ECLI:NL:RBOVE:2023:2163

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
08.302945.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met een glas in de hals

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een meldplicht bij de reclassering en de verplichting tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 november 2022 in een café in Zwolle, waar de verdachte, na een confrontatie met het slachtoffer, met een whiskyglas in de hals van het slachtoffer sloeg. Het slachtoffer liep hierdoor een diepe snijwond op, wat leidde tot de aanklacht van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de verdachte wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychische stoornis en alcoholgebruik, en besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van €2.163,08 toegewezen gekregen, inclusief materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.302945.22 (P)
Datum vonnis: 13 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van Zeijts en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na aanpassing omschrijving tenlastelegging van 30 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag dan wel zware mishandeling van [slachtoffer] door hem met een glas in de halsstreek te snijden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 november 2022 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (kapot geslagen) glas, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de (link(er)hals/nek(streek) gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2022 te Zwolle aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten diepe snijwonden links in de hals, vlak onder de linkerkaak en/of een groot blijvend (ontsierend) litteken (links in de hals/nek, vlak onder de linkerkaak), heeft toegebracht, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (kapot geslagen) glas, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de (link(er)hals/nek(streek) gestoken en/of gesneden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde moet te worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de dossierstukken en hetgeen ter zitting door verdachte is verklaard het volgende vast, waarbij voor wat betreft de feitelijke toedracht met name wordt uitgegaan van de verklaringen van [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) en van verdachte.
Op 21 november 2022 was verdachte met enkele van zijn collega’s aanwezig in café [locatie] in Zwolle, waar [slachtoffer] ook aanwezig was. Zowel verdachte als [slachtoffer] waren onder invloed van alcohol. De sfeer in het café was goed, tot het moment van sluitingstijd. Op dat moment, rond 02.40 uur, liep verdachte richting de wc op de eerste verdieping. Om daar te komen moest hij de trap op. Terwijl hij naar de wc liep nam hij een whiskyglas, dat hij in zijn rechterhand had, mee. Op de trap kwam hij [slachtoffer] tegen, die de trap afkwam. Tijdens het zeer korte moment dat hij en [slachtoffer] bij elkaar op te trap stonden heeft verdachte met zijn rechterhand, terwijl hij daarin nog steeds het whiskyglas vasthield, met volle kracht [slachtoffer] in diens halsstreek geslagen. Daarbij is het whiskyglas gebroken. [slachtoffer] heeft hierdoor onder andere een snijwond van ongeveer zes centimeter links, net onder de onderkaak, opgelopen.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op zware mishandeling van [slachtoffer] heeft gehad.
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag geldt het volgende. De poging tot doodslag kan bewezen worden verklaard indien is komen vast te staan dat verdachte het opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt niet dat kan worden vastgesteld dat verdachte doelbewust [slachtoffer] heeft willen doden. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake was van vol opzet op de dood van [slachtoffer] .
De vraag is vervolgens of verdachte in voorwaardelijke zin opzet had op de dood van [slachtoffer] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de dood van [slachtoffer] – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zou kunnen intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten (HR 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:982). Voor het antwoord op de vraag of vervolgens sprake is van bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans, geldt dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk was dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte zou komen te overlijden en dat verdachte (nu het tegendeel daarvan niet gebleken) die wetenschap ook had, maar dat verdachte die kans niet bewust heeft aanvaard. Dat blijkt uit het volgende.
Verdachte had het glas waarmee hij [slachtoffer] sloeg al in zijn hand toen hij in de richting van de trap liep. Op dat moment wees nog niets op een treffen met [slachtoffer] . Tevens blijkt niet dat verdachte dit glas bewust meenam om als wapen te kunnen gebruiken tegen [slachtoffer] . De slag die verdachte vervolgens aan [slachtoffer] toebracht kwam voort uit een acute opwelling van agressie aan de zijde van verdachte en niet is komen vast te staan dat verdachte het glas daarbij bewust als wapen heeft willen gebruiken. Daarnaast acht de rechtbank relevant dat het glas, anders dan de officier van justitie stelt, mogelijk brak als gevolg van de slag die verdachte aan [slachtoffer] toebracht en niet voorafgaand daaraan bewust door verdachte kapot is gemaakt om als scherp “wapen” te kunnen worden gebruikt..
Dit alles maakt dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van [slachtoffer] gericht te zijn, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] bewust heeft aanvaard.
Het primair tenlastegelegde is dan ook naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of kan worden bewezenverklaard dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op zware mishandeling van [slachtoffer] heeft gehad, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
De mishandeling waarbij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht kan bewezen worden verklaard indien is komen vast te staan dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel waarbij het opzet van verdachte gericht is geweest op het teweegbrengen van dit zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel heeft de Hoge Raad drie algemene gezichtspunten benoemt die van belang zijn voor die waardering door de feitenrechter: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd (HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051).
Uit de forensisch medische letselrapportage van 25 februari 2023 opgesteld door prof. dr. mr. W.L.J.M. Duijst, forensisch arts, blijkt dat bij [slachtoffer] sprake was van een snijwond van ongeveer zes centimeter links in de hals net onder de onderkaak en van een kleine oppervlakkige wond op de onderkaak en op de oorschelp. De wond in de hals werd gehecht en de genezingsduur is ongeveer drie weken. De wond zal genezen met een litteken in de hals. Doordat de wond doorliep tot in de halsspier was het voor Duijst op de datum van de rapportage nog niet in te schatten of in de toekomst sprake zal zijn van bewegingsbeperking van de hals.
Op grond van de grootte en de plaats van het litteken, zichtbaar in de hals kwalificeert de rechtbank het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank moet vervolgens vaststellen of het opzet van verdachte ook gericht was op het teweegbrengen van dit zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt niet dat verdachte doelbewust [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake was van vol opzet op het letsel.
De rechtbank oordeelt wel dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet had op het teweegbrengen van dit letsel.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt door iemand (een) glas in de hals te duwen. Van contra-indicaties, bijvoorbeeld dat verdachte heeft gepoogd te voorkomen dat het glas een rol zou spelen bij de slag in de halsstreek van [slachtoffer] , is niet gebleken. Van deze gedragingen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zoveel agressie uitgegaan, en de gedragingen waren zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met uitzondering van het slaan met een kapotgeslagen glas en het ten laste gelegde ‘snijwonden’ (in meervoudsvorm) nu sprake was van één snijwond.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 november 2022 te Zwolle aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond links in de hals, vlak onder de linker kaak en een groot blijvend (ontsierend) litteken (links in de hals/nek, vlak onder de linker kaak), heeft toegebracht, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] met een glas in de (link(er)hals/nek(streek) gestoken en/of gesneden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair
het misdrijf:
zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het subsidiair bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij een eventuele veroordeling ter zake van het subsidiair ten laste gelegde volstaan wordt met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis op het moment van de terechtzitting en heeft daarom ter terechtzitting verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen.
Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat een voorwaardelijke straf wordt opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd en daarbij een proeftijd van één jaar op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in het uitgaansleven schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft een andere bezoeker van een café uit het niets met een whiskyglas in de halsstreek geslagen, nadat deze bezoeker verdachte had aangesproken. Hierdoor heeft het slachtoffer [slachtoffer] een snijwond van ongeveer zes centimeter in zijn hals, net onder zijn linkerkaak, opgelopen waaraan hij een groot, blijvend en zichtbaar en daarmee ontsierend litteken over heeft gehouden.
Verdachte heeft door zijn handelwijze een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dit is zeer ingrijpend voor het slachtoffer geweest. Daarbij zijn ook diverse personeelsleden van het café getuige geweest van deze plotselinge heftige geweldsexplosie. Dit kan voor hen niet anders dan gevoelens van onveiligheid teweeg hebben gebracht.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van de pro Justitia rapportage, psychologisch onderzoek, van 14 april 2023.
In deze rapportage schrijft de deskundige drs. G.J.W. Pol, GZ-psycholoog, onder meer dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de zin van zwakbegaafdheid, dat deze stoornis geen doorwerking had in het ten laste gelegde gedrag, dat het feit verdachte daarom volledig kan worden toegerekend. De kans op herhaling wordt als laag ingeschat. Volgens de deskundige bestaan er gelet hierop geen gronden voor een behandeladvies in een strafrechtelijk kader.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de inhoud van het advies van Tactus reclassering van 9 mei 2023. Hierin staat geschreven dat bij verdachte sprake is van een stabiele situatie op verschillende leefgebieden, dat het daarom opvallend is dat verdachte dit feit heeft gepleegd en dat het gebruik van alcohol de emotieregulatie van verdachte mogelijk heeft beperkt.
Het alcoholgebruik en de beperkte emotieregulatie zijn volgens de reclassering direct delict gerelateerd en gelet op de verstandelijke beperking van verdachte is ondersteuning bij de terugkeer in de maatschappij noodzakelijk. Daarnaast is volgens de reclassering een training en/of behandeling gericht op middelengebruik nodig om het risico op terugval zoveel mogelijk te beperken.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld.
De reclassering adviseert, gelet op het voorgaande, om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met een proeftijd van één jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, de gedragsinterventie middelengebruik, een ambulante behandeling door de forensische polikliniek JusTact, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 24 april 2023 waaruit blijkt dat, voor zover hier relevant, verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict gepleegd tegen zijn partner in 2019.
Alles afwegend ziet de rechtbank aanleiding om een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden op te leggen, waarvan één maand voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden en de proeftijd zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting van 30 mei 2023 een verzoek gedaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Nu de rechtbank tot een veroordeling van het subsidiair ten laste gelegde feit komt, waarvoor verdachte nu in voorlopige hechtenis zit, en de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer is dan de duur van voorlopige hechtenis, zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens de benadeelde partij is mr. M.L. de Jong, advocaat te Meppel, opgetreden. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 6.437,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 1.937,66 bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten € 1.314,08, bestaande uit:
- eigen risico 2022 € 485,00
- medicijnen € 4,08
- psychosociale hulpverlening: praktijk Your Power € 825,00;
- reiskosten € 21,58;
- huishoudelijke hulp € 150,00;
- mantelzorg € 74,00;
- kapotte jas € 279,00;
- bebloede trui € 99,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.500,00 gevorderd.
Als proceskosten (kosten werkzaamheden mr. M.L. de Jong) wordt een bedrag van € 2.244,55 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten ‘medische kosten’ en ‘bebloede trui’ kunnen worden toegewezen en dat de overige materiële schadeposten, met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid, deels kunnen worden toegewezen.
Ook de immateriële schade kan volgens de officier van justitie worden toegewezen. Ten aanzien van de proceskosten heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de post ‘medische kosten’ niet verzet tegen de toewijzing van het eigen risico en de kosten van medicijnen. De kosten van psychosociale hulpverlening moeten worden afgewezen omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
De posten ‘huishoudelijke hulp’ en ‘mantelzorg’ zijn niet onderbouwd en moeten daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van de post ‘kapotte jas’ ontbreekt het rechtstreeks verband met het ten laste gelegde feit en deze post moet daarom ook worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van de kosten voor de bebloede trui.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en daarbij verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte de betreffende avond in het café niet vervelend aanwezig was en dat het slachtoffer hem aan sprak.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de kosten voor rechtsbijstand omdat deze kosten niet aan te merken zijn als rechtstreekse schade geleden door het strafbare feit in de zin van artikel 51f, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade:
Wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
De opgevoerde schadeposten ‘eigen risico 2022’, ‘medicijnen’ en ‘bebloede trui’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd.. De rechtbank zal deze onderdelen van de vordering daarom toewijzen.
De opgevoerde schadepost ‘psychosociale hulpverlening: praktijk Your Power’ is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal ook dit onderdeel van de vordering toewijzen.
De onder de posten ‘reiskosten’, ‘huishoudelijke hulp’ en ‘mantelzorg’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat die niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De onder de post ‘kapotte jas’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en het causaal verband tussen de kosten van de jas en het bewezenverklaarde feit niet is vast te stellen, terwijl namens verdachte deze schadepost gemotiveerd is betwist.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in voormelde onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:106,eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade te matigen, gebruik makend van haar schattingsbevoegdheid, en vast te stellen op € 750,00. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat er uitspraken van andere gerechten zijn in vergelijkbare zaken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.163,08 (bestaande uit € 1.413,08 materiële schade en € 750,00 immateriële schade) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Proceskosten
De kosten voor rechtsbijstand zijn weliswaar niet aan te merken als rechtstreekse schade geleden door het bewezen verklaarde feit in de zin van artikel 51f, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering, maar komen met toepassing van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering wel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank hanteert hierbij dezelfde maatstaf als die van toepassing is in civiele procedures. Die kosten worden begroot op
€ 398,-- (zijnde 2 punten als vermeld in het liquidatietarief kantonzaken per 1 februari 2023, 1 punt voor het opstellen en indienen van het voegingsformulier en 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting).
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair, het misdrijf:
zware mishandeling.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
1 (één) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich bij Tactus Reclassering. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij werkt mee aan huisbezoeken en houdt zich aan de aanwijzingen die Tactus Reclassering hem geeft;
Gedragsinterventie middelengebruik
Verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door de forensische polikliniek JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en/ of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
Stap voor stap
Verdachte werkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt verdachte binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 2.163,08 (zegge: tweeduizend honderddrieënzestig euro en acht cent)(bestaande uit € 1.413,08 materiële schade en € 750,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 2.163,08 (zegge: tweeduizend honderddrieënzestig euro en acht cent)(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 398,00,
(zegge: driehonderdachtennegentig euro)alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.163,08, (zegge: tweeduizend honderd drieënzestig euro en acht eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 4.274,58 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022541957. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 30 mei 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 21 november 2022 was ik in café [locatie] in Zwolle. Ik had een whiskyglas in mijn rechterhand. Op de trap sloeg ik [slachtoffer] één keer met mijn rechterhand waarin ik het glas had. Daarbij is het glas gebroken.

2. Het proces-verbaal aangifte van 21 november 2022, pagina’s 9 en 10, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 21 november 2022 was ik in [locatie] in Zwolle. Ik kwam een man halverwege de trap tegen. Ik zag dat hij een rond glas pakte in zijn rechter hand en ik zag dat hij een zwaaiende beweging maakte naar mijn hoofd. Ik voelde dat de hand met daarin het glas mij op mijn linker kaak raakte.

3. Een schriftelijk stuk, te weten een forensisch medische letselrapportage met benoeming als gerechtelijk deskundige, opgemaakt door W. Duijst, forensisch arts op 25 februari 2023, pagina's 89 tot en met 93, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Medische informatie:
[slachtoffer] is op 21-11-2022 gezien op de SEH van de lsala klinieken te Zwolle. Links in de hals net onder de onderkaak werd een snijwond van ca., 6 cm gezien die verliep in de richting van m. sternocleidomastoidius, verder te noemen 'de schuine halspier' (…) Op de onderkaak was een kleine oppervlakkige wond te zien. Op de oorschelp was een oppervlakkig wond te zien.(…)
Beantwoording vragen:
Het letsel van [slachtoffer] bestaat uit scherprandige verwonding in de hals. Gezien de verhouding tussen de lengte en diepte is sprake van een snijwond. De wond is tot in de schuine halspier (m. sternocleidomastoidius). (…) Daarnaast waren er twee kleine niet nader gespecificeerde verwondingen op de kinrand en het oor (…)
De wond zal genezen met een litteken in de hals.(…) Gezien het doorlopen van de wond tot in de halsspier en de grootte van het litteken is voor ondergetekende op dit moment niet in te schatten of in de toekomst sprake zal zijn van bewegingsbeperking van de hals.