ECLI:NL:RBOVE:2023:2330

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
08-055407-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettend rijgedrag

Op 23 maart 2022 vond er een verkeersongeval plaats op de Assendorperstraat in Zwolle, waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, een aanrijding veroorzaakte met een fietser, [slachtoffer]. De verdachte reed onvoorzichtig en onoplettend, waardoor hij de fietser niet voorrang verleende en in botsing kwam met haar. Het slachtoffer raakte hierbij zwaar gewond, met onder andere vijf gebroken ribben en een klaplong. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het veroorzaken van dit ongeval, waarbij hij niet voldoende heeft gekeken en zijn zicht werd belemmerd door zijn vrouw die naast hem zat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend was en dat zijn rijgedrag in strijd was met de verkeersregels. De officier van justitie had een taakstraf van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden geëist. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 80 uren op, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn blanco strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-055407-23 (P)
Datum vonnis: 22 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1948 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Diesfeldt en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat in Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] zwaargewond is geraakt, dan wel dat hij door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 maart 2022 te Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Assendorperstraat, zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Luttenbergstraat naderde en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Assendorperstraat) haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
- terwijl hij zich in een verkeerssituatie bevond waarin hij (enkel) voorrang moest dan wel zou moeten verlenen aan tegemoetkomend verkeer op het links van hem gelegen fietspad van de Assendorperstraat,
- niet in voldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd of uit tegenovergestelde richting verkeer over die weg en/of het fietspad naderde en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links is afgeslagen, teneinde de Luttenbergstraat in/op te rijden, waarbij hij, verdachte, een hem over dezelfde weg (de Assendorperstraat) tegemoetkomende bestuurster van een fiets niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de hem toen dicht genaderd zijnde bestuurster van die fiets en/of die fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 maart 2022 te Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Assendorperstraat,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Luttenbergstraat naderde en/of direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Assendorperstraat) haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
- terwijl hij zich in een verkeerssituatie bevond waarin hij (enkel) voorrang moest dan wel zou moeten verlenen aan tegemoetkomend verkeer op het links van hem gelegen fietspad van de Assendorperstraat,
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links is afgeslagen, teneinde de Luttenbergstraat in/op te rijden, waarbij hij, verdachte, een hem over dezelfde weg (de Assendorperstraat) tegemoetkomende bestuurster van een fiets niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de hem toen dicht genaderd zijnde bestuurster van die fiets en/of die fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het eerste gedachtestreepje. Verdachte is aanmerkelijk onoplettend geweest, onder meer door niet te hebben gekeken voordat hij links afsloeg. Door het aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval is aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Het handelen van verdachte levert geen aanmerkelijk schuld op in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), nu hij louter een voorrangsfout heeft gemaakt en voor schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 meer nodig is dan het enkele niet zien of te laat zien van een andere verkeersdeelnemer. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van het primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, geen sprake is zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 23 maart 2022 om 09:29 uur vond op de Assendorperstraat op de kruising met de Luttenbergstraat in Zwolle een verkeersongeval plaats waarbij verdachte als bestuurder van een auto en [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) als bestuurster van een elektrische fiets betrokken waren.
Verdachte reed in een auto op de Assendorperstraat. Hij kwam uit de richting van Groot Wezenland. Het slachtoffer fietste op dat moment ook op de Assendorperstraat. Zij kwam met haar fiets in tegenovergestelde richting ten opzichte van verdachte aanrijden. Verdachte sloeg op voornoemd kruispunt linksaf de Luttenbergstraat in. Daarbij botste hij met de rechter voorkant van zijn auto tegen de fiets van het slachtoffer. Het slachtoffer viel vanaf de motorkap van de auto op straat. Zij raakte hierbij gewond en is naar het ziekenhuis overgebracht. Daar bleek sprake te zijn van vijf gebroken ribben links, een kneuzing van de linker long en een klaplong links. Daarnaast bleek sprake van een zwelling op de hoofdhuid rechts en een schaafwond en milde zwelling onder de linker knieschijf.
Op het moment van het ongeval was het licht en droog. Het wegdek was ook droog.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer niet heeft waargenomen op de kruising, omdat hij niet goed genoeg keek. De vrouw van verdachte zat naast hem in de auto. Zij zat vanwege haar ziekte ALS wat verder naar voren, waardoor zij het zicht van verdachte belemmerde. Normaal gesproken vertelde zij het aan hem als er verkeer naderde. Verdachte vertrouwde haar daarin volledig. Verdachte had eerst een aantal fietsers gezien en voor laten gaan die uit dezelfde richting kwamen als waar het slachtoffer vandaan kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens zijn auto iets heeft ingedraaid de kruising op waardoor zijn vrouw zijn zicht verder belemmerde. Aangezien zijn vrouw op dat moment niets zei, is hij door gereden richting de Luttenbergstraat en kwam hij in aanrijding met het slachtoffer. Later kwam hij er achter dat zijn vrouw het slachtoffer wel had waargenomen, maar dat zij op dat moment door haar ziekte niet uit haar woorden kwam en dus niets tegen hem zei. Verdachte acht zichzelf als bestuurder van de personenauto verantwoordelijk.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW 1994
De rechtbank is, met inachtneming van het voorgaande, van oordeel dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW 1994. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarbij dient te worden opgemerkt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. [1]
Zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag?
Verdachte sloeg, terwijl hij met zijn voertuig op de Assendorperstraat reed, linksaf richting de Luttenbergstraat. Hierbij dient het tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg voorrang te worden verleend. Verdachte heeft een hem tegemoetkomende fietser niet voor laten gaan en daarmee de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven, in dit geval het verlenen van voorrang, geschonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer niet heeft gezien. Op het moment dat verdachte met zijn auto op de kruising stond had hij, naar eigen zeggen, geen goed zicht. Zijn zicht werd namelijk gedeeltelijk belemmerd door zijn vrouw, die op dat moment naast hem zat. Verdachte was zich ervan bewust dat zijn zicht belemmerd werd, maar is toch links af geslagen, zonder dat hij handelingen heeft verricht om zich ervan te vergewissen of er fietsers aan kwamen. Verdachte heeft hiermee een onverantwoord risico genomen. Dit geldt des te meer nu verdachte zelf heeft verklaard dat dat kruispunt niet erg overzichtelijk is. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte onvoldoende heeft geanticipeerd op de verkeerssituatie.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt het totaal aan gedragingen van verdachte zoals hiervoor beschreven, dat wettig en overtuigend bewezen is dat hij aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat voornoemde gedragingen van verdachte geen ruimte laten voor het oordeel dat sprake was van een momentane onoplettendheid aan de zijde van verdachte.
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Op grond van artikel 82 Wetboek van Strafrecht (Sr) kan onder zwaar lichamelijk letsel onder meer worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel ook als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij is het van belang of het oordeel van de rechtbank iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel, zoals door de Hoge Raad is bepaald in zijn arrest van 3 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1051).
De rechtbank overweegt dat uit de forensische geneeskundige letselbeschrijving over het slachtoffer blijkt dat bij haar na het verkeersongeval sprake was van meerdere gebroken ribben, een kneuzing van een long en een klaplong. Het slachtoffer is elf dagen opgenomen geweest op de afdeling traumachirurgie. Het letsel van de borst (de gebroken ribben) behoort volgens de forensisch arts in de categorie ‘ernstig’ te worden ingeschaald en de genezingsduur hiervoor is geschat op acht tot twaalf weken. Het slachtoffer kon pas na ongeveer vijf maanden van herstel weer volledig aan het werk. De rechtbank is gelet op de aard van dit letsel en het medisch ingrijpen van oordeel dat het letsel naar algemeen spraakgebruik kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Partiële vrijspraak
Nu uit het dossier niet is gebleken dat haaientanden waren aangebracht direct voor de kruising op het wegdek van de Assendorperstraat te Zwolle, spreekt de rechtbank verdachte vrij ten aanzien van het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 maart 2022 in de gemeente Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Assendorperstraat, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij zich in een verkeerssituatie bevond waarin hij voorrang moest dan wel zou moeten verlenen aan tegemoetkomend verkeer op het links van hem gelegen fietspad van de Assendorperstraat,
- niet in voldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken en zich in onvoldoende mate heeft overtuigd of uit tegenovergestelde richting verkeer over die weg en het fietspad naderde en
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links is afgeslagen, teneinde de Luttenbergstraat in te rijden, waarbij hij, verdachte, een hem over dezelfde weg (de Assendorperstraat) tegemoetkomende bestuurster van een fiets niet voor heeft laten gaan en is gebotst tegen de hem toen dicht genaderd zijnde bestuurster van die fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in het geval van een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde – verzocht een geheel voorwaardelijke geldboete of taakstraf op te leggen. Een onvoorwaardelijke taakstraf is, gelet op de leeftijd van verdachte en zijn betrokkenheid bij de afwikkeling van de schade, buitenproportioneel. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om geen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen nu verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om plezier in zijn leven te blijven houden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 23 maart 2022 als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen door op een kruising linksaf te slaan terwijl zijn zicht op het tegemoetkomend verkeer werd belemmerd door zijn vrouw die op dat moment naast hem zat. Verdachte heeft zich er onvoldoende van vergewist of er tegemoetkomend verkeer was. Als gevolg daarvan is verdachte met zijn auto tegen een fietser, [slachtoffer] , gebotst. Het ongeval heeft zwaar lichamelijk letsel opgeleverd bij het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Blijkens deze oriëntatiepunten geldt als uitgangspunt dat voor het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht – uitgaande van aanmerkelijke schuld – een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden wordt opgelegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte, die al gedurende vele jaren over een rijbewijs beschikt, niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn blanco strafblad strafverlagende factoren.
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr en de artikelen 6, 178 en 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022126613-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 juni 2023, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was bestuurder van de auto. Mijn vrouw zat naast mij en belemmerde het uitzicht. Zij zat wat verder met haar stoel naar voren. Ik heb mevrouw [slachtoffer] niet gezien, terwijl zij wel voorrang had. Het klopt dat het een gewoonte was tussen mij en mijn vrouw dat zij aangaf als er tegemoetkomend verkeerde naderde. Ik vertrouwde al 49 jaar op haar. Mijn vrouw heeft mevrouw [slachtoffer] wel waargenomen, maar ze kon op dat moment niets tegen mij zeggen vanwege haar ziekte ALS. Ik ontken geen moment dat ik beter zelf had kunnen kijken. Ik ontken ook niet dat zij als fietser zichtbaar was op dat moment. Tijdens het ongeluk stond ik niet stil, maar reed ik net. Ik had niet moeten aanrijden. Ik stond op de as van de weg en zij is tegen de rechter kant van mijn auto gekomen. Het kruispunt is niet erg overzichtelijk.
2Het proces-verbaal van aanrijding overtreding van 7 juni 2022, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Datum : 23 maart 2022
Adres : Assendorperstraat
Plaats : Zwolle
op de kruising met
Adres : Luttenbergstraat
Postcode plaats : 8012 EE Zwolle
Lichtgesteldheid : Daglicht
Weersgesteldheid : Droog
Toestand wegdek : Droog
Sporen op voertuigen
en andere objecten : Ruit voorzijde personenvoertuig, rechtsboven ingedeukt
voorvork fiets doormidden gebroken
Betrokkene 1: [verdachte] , [betrokkene]
Betrokkene 2: elektrische fiets
1. reed over de Assendorperstraat, komende uit de richting van Groot Wezenland. Op voormeld kruispunt wilde 1 linksaf slaan. 1 liet hierbij de op dezelfde weg en uit de tegengestelde richting rijdende 2 niet voorgaan.
3Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 25 maart 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Op 23 maart 2022 fietste ik over de Assendorperstraat te Zwolle in de richting van Sassenpoort. Ik reed op een elektrische fiets. Ik zag een auto op dezelfde kruising af komen vanaf de Sassenpoort. Ik zag vervolgens dat de auto en ik elkaar zouden raken. Ik heb nog geprobeerd te remmen. Ik weet nog dat ik op de grond lag en gelijk vreselijk veel pijn voelde.
4Een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zijnde een geneeskundige verklaring van forensisch arts T. Gelderman van 24 mei 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
BE is behandeld in de Isala klinieken te Zwolle. De medische gegevens hiervan zijn opgevraagd, per post ontvangen op 19-04-2022 en verwerkt in dit rapport. Samengevat geven de medische gegevens het volgende weer: BE heeft zich op 23-03-2022 gepresenteerd op de spoedeisende hulp van de Isala klinieken te Zwolle na een verkeersongeval fiets versus auto. Er was sprake van pijnklachten van de ribben aan de linker zijde. Bij lichamelijk onderzoek was er sprake van een zwelling op de behaarde hoofdhuis rechts, drukpijn lage ribben links en een schaafwond en milde zwelling onder de linker knieschijf. Op een röntgenfoto, alsmede een CT-scan van de borst, werden vijf gebroken ribben (rib 6 t/m 10) links, een kneuzing van de linker long en een klaplong links gezien. BE werd opgenomen op de afdeling traumachirurgie van 23-03-2022 tot en met 02-04-2022.
Ernst van het letsel: het letsel aan de borst resulteert in een AIS van 3 (ernstig).
Genezingsduur: ca. 8-12 weken voor de gebroken ribben.

Voetnoten

1.Hoge Raad 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.