Heden hebben wij van [betrokkene 1] alhier vernomen, dat Uw verzoek inzake een aan U uit te laten voeren operatie niet onder de dekking van de polisvoorwaarden valt.
Wij verwijzen U hiervoor naar het Reglement Ziektekostenverzekeringen 1985 artikel 13 sub f.
De OHRA zal deze kosten niet vergoeden en ook zullen wij geen garantieverklaringen hiervoor aan doktoren of het hospitaal kunnen afgeven’’.
-- (viii) na de operatie heeft de raadsman van [verweerster] Ohra bij schrijven van 12 april 1985 gesommeerd haar onder (vii) weergegeven standpunt te herzien en de kosten van de operatie te vergoeden; hij schreef onder meer:
‘’In februari 1985 herhaalden zich dezelfde klachten als in 1981 en 1983 ten gevolge waarvan zij door haar huisarts werd verwezen naar [betrokkene 2] (oncoloog) die een verdergaande chirurgische ingreep noodzakelijk achtte. Via [betrokkene 3] heeft [betrokkene 4] de ingreep uitgevoerd. Voor de medische details zij verwezen naar ingesloten bijlagen van de specialisten [betrokkene 2] en [betrokkene 3] incl. een pathologisch rapport.
Alvorens echter de operatie te doen uitvoeren werd e.e.a. beoordeeld door uw medisch adviseur [betrokkene 1] , arts, die van oordeel was dat er geen noodzaak bestond tot de hierboven bedoelde chirurgische ingreep over te gaan, althans geen medische noodzaak.
…………
Per brief van 6 maart 1985, waarvan kopie ingesloten, werd cliente dienovereenkomstig door uw agent bericht en naar de inhoud waarvan ik gemakshalve moge verwijzen. Bij informatie bij bedoelde agent is mij gebleken dat de verwijzing naar art. 13 sub f betrekking heeft op de daarin eerst genoemde uitsluiting, nl. vormverbeterende operatie, en dat deze constatering afkomstig is van meergenoemde Janssen’’.
-- (ix) in antwoord op deze sommatie heeft Ohra bij schrijven van 30 mei 1985 het standpunt ingenomen dat haar reglement geen vergoeding van de onderhavige kosten toestond, zodat zij ‘’het verzoek tot vergoeding van de onderhavige kosten’’ moest afwijzen; zij grondde deze afwijzing daarop dat haar medisch adviseur ‘’op grond van de hem ter beschikking staande stukken’’ ‘’tot de slotsom is gekomen dat geen medische noodzaak voor de betrokken behandeling heeft bestaan, zodat hij tot een negatief advies heeft moeten komen’’;
-- (x) [verweerster] heeft daarop de hiervoor onder 1 weergegeven vordering ingesteld, welke door het Gerecht in Eerste Aanleg is afgewezen, doch door het Hof is toegewezen.