4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 23 maart 2022 om 09:29 uur vond op de Assendorperstraat op de kruising met de Luttenbergstraat in Zwolle een verkeersongeval plaats waarbij verdachte als bestuurder van een auto en [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) als bestuurster van een elektrische fiets betrokken waren.
Verdachte reed in een auto op de Assendorperstraat. Hij kwam uit de richting van Groot Wezenland. Het slachtoffer fietste op dat moment ook op de Assendorperstraat. Zij kwam met haar fiets in tegenovergestelde richting ten opzichte van verdachte aanrijden. Verdachte sloeg op voornoemd kruispunt linksaf de Luttenbergstraat in. Daarbij botste hij met de rechter voorkant van zijn auto tegen de fiets van het slachtoffer. Het slachtoffer viel vanaf de motorkap van de auto op straat. Zij raakte hierbij gewond en is naar het ziekenhuis overgebracht. Daar bleek sprake te zijn van vijf gebroken ribben links, een kneuzing van de linker long en een klaplong links. Daarnaast bleek sprake van een zwelling op de hoofdhuid rechts en een schaafwond en milde zwelling onder de linker knieschijf.
Op het moment van het ongeval was het licht en droog. Het wegdek was ook droog.
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer niet heeft waargenomen op de kruising, omdat hij niet goed genoeg keek. De vrouw van verdachte zat naast hem in de auto. Zij zat vanwege haar ziekte ALS wat verder naar voren, waardoor zij het zicht van verdachte belemmerde. Normaal gesproken vertelde zij het aan hem als er verkeer naderde. Verdachte vertrouwde haar daarin volledig. Verdachte had eerst een aantal fietsers gezien en voor laten gaan die uit dezelfde richting kwamen als waar het slachtoffer vandaan kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens zijn auto iets heeft ingedraaid de kruising op waardoor zijn vrouw zijn zicht verder belemmerde. Aangezien zijn vrouw op dat moment niets zei, is hij door gereden richting de Luttenbergstraat en kwam hij in aanrijding met het slachtoffer. Later kwam hij er achter dat zijn vrouw het slachtoffer wel had waargenomen, maar dat zij op dat moment door haar ziekte niet uit haar woorden kwam en dus niets tegen hem zei. Verdachte acht zichzelf als bestuurder van de personenauto verantwoordelijk.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW 1994
De rechtbank is, met inachtneming van het voorgaande, van oordeel dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW 1994. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarbij dient te worden opgemerkt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag?
Verdachte sloeg, terwijl hij met zijn voertuig op de Assendorperstraat reed, linksaf richting de Luttenbergstraat. Hierbij dient het tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg voorrang te worden verleend. Verdachte heeft een hem tegemoetkomende fietser niet voor laten gaan en daarmee de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven, in dit geval het verlenen van voorrang, geschonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer niet heeft gezien. Op het moment dat verdachte met zijn auto op de kruising stond had hij, naar eigen zeggen, geen goed zicht. Zijn zicht werd namelijk gedeeltelijk belemmerd door zijn vrouw, die op dat moment naast hem zat. Verdachte was zich ervan bewust dat zijn zicht belemmerd werd, maar is toch links af geslagen, zonder dat hij handelingen heeft verricht om zich ervan te vergewissen of er fietsers aan kwamen. Verdachte heeft hiermee een onverantwoord risico genomen. Dit geldt des te meer nu verdachte zelf heeft verklaard dat dat kruispunt niet erg overzichtelijk is. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte onvoldoende heeft geanticipeerd op de verkeerssituatie.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt het totaal aan gedragingen van verdachte zoals hiervoor beschreven, dat wettig en overtuigend bewezen is dat hij aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat voornoemde gedragingen van verdachte geen ruimte laten voor het oordeel dat sprake was van een momentane onoplettendheid aan de zijde van verdachte.
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Op grond van artikel 82 Wetboek van Strafrecht (Sr) kan onder zwaar lichamelijk letsel onder meer worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel ook als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij is het van belang of het oordeel van de rechtbank iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel, zoals door de Hoge Raad is bepaald in zijn arrest van 3 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1051). De rechtbank overweegt dat uit de forensische geneeskundige letselbeschrijving over het slachtoffer blijkt dat bij haar na het verkeersongeval sprake was van meerdere gebroken ribben, een kneuzing van een long en een klaplong. Het slachtoffer is elf dagen opgenomen geweest op de afdeling traumachirurgie. Het letsel van de borst (de gebroken ribben) behoort volgens de forensisch arts in de categorie ‘ernstig’ te worden ingeschaald en de genezingsduur hiervoor is geschat op acht tot twaalf weken. Het slachtoffer kon pas na ongeveer vijf maanden van herstel weer volledig aan het werk. De rechtbank is gelet op de aard van dit letsel en het medisch ingrijpen van oordeel dat het letsel naar algemeen spraakgebruik kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Nu uit het dossier niet is gebleken dat haaientanden waren aangebracht direct voor de kruising op het wegdek van de Assendorperstraat te Zwolle, spreekt de rechtbank verdachte vrij ten aanzien van het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging.
Uit het voorgaande volgt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.