ECLI:NL:RBOVE:2023:249

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
ak_22_827
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen noodbevel niet ontvankelijk verklaard wegens ontbreken procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de burgemeester van Dalfsen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een noodbevel dat op 15 januari 2022 was uitgevaardigd, waarbij de burgemeester maatregelen had genomen vanwege een illegaal evenement dat ernstige vrees voor wanordelijkheden en gevaar voor de volksgezondheid met zich meebracht. Het bezwaar van de eiser werd door de burgemeester niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser volgens de burgemeester geen procesbelang meer had. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende procesbelang had, aangezien het noodbevel ten tijde van de beslissing op bezwaar niet meer van kracht was. De rechtbank overwoog dat er geen voldoende actueel en concreet belang was voor de ontvankelijkheid van het bezwaar, omdat de mogelijkheid dat in de toekomst opnieuw een noodbevel zou worden uitgevaardigd afhankelijk was van de omstandigheden op dat moment. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester terecht had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de eiser om aanhouding en schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiser voldoende tijd had gehad om zich voor te bereiden op de zitting en dat de gestelde schade niet aannemelijk was gemaakt. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en de griffier was aanwezig. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/827

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de burgemeester van Dalfsen, verweerder,

gemachtigde: A. Pasma.

Inleiding

Met het besluit van 15 januari 2022 heeft verweerder met toepassing van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet een noodbevel uitgevaardigd.
Met het besluit van 4 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen dat noodbevel niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft op 1 november 2022 een verzoek tot aanhouding ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door E. Boksebeld-de Jong.

Feiten

1. Bij besluit van 15 januari 2022 (het noodbevel) heeft verweerder met toepassing van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet - samengevat - het volgende bevolen.
Al degenen die kennelijk behoren tot de groep c.q. groepen van openbare orde verstoorders, dienen zich gedurende de tijd dat het noodbevel van kracht is, te verwijderen en verwijderd te houden van de op de bijgevoegde kaart aangegeven gebieden en zich niet te begeven in de richting van de plaats van de ongeregeldheden. Voorts dienen alle directe omstanders zich onmiddellijk te verwijderen van de plaats van de genoemde ongeregeldheden en zich daarvan verwijderd te houden. Ten slotte dienen alle personen die zich schuldig maken aan (ernstig) opruiend of wanordelijk gedrag, dan wel op een of andere wijze de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren, zich op eerste aanzegging van de politie te verwijderen en verwijderd te houden uit het betreffende gebied, de wijk of buurt in de gemeente Dalfsen waar op dat moment de openbare orde wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, en zich daarbij te begeven tot buiten een straal van 500 meter vanuit dit gebied, deze wijk of deze buurt.
Het bevel was van kracht met ingang van 15 januari 2022, 21:20 uur, tot 16 januari 2022, 05:00 uur.
2. Aanleiding voor het noodbevel was een illegaal evenement op het Burgemeester van Bruggenplein te Dalfsen waar een grote groep mensen op af was gekomen met vuurwerk en alcohol en waarbij volgens verweerder ernstige vrees was ontstaan voor wanordelijkheden en gevaar voor de volksgezondheid.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser volgens verweerder geen procesbelang meer heeft.

Beroepsgronden

4. Eiser stelt dat het besluit om het noodbevel uit te vaardigen onbevoegd is genomen, omdat niet de burgemeester, maar de voorzitter van de veiligheidsregio bevoegd was.
Verder miskent verweerder volgens eiser dat sprake was van een demonstratie. Het noodbevel vormt een onaanvaardbare beperking van het recht op vrije meningsuiting.
Het noodbevel is genomen onder het mom van verstoring van de openbare orde, maar is in werkelijkheid gericht op het handhaven van de coronaregels.
Op het moment van het nemen van het noodbevel, was geen sprake van een situatie die direct noopte tot optreden. Bovendien was het toepassingsgebied van het noodbevel te ruim en de groep personen waarop het besluit is gericht, onvoldoende bepaalbaar voor een noodbevel. Het besluit is dan ook feitelijk te karakteriseren als noodverordening, zo stelt eiser.
De hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie is, aldus eiser, ten onrechte vervroegd en de reactie namens verweerder op het bezwaarschrift aan de bezwaarschriftencommissie is ten onrechte geaccepteerd, omdat het daaraan ten grondslag gelegde mandaatbesluit onvolledig is gepubliceerd. Deze onjuiste gang van zaken geldt volgens eiser ook voor het accepteren van de vertegenwoordigers van verweerder bij de hoorzitting.
Anders dan verweerder concludeert, is er volgens eiser wel degelijk sprake van een procesbelang. Op grond van de rechtszekerheid en vanuit een oogpunt van rechtsbescherming is het van belang dat een besluit ter toetsing aan een rechter kan worden voorgelegd. Eiser wil in de toekomst demonstraties organiseren. Het is van belang dat er in enige mate vanuit gegaan kan worden dat de burgemeester geen noodbevel zal uitvaardigen. De vernietiging van het noodbevel kan eraan bijdragen dat er in de toekomst minder snel een noodbevel in dit soort situaties zal worden uitgevaardigd.
Tot slot stelt eiser schade te hebben geleden ten gevolge van het noodbevel in de vorm van kosten van een vervangend evenement en een compensatiedemonstratie.

Beoordeling door de rechtbank

Verzoek tot aanhouding
5. Eiser heeft op de dag van de zitting bij de rechtbank, 1 november 2022, een verzoek tot aanhouding gedaan. Eiser heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat hij onvoldoende tijd heeft gehad om zich voor te bereiden op de zitting en dat hij zich bij nader inzien wil laten bijstaan door een professionele gemachtigde. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien aan dit verzoek gehoor te geven, nu dit verzoek te laat is ingediend. Eisers beroepschrift is bij de rechtbank binnengekomen op 9 mei 2022. Dat betekent dat eiser een half jaar de tijd heeft gehad om zich voor te bereiden op de zitting en zich daarbij eventueel te laten bijstaan. Eiser heeft bij brief van 3 oktober 2022 een vooraankondiging van de zitting gekregen en is bij brief van 10 oktober 2022 definitief uitgenodigd. Niet valt in te zien waarom eiser tot de dag van de zitting heeft gewacht om zijn verzoek in te dienen.
Schending hoorplicht
6.1
Het uitgangspunt van de in artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vervatte algemene regel is dat er voor het bestuursorgaan een hoorplicht bestaat indien er een bezwaarschrift tegen een besluit van dat bestuursorgaan is ingediend.
6.2
Eiser is bij brief van 15 maart 2022 (abusievelijk) uitgenodigd voor de hoorzitting van 26 april 2022. Dit is gerectificeerd bij brief van 31 maart 2022, waarin eiser is uitgenodigd voor de hoorzitting op 19 april 2022. Op 4 april 2022 heeft eiser uitstel van de hoorzitting gevraagd, omdat hij zich niet goed had kunnen voorbereiden. Bij brief van 6 april 2022 heeft verweerder dit uitstelverzoek afgewezen.
6.3
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel in de Awb geen termijn wordt genoemd voor het uitnodigen voor de hoorzitting, volgt uit het bepaalde in artikel 7:4, eerste lid, van de Awb - waarin is bepaald dat belanghebbenden tot tien dagen voor het horen nadere stukken kunnen indienen - dat deze termijn in elk geval langer dan tien dagen moet zijn. In dit geval is eiser ongeveer 18 dagen voor de hoorzitting op de hoogte gebracht van de nieuwe datum. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat verweerder bij de uitnodiging voor de hoorzitting niet een te korte termijn in acht heeft genomen. Dat eiser zich in genoemd tijdsbestek niet goed op de hoorzitting heeft kunnen voorbereiden, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Gelet hierop is van een schending van de hoorplicht geen sprake.
Vertegenwoordiging verweerder in bezwaar
7. Ter zitting is gebleken dat de ambtenaar die verweerder in bezwaar heeft vertegenwoordigd bij het voeren van verweer, bevoegd was op grond van een daartoe strekkend, volledig openbaar gemaakt mandaatbesluit.
Procesbelang
8.1
De rechtbank dient te beoordelen of eiser belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar tegen het noodbevel, nu het noodbevel ten tijde van de beslissing op bezwaar niet meer van kracht was.
8.2
Van (voldoende) procesbelang is pas sprake als het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het indienen van bezwaar nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor toekomstige besluitvorming. Zie in dit verband onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) die op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd met de code ECLI:NL:RVS:2021:469.
8.3
Volgens eiser is er een procesbelang, omdat niet is uitgesloten dat verweerder in de toekomst een noodbevel zal uitvaardigen bij een door eiser georganiseerde demonstratie. De rechtbank ziet hierin evenwel geen procesbelang. De mogelijkheid dat verweerder in de toekomst naar aanleiding van openbare ordeproblemen rond een evenement of demonstratie waarbij eiser is betrokken, ooit weer een noodbevel zal uitvaardigen, vormt een onvoldoende actueel en concreet belang voor de ontvankelijkheid van het onderhavige bezwaar. Of in de toekomst weer een noodbevel wordt uitgevaardigd, zal namelijk mede afhangen van de omstandigheden die zich op dat moment zullen voordoen.
8.4
Eiser heeft eerst in beroep verzocht om vergoeding van schade. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie onder meer ECLI:NL:RVS:2022:3504) kan er belang bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar bestaan als wordt gesteld dat als gevolg van de besluitvorming schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen en dit tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat eiser dit niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt. Het door eiser aangevoerde is daarvoor onvoldoende.
8.5
Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser geen procesbelang had. Verweerder heeft het bezwaar van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.G.M. van Montfort, voorzitter, en mr. J.H.M. Hesseling en mr. E. Hoekstra, leden, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
de voorzitter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.