgeheven waardevermindering van de beschadigde vierkante meters. Een en ander tot maximaal het verzekerde bedrag per vierkante meter.
Zijn de kosten van herstel en waardevermindering hoger dan de hiervoren vermelde maximum vergoeding dan worden de kosten van vervanging vastgesteld op basis van het aantal beschadigde vierkante meters en het verzekerde bedrag per vierkante meter, onder aftrek van de waarde van de restanten.
In dit artikel wordt aansluiting gezocht bij het maximaal verzekerd bedrag per vierkante meter. Ook op het polisblad wordt het verzekerd bedrag uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter (zie r.o. 3.3.). [eiser] heeft betoogd dat in afwijking van de tekst van artikel 4.4 van de polisvoorwaarden voor de onderhavige verzekeringsuitkering niet moet worden uitgegaan van het verzekerd bedrag per vierkante meter, maar van het totaal verzekerd bedrag van € 396.000,00 (te weten € 45,00 x 8.800 stegdoppelplaten). De rechtbank volgt [eiser] daarin niet. [eiser] heeft onvoldoende feiten gesteld om aan te nemen dat partijen hebben bedoeld om de maximale uitkering uit artikel 4.4 van de polisvoorwaarden te berekenen op basis van het totaal aantal stegdoppelplaten. De stellingen van [eiser] die erop neerkomen dat hij recht heeft op een hogere vergoeding vanwege de hoge arbeidskosten volgen naar het oordeel van de rechtbank niet uit de polisvoorwaarden. Dat geldt te meer nu Agriver voldoende onderbouwd heeft gesteld dat schade aan dit soort platen bij uitstek per vierkante meter kan worden berekend. Als er van een maximaal verzekerd bedrag van € 396.000,00 zou moeten worden uitgegaan, dan was er volgens Agriver wel één bedrag op het polisblad genoemd in plaats van een bedrag per vierkante meter. Dat Agriver bij het jaarlijks doornemen van de verzekeringen volgens [eiser] altijd heeft gezegd dat alle gebouwen voldoende verzekerd waren, brengt niet mee dat dat de totale verzekerde waarde van € 396.000,00 ook recht geeft op een hogere uitkering voor deze schade, die slechts een deel van het dak betreft. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat partijen die bedoeling hebben gehad, nu op het polisblad een verzekerd bedrag per vierkante meter is opgenomen, waar in artikel 4.4 van de polisvoorwaarden naar wordt verwezen. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft Agriver op grond van artikel 4.4 dan ook maximaal het verzekerde bedrag per vierkante meter uit te keren, zoals dat is vermeld op het polisblad. Nu tussen partijen vaststaat dat 1.586 m2 aan stegdoppelplaten is beschadigd, bedraagt de maximale uitkering voor deze schade € 71.370,00 (€ 45,00 x 1.586 m2).
De hoogte van de schade
5.25.
Uit de stellingen van Agriver blijkt dat zij vindt dat de herstelkosten lager zijn dan het maximaal verzekerd bedrag van € 71.370,00. Agriver beroept zich daarbij op het rapport van Sedgwick, waarin Sedgwick akkoord gaat met de schadeberekening van [naam 5] van € 49.501,57. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Agriver dat in het licht van de stellingen van [eiser] onvoldoende onderbouwd. De schadevaststelling van [naam 5] is daarvoor niet genoeg. [eiser] heeft namelijk met de laatste offerte van BOM ten bedrage van € 132.672,00 en het partijrapport van Von Reth, waarin Von Reth die offerte akkoord bevindt, gemotiveerd toegelicht dat de herstelkosten naar het prijspeil van februari 2016 veel hoger zijn dan destijds door [naam 5] is vastgesteld en ook hoger dan het maximaal uit te keren bedrag van € 45,00 per vierkante meter. Volgens de deskundigen komt dat doordat het vervangen van de kapotte kunststofdelen zeer arbeidsintensief is. Dat heeft Agriver niet gemotiveerd weerlegd. Agriver heeft bijvoorbeeld niet feitelijk toegelicht waarom het herstel met minder arbeidstijd zou kunnen worden uitgevoerd. Ook heeft zij geen rapport of offerte overgelegd waaruit blijkt dat herstel met minder arbeidstijd en kosten kan plaatsvinden. Dit had wel op haar weg gelegen, zeker omdat zij zelf in de afwijzing het door Sedgwick genoemde bedrag van € 73.352,50 zonder voorbehoud als uitgangspunt heeft genomen. Agriver heeft dan ook niet voldoende weersproken dat de herstelkosten hoger zijn dan het maximale verzekerde bedrag per vierkante meter. De rechtbank stelt daarom vast dat de herstelkosten hoger zijn dan het maximaal uit te keren bedrag van € 71.370,00.
Geen uitkering op basis van de dagwaarde
5.26.
Agriver heeft gesteld dat zij enkel de dagwaarde van de stegdoppelplaten hoeft uit te keren, omdat niet binnen de hersteltermijn van twee jaar is hersteld. Dat betoog volgt de rechtbank niet. Weliswaar is in artikel 4.1. van de polisvoorwaarden vermeld dat herstel binnen twee jaar na de schadedatum moet plaatsvinden, maar in artikel 4.4. van de polisvoorwaarden wordt niet verwezen naar deze tweejaarstermijn. En zoals hiervoor is overwogen, is artikel 4.5. van de polisvoorwaarden niet op deze schade van toepassing. Bovendien wordt aan het niet herstellen binnen twee jaar in artikel 4.1. geen sanctie gekoppeld. In artikel 4.4. worden wel gevolgen vermeld voor het geval helemaal niet tot herstel wordt overgegaan, maar Agriver heeft niet betwist dat [eiser] de schade wil gaan herstellen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [eiser] nog steeds van plan is om de schade te herstellen. Bovendien heeft Agriver deze reden voor vermindering van de schade-uitkering niet vermeld in de afwijzingsbrief van 10 november 2021, terwijl toen de tweejaarstermijn ook al ruimschoots was overschreden.
5.27.
Ook het verweer van Agriver dat op grond van artikel 4.4. van de polisvoorwaarden de dagwaarde moet worden uitgekeerd omdat de dagwaarde minder is dan 40% van de waarde, slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Agriver onvoldoende onderbouwd dat in dit geval een afschrijvingsperiode van tien jaar moet worden gehanteerd. In de polisvoorwaarden die in 2016 van toepassing waren, is namelijk geen clausule opgenomen waarin staat dat afschrijving wordt toegepast. Die clausule is pas later opgenomen in de nieuwe polis die eind 2016 is afgegeven. [eiser] heeft daarnaast de afschrijvingsperiode van tien jaar gemotiveerd betwist door – reeds bij dagvaarding – het deskundigenrapport van Von Reth over te leggen, waarin een afschrijvingsperiode van 20 tot 25 jaar is vermeld. Agriver heeft dit vervolgens niet voldoende gemotiveerd weerlegd. Agriver heeft alleen verklaard dat een afschrijvingstermijn van tien jaar gebruikelijk is en heeft daarbij verwezen naar de richtlijn die zij voor afschrijving hanteert. Agriver heeft deze echter niet overgelegd. Bovendien heeft zij daarbij opgemerkt dat zij niet zeker weet of die richtlijn op het moment van de schade in 2016 al gold. Agriver heeft de afschrijvingstermijn bijvoorbeeld ook niet met bevindingen van een deskundige of expert onderbouwd. Deze toelichting is niet voldoende. Aan het bewijsaanbod van Agriver op dit punt komt de rechtbank dan ook niet toe.
5.28.
Bij toepassing van een afschrijvingsperiode van 20 tot 25 jaar is er geen sprake van een dagwaarde die minder is dan 40% van de kunststofwaarde. De kas is in 2008 gebouwd, dus in 2016 was de kunststof nog niet minder waard dan 40% van de nieuwwaarde. Ook op deze grond hoeft de uitkering dus niet verminderd te worden tot de dagwaarde.
Conclusie: afwijzing van het toepassen van de schaderegeling uit de polisvoorwaarden
5.29.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende conclusie. De rechtbank komt niet toe aan de benoeming van een deskundige volgens de schaderegeling van artikel 4.3. van de polisvoorwaarden of aan de benoeming van een arbiter. Nu het maximaal verzekerd bedrag € 71.370,00 (€ 45,00 x 1.586 m2) bedraagt, heeft [eiser] geen belang bij een nieuwe schadevaststelling, althans heeft [eiser] het belang bij een nieuwe schadevaststelling onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft in het voorgaande ook geconcludeerd dat Agriver onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de werkelijke schade aan de stegdoppelplaten hoger is dan de maximale uitkering voor deze schade van € 71.370,00. Ook is overwogen dat Agriver onvoldoende heeft gesteld voor de benoeming van een deskundige voor het beoordelen van de afschrijving. Ook Agriver heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende belang bij het benoemen van een (nieuwe) deskundige. Het beroep van Agriver op de schaderegeling uit artikel 4.3. van de polisvoorwaarden slaagt daarom niet. De rechtbank zal de schade-uitkering daarom vaststellen op € 71.370,00, te verminderen met het eigen risico.
Het eigen risico
5.30.
Tot slot verschillen partijen van mening over het in mindering te brengen eigen risico. Naar het oordeel van de rechtbank kan Agriver slechts eenmaal het eigen risico in mindering brengen op de schade-uitkering. Sedgwick heeft in haar rapport geconcludeerd dat niet vast te stellen is op welke momenten de schade heeft plaatsgevonden. In haar beoordeling gaat Sedgwick er daarom vanuit dat de totale schadeomvang is ontstaan tijdens één gebeurtenis. Aan de hand van het rapport van Sedgwick heeft Agriver in haar afwijzingsbrief van 10 november 2021 eenmaal het eigen risico op de schade-uitkering in mindering gebracht. Daar kan Agriver, nu zij jarenlang de schade heeft behandeld als één schade, en mede gelet op het onder r.o. 5.6. en verder genoemde arrest, niet meer op terugkomen. Dat Agriver uitsluitend uit coulance éénmaal het eigen risico in mindering heeft gebracht, blijkt niet uit de afwijzingsbrief van 10 november 2021. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het aanbod van Agriver om te bewijzen dat sprake is van meerdere schade-evenementen.
Conclusie
5.31.
Na aftrek van het eigen risico van € 20.000,00 komt de rechtbank tot de conclusie dat Agriver een bedrag van € 51.370,00 aan [eiser] moet uitkeren.
Rente en incassokosten
5.32.
De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden afgewezen, nu de handelsrente alleen ziet op de primaire prestaties uit een overeenkomst en niet op het geval waarin er sprake is van een verplichting tot schadevergoeding – waaronder een betalingsverplichting uit hoofde van een schadeverzekeringspolis wordt begrepen. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal wel worden toegewezen vanaf 10 november 2021 (het moment dat Agriver op grond van artikel 6:83 sub c BW in verzuim is geraakt) tot de dag van volledige betaling.
5.33.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen aan de hand van de hiervoor toegewezen hoofdsom. Op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal een bedrag van € 1.288,70 worden toegewezen.
De overige vorderingen
5.34.
Omdat toewijzing van het primair gevorderde plaatsvindt, zullen de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen worden afgewezen.
De proceskosten
5.35.
Omdat Agriver in het ongelijk wordt gesteld en tot uitkering van de schade dient over te gaan, wordt Agriver in de proceskosten veroordeeld. Deze worden tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
kosten dagvaarding € 108,41
griffierecht € 5.737,00
salaris advocaat
€ 3.760,00(2 punten x tarief € 1.880,00)
totaal € 9.605,41
5.36.
De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna te bepalen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat Agriver op grond van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst over dient te gaan tot uitkering van de door [eiser] geleden schade ten gevolge van de schadeveroorzakende evenementen van 25 februari 2016;
6.2.
veroordeelt Agriver om aan [eiser] een bedrag van € 51.370,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt Agriver om aan [eiser] een bedrag van € 1.288,70 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
6.4.
veroordeelt Agriver in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 9.605,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt Agriver in de nakosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis indien Agriver niet binnen veertien dagen aan de veroordeling heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.6.
verklaart het bepaalde onder 6.2. tot en met 6.5. uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023. (SB)

Voetnoten

1.HR 3 februari 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB8306.
2.Zie o.a. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 mei 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4087.