ECLI:NL:RBOVE:2023:1928

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
08/963509-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor deelname aan criminele organisatie en productie van synthetische drugs

De rechtbank Overijssel heeft op 30 mei 2023 een 39-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 maanden voor zijn betrokkenheid bij de productie van synthetische harddrugs. De verdachte was gedurende een periode van ongeveer 10 maanden actief in een criminele organisatie die zich bezighield met de productie van amfetamine en BMK op verschillende locaties in Nederland. De verdachte heeft gewerkt in een lab in Overberg, waar hij niet alleen betrokken was bij de productie, maar ook investeerde in het lab en de opbrengsten deelde. De organisatie was professioneel en produceerde grote hoeveelheden drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervaardigen van en/of handelen in amfetamine en/of MDMA, en dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die gericht was op de productie van synthetische harddrugs. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de drugshandel. De verdachte heeft geen oog gehad voor de gevolgen van zijn daden voor de samenleving en het milieu, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963509-21 (P)
Datum vonnis: 30 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 april 2023, 14 april 2023 en 16 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. Y. Quint, advocaat te 's-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 18 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich, in de periode van 1 juni 2019 tot en met 18 maart 2020, schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervaardigen van en/of handelen in amfetamine en/of MDMA;
feit 2: in de periode van 1 juni 2019 tot en met 12 juni 2020 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die gericht was op de productie van synthetische harddrugs en de voorbereiding daarvan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 18 maart 2020 te Overberg, Gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, althans opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde (telkens) (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 12 juni 2020 te Overberg en/of te
Kockengen en/of te Groningen en/of te Hattem, althans in Nederland, heeft deelgenomen
aan een Organisatie, welke Organisatie bestond uit een samenwerkingsverband van hem,
verdachte, en een of meer perso(o)n(en), te weten (onder meer en/of voor zover bekend)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6]
en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of een of meer anderen, en
welke Organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • het vervaardigen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs, te weten amfetamine en/of MDMA) en/of
  • misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet, te weten het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in laatstgenoemd artikel.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
4.1.1
Aanleiding
Op 18 maart 2020 werd medeverdachte [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 8] ) aangehouden in een Fiat Ducato. Bij inspectie van de laadruimte van de Fiat Ducato zag de verbalisant meerdere vuilniszakken liggen en rook hij een chemische geur. In de vuilniszakken zaten gele schoonmaakdoekjes, een filterbus voor een zuurstofmasker, meerdere doosjes van latex handschoenen, een kartonnen doos met een aantal aluminium buizen en een paar laarzen, die een chemische geur afgaven. De aangetroffen goederen in combinatie met de chemische geur die werd waargenomen, hebben het vermoeden doen ontstaan dat medeverdachte [medeverdachte 8] zich bezighield met het vervaardigen van harddrugs.
De politie is vervolgens naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] aan [adres 2] te Overberg gegaan. Op het perceel van medeverdachte [medeverdachte 8] is ongeveer 20 liter amfetamineolie en ongeveer 1.500.000 MDMA-tabletten aangetroffen.
De politie heeft naar aanleiding van de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 8] meerdere mogelijke productielocaties van synthetische drugs aangetroffen, onder andere in Kockengen, Groningen en Hattem. Vanaf eind maart 2020 zijn er EncroChat berichten beschikbaar gekomen die mogelijk zien op deze productielocaties en op het perceel aan [adres 2] te Overberg.
4.1.2
Identificatie van de gebruikers van de EncroChat-accounts en bijnamen
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen EncroChat-berichten. De politie heeft aan de verdachten bepaalde EncroChat-accounts toegeschreven die zij in verschillende perioden zouden hebben gebruikt. Voor het antwoord op de vraag of een gebruiker van een bepaalde gebruikersnaam kan worden geïdentificeerd, heeft de politie onder meer gekeken naar onderlinge verbanden tussen de inhoud van chatberichten, paallocaties van EncroChat- en telefoontoestellen, in beslag genomen goederen en naar dat wat men wist over de persoonlijke omstandigheden van de in het onderzoek al naar voren gekomen verdachten. In die verbanden zijn aanwijzingen gevonden voor de identiteit van de gebruiker. De politie en het Openbaar Ministerie hebben ten aanzien van een aantal gebruikersnamen geconcludeerd dat op basis van de gevonden aanwijzingen de identiteit van de gebruiker kan worden vastgesteld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account ‘ [accountnaam 1] ’ en dat niet kan worden vastgesteld dat met de bijnamen ‘ [alias 1 verdachte] ’ en ‘ [alias 2 verdachte] ’ verdachte wordt bedoeld.
De vraag die de rechtbank in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet beantwoorden, is of de personen tegen wie door het Openbaar Ministerie in het onderzoek 26Berne vervolging is ingesteld, te weten verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9] ), [medeverdachte 10] , [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ), [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7] ) en te identificeren zijn als de gebruikers van de aan hen toegeschreven EncroChat-accounts.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte verder telkens worden aangeduid als verdachte of [verdachte] en de medeverdachten met hun achternamen.
4.1.2.1 De accountnaam ‘ [accountnaam 1] ’
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het ‘proces-verbaal identificatie van Encrogebruiker “ [accountnaam 1] ” als [verdachte] ’ tot de conclusie dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van het account ‘ [accountnaam 1] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven.
De rechtbank stelt, op grond van de SKDB gegevens van verdachte, vast dat hij heeft ingeschreven gestaan op het adres aan [adres 3] te Venlo. Op 7 april 2020 vindt een EncroChat-gesprek plaats tussen ’ [accountnaam 1] ’ en de onbekend gebleven gebruiker ‘ [accountnaam 2] ’. ‘ [accountnaam 2] ’ zegt in dat gesprek tegen ‘ [accountnaam 1] ’
“Libel he”, waarop ‘ [accountnaam 1] ’ zegt
“Yes maat”.Uit onderzoek is voorts gebleken dat de telefoon met het imei-nummer van ‘ [accountnaam 1] ’ regelmatig aanstraalt in Venlo, nabij [adres 3] . Dat geldt ook voor een paallocatie aan [adres 4] te Helden, nabij [camping] . Voorts heeft op 4 mei 2020 een chatgesprek plaatsgevonden tussen ‘ [accountnaam 1] ’ en de onbekend gebleven gebruiker ‘ [accountnaam 3] ’, waarin ‘ [accountnaam 1] ’ tegen ‘ [accountnaam 3] ’ zegt dat hij met zijn gezin op [camping] is. Uit onderzoek van de politie blijkt dat verdachte bij een controle in augustus 2017 verbleef op de voornoemde camping. Ter terechtzitting heeft verdachte voorts verklaard dat hij, als gevolg van het onderzoek dat tegen hem liep, te maken heeft gekregen met relatieproblemen die hebben geleid tot een echtscheiding en dat hij sinds de scheiding niet meer op de camping heeft verbleven. Uit de politiesystemen komt verder naar voren dat de politie-eenheid Limburg in juli 2017 een anonieme brief heeft ontvangen die betrekking heeft op “ [verdachte] , [adres 3] te Venlo”. In die brief staat onder meer vermeld dat [verdachte] veel geld zou verdienen op Ibiza en dat hij restolie zou hebben gedumpt.
De rechtbank stelt, gelet op het vorenstaande, bezien in combinatie met de overige bevindingen in het dossier, vast dat verdachte de gebruiker is van het EncroChat-account ‘ [accountnaam 1] ’.
Uit het voornoemde proces-verbaal volgt naar het oordeel van de rechtbank ook dat verdachte ‘ [alias 1 verdachte] ’ en ‘ [alias 2 verdachte] ’ wordt genoemd. In een gesprek van 3 april 2020 tussen ‘ [accountnaam 4] ’ en ‘ [accountnaam 5] ’ zegt ‘ [accountnaam 4] ’ om ongeveer 12:30 uur dat ‘ [alias 1 verdachte] ’ niet meer online is. Een paar minuten later, om ongeveer 12:34 uur, zegt hij dat ‘ [alias 1 verdachte] ’ toch gereageerd heeft. Uit een gesprek tussen ‘ [accountnaam 4] ’ en ‘ [accountnaam 1] ’, ook op 4 april 2020 dat start om ongeveer 12:28 uur, kan, hoewel de reacties van ‘ [accountnaam 1] ’ niet zichtbaar zijn, worden opgemaakt dat ‘ [accountnaam 1] ’ precies reageert in de periode waarin ‘ [accountnaam 4] ’ tegen ‘ [accountnaam 5] ’ zegt dat ‘ [alias 1 verdachte] ’ toch reageert. In een gesprek op 16 april 2020 tussen ‘ [accountnaam 4] ’ en ‘ [accountnaam 5] ’ zegt ‘ [accountnaam 4] ’ dat ‘ [alias 1 verdachte] ’ al twee dagen niet bereikbaar is. Uit opgeslagen gesprekken van ‘ [accountnaam 1] ’ blijkt dat dit EncroChat-account niet actief is geweest op 14 en 15 april 2020. De rechtbank stelt, op grond van het vorenstaande, vast dat ‘ [accountnaam 1] ’ dezelfde persoon is als ‘ [alias 1 verdachte] ’. Uit een vervolggesprek tussen beide EncroChat-gebruikers op 17 april 2020, leidt de rechtbank voorts af dat de namen ‘ [alias 1 verdachte] ’ en ‘ [alias 2 verdachte] ’ door elkaar worden gebruikt en dat met beide namen ‘ [accountnaam 1] ’, zijnde verdachte, wordt bedoeld.
Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificatie en bijnamen en zal de rechtbank de gebruiker van ‘ [accountnaam 1] ’ en de bijnamen ‘ [alias 1 verdachte] ’ en ‘ [alias 2 verdachte] ’ aanduiden als verdachte.
4.1.2.2 De accountnamen ‘ [accountnaam 6] ’ en ‘ [accountnaam 7] ’
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie Encro-gebruiker [accountnaam 6] als [medeverdachte 9] ’ en het ‘proces-verbaal identiteit [accountnaam 7] en beschrijving historische notities [accountnaam 7] ’
zijn opgenomen tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 9] de bijnaam ‘ [alias medeverdachte 9] ’ had en dat hij gedurende de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van de accounts ‘ [accountnaam 6] ’ en ‘ [accountnaam 7] ’. Alle berichten van deze accounts zijn aan hem toe te schrijven. Weliswaar ontkent [medeverdachte 9] de gebruiker te zijn geweest van de accounts, maar hij heeft niet of nauwelijks antwoord gegeven op vragen die hem daaromtrent zijn gesteld. Zijn verklaringen bevatten niet meer dan een kale ontkenning van de identificaties die op meerdere bewijsmiddelen zijn gestoeld. Tegen de achtergrond van de onderzoeksbevindingen is de ontkenning van [medeverdachte 9] dan ook niet geloofwaardig.
Uit het ‘proces-verbaal van bevindingen over bijnamen in de aangetroffen en in beslag genomen notities [adres 2] te Overberg’ leidt de rechtbank verder af dat [medeverdachte 9] ‘ [alias medeverdachte 9] ’ en ‘ [alias medeverdachte 9] ’ wordt genoemd.
Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificaties en bijnamen en zal de rechtbank de gebruiker van de accounts [accountnaam 6] en [accountnaam 7] en de bijnamen ‘ [alias medeverdachte 9] ’ en ‘ [alias medeverdachte 9] ’ aanduiden als [medeverdachte 9] .
4.1.2.3 De accountnaam ‘ [accountnaam 8] ’
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het ‘proces-verbaal identificatie encro-gebruiker [accountnaam 8] als [medeverdachte 3] ’ tot de conclusie dat [medeverdachte 3] gedurende de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van het account ‘ [accountnaam 8] ’. Alle berichten van dit account zijn aan hem toe te schrijven. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificatie en zal de rechtbank de gebruiker van ‘ [accountnaam 8] ’ aanduiden als [medeverdachte 3] .
4.1.2.4 De accountnamen ‘ [accountnaam 9] ’ en ‘ [accountnaam 10] ’
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in het ‘Proces-verbaal identificatie Encro-gebruiker [accountnaam 9] als [medeverdachte 5] ’ en in het ‘Aanvullend proces-verbaal van bevindingen encro-gebruiker [accountnaam 9] en [accountnaam 10] ’ tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 5] gedurende de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van de accounts ‘ [accountnaam 9] ’ en ‘ [accountnaam 10] ’. Alle berichten van deze accounts zijn aan hem toe te schrijven. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificatie en zal de rechtbank de gebruiker van ‘ [accountnaam 9] ’ en ‘ [accountnaam 10] ’ aanduiden als [medeverdachte 5] .
4.1.2.5 De accountnaam ‘ [accountnaam 11] ’
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het ‘proces-verbaal identificatie van Encro-gebruiker ‘ [accountnaam 11] ”’ tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 4] gedurende de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van het account ‘ [accountnaam 11] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificatie en zal de rechtbank de gebruiker van ‘ [accountnaam 11] ’ aanduiden als [medeverdachte 4] .
4.1.2.6 De accountnamen ‘ [accountnaam 12] ’, ‘ [accountnaam 13] ’ en ‘ [accountnaam 14] ’
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in het ‘proces-verbaal van bevindingen identificatie encrogebruiker “ [accountnaam 12] ”, “ [accountnaam 13] ” en “ [accountnaam 14] ” tot de conclusie dat [medeverdachte 2] gedurende de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van die accounts. Alle berichten van deze accounts zijn aan hem toe te schrijven. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificatie en zal de rechtbank de gebruiker van de accounts ‘ [accountnaam 12] ’, ‘ [accountnaam 13] ’ en ‘ [accountnaam 14] ’ aanduiden als [medeverdachte 2] .
4.1.2.7 De accountnamen ‘ [accountnaam 15] ’ en ‘ [accountnaam 16] ’
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het ‘proces-verbaal identificatie Encrogebruiker [accountnaam 15] en [accountnaam 16] als Ahmes [medeverdachte 1] ’ tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 1] gedurende de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van de accounts ‘ [accountnaam 15] ’ en ‘ [accountnaam 16] ’ en dat alle berichten van deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificatie en zal de rechtbank de gebruiker van ‘ [accountnaam 15] ’ en ‘ [accountnaam 16] ’ aanduiden als [medeverdachte 1] .
4.1.2.8 De accountnaam ‘ [accountnaam 17] ’
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het ‘proces-verbaal Encrogebruiker “ [accountnaam 17] ” als [medeverdachte 7] ’ tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 7] gedurende de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van het account ‘ [accountnaam 17] ’ en dat alle berichten van deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. Bij de verdere bespreking van het bewijs gaat de rechtbank steeds uit van deze identificatie en zal de rechtbank de gebruiker van ‘ [accountnaam 17] ’ aanduiden als [medeverdachte 7] .
4.1.3
Productielocaties
4.1.3.1 [adres 2] te Overberg
Naar aanleiding van de in de Fiat Ducato aangetroffen goederen in combinatie met de chemische geur die deze afgaven is het perceel van medeverdachte [medeverdachte 8] aan [adres 2] te Overberg op 18 maart 2020 doorzocht. Bij die doorzoeking werd een openstaande zeecontainer aangetroffen met daarin meerdere jerrycans en een kookstel. Ook werden op het perceel meerdere gevulde 1000 liter containers (hierna: IBC’s) aangetroffen die voor het merendeel waren afgedekt met zeil of camouflagenetten.
De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) heeft het perceel vervolgens verder onderzocht van 18 tot en met 20 maart 2020. Uit dit onderzoek is het volgende naar voren gekomen. Het perceel is vanaf de openbare weg te bereiken via een verharde weg. Aan de rechterzijde van de toegangsweg is een verharde parkeerplaats gelegen met daarnaast een houten garage en een overkapping. Aan de linkerzijde van de toegangsweg staat een opstal die bestaat uit twee geschakelde gebouwen (in een U-vorm). In die gebouwen zijn drie woningen gerealiseerd. Naast het geschakelde gebouw staat een schuur die in gebruik was als opslagruimte en verblijfsruimte. Direct achter de geschakelde gebouwen, links van de toegangsweg, ligt een verhard voorterrein, waarop een groot aantal IBC’s, vaten, jerrycans en kratten waren opgeslagen. In het verlengde van het voorterrein staan drie geschakelde bouwwerken waarvan de toegang was afgedekt middels een zeil. Via de toegangsweg kan een onverharde weg aan de linkerzijde van het perceel worden bereikt die naar de achterzijde van het terrein leidt. Langs die weg werden ook IBC’s, vaten en jerrycans gevuld met afvalstoffen aangetroffen.
Naast voornoemde aangetroffen goederen werden ook op verschillende andere plaatsen op het perceel in verschillende ruimtes goederen aangetroffen, waaronder:
  • ongeveer 735 liter vloeistof, die met behulp van een elektronisch identificatieapparaat, de First Defender (hierna: FD), indicatief werd vastgesteld als BMK;
  • ongeveer 20 liter vloeistof in de woning van verdachte, met behulp van de FD indicatief vastgesteld als amfetamine;
  • 209 sealpakketten van elk ongeveer 2,6 kilogram met tabletten;
  • ongeveer 1100 kilo witte/gele poeder en brokken, met behulp van de FD indicatief vastgesteld als MAPA en APAA;
  • veel verschillende soorten hardware, onder meer ketels, scheitrechters, emmers, klemdekselvaten, jerrycans, en IBC's.
De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn onderzocht en bemonsterd. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft in het onderzoeksmateriaal amfetamine en MDMA aangetoond. Verder is BMK,
N-formylamfetamine, formamide, mierenzuur , BMK-glycidezuur, APAA en MAPA aangetoond.
In relatie tot drugs worden APAAN, APAA en MAPA, zijnde pre-precursoren, samen met zouten van BMK-glycidezuur gebruikt voor het vervaardigen van BMK. BMK is een grondstof van amfetamine en meth-amfetamine en de combinatie van BMK, formamide en mierenzuur wordt gebruikt bij de vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode.
Bij deze methode wordt BMK samen met formamide en mierenzuur gekookt tot een tussenproduct, genaamd
N-formylamfetamine. Dit wordt vervolgens gewassen in een scheitrechter waarna deze wordt verwarmd met zoutzuur om het in amfetamine om te zetten. Hierna wordt het gezuiverd met caustische soda waarna er amfetamineolie overblijft. Uiteindelijk wordt deze amfetamineolie vermengt met zwavelzuur waardoor het in een vaste stof wordt omgezet.
Op basis van aangetroffen lege verpakkingen constateert de LFO dat een hoeveelheid van 6.450 kilogram onversneden amfetamine-pasta is geproduceerd op de locatie te Overberg en op basis van de aangetroffen chemicaliën, productieapparatuur en de afvalstoffen concludeert de LFO dat op grote schaal BMK en amfetamine werd geproduceerd.
Tijdens de doorzoeking zijn ook notities, aantekeningen en geprinte documenten aangetroffen en in beslag genomen. Deze documenten werden onder andere gevonden in een keukenlade in de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] . Volgens de politie houdt de informatie in de aangetroffen documenten verband met de productie van synthetische drugs. In de productieruimte op de locatie te Overberg werden op verschillende goederen DNA-sporen aangetroffen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 8] en, in een schuur op het terrein, DNA-sporen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] .
4.1.3.2 [adres 5] te Kockengen
Uit de historische telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 8] bleek dat zijn iPhone 7 tussen 3 februari 2020 en 18 maart 2020 met regelmaat aanstraalde op een telefoonmast in Kockengen (aan [adres 6] ). Ook werd op de telefoon van verdachte een foto aangetroffen die als geografische locatie precies op het perceel aan de [adres 5] te Kockengen is gepind. Virtuele assistent ‘Siri’ gaf in de applicatie ‘Kaarten’ als favoriete locatie de suggestie [adres 5] te Kockengen aan. Uit de telefoongegevens bleek verder dat de [adres 5] te Kockengen, gedurende de periode van 23 januari 2020 tot en met 17 maart 2020, 119 keer als locatie is geregistreerd.
Naar aanleiding van de gegevens uit de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 8] werd op 26 mei 2020 door de LFO onderzoek gedaan op het perceel aan de [adres 5] te Kockengen van medeverdachte [medeverdachte 11] (hierna: [medeverdachte 11] ). Op het terrein werden een boerderij (rechts op het terrein) en meerdere andere opstallen aangetroffen. Achter op het terrein, aan de linkerzijde van een verhard pad, bevond zich een oude, houten schuur met een geschakelde overkapping en een paardenstal. Via een loopdeur kon toegang worden verkregen tot de schuur. De schuur was, middels sandwich-isolatiepanelen, onderverdeeld in meerdere ruimtes, waarin verlichting, elektriciteit en een watervoorziening waren aangebracht. Ook waren er op meerdere plaatsen afvoerbuizen aangebracht ten behoeve van de afvoer van vloeistoffen en waren luchtafvoerbuizen aangebracht ten behoeve van de afvoer van damp en/of gas. In de verschillende ruimtes werden goederen, chemicaliën en afvalstoffen aangetroffen die zijn te relateren aan de vervaardiging van precursoren en amfetamine, waaronder:
  • verschillende soorten lege gasflessen;
  • lege kartonnen dozen;
  • 69 witte emmers met restanten van wit poeder;
  • ongeveer 10.000 liter aan vloeibaar afval (in 200 liter dopvaten, IBC’s en een klemdekselvat), gerelateerd aan de vervaardiging van amfetamine en BMK;
  • zeven kilogram beige poeder (in de paardenstal), dat met behulp van een elektronisch identificatieapparaat, de First Defender, indicatief werd vastgesteld als MAPA.
De LFO heeft de aangetroffen goederen en chemicaliën onderzocht en bemonsterd. Het NFI heeft in het onderzoeksmateriaal amfetamine aangetoond. Verder is BMK, MAPA en
N-formylamfetamine aangetoond. Zoals hierboven uiteengezet zijn de aangetroffen goederen en chemicaliën typisch goederen en chemicaliën welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden. Op grond van de aangetroffen goederen en de chemicaliën heeft de LFO geconcludeerd dat in de ruimtes een laboratorium voor synthetische drugs gevestigd is geweest waar MAPA is omgezet in BMK, die BMK vervolgens is omgezet in
N-formylamfetamine en uiteindelijk in amfetamine. Gelet op de in de ruimtes aangebrachte voorzieningen, de hoeveelheid afval, de verbruikte chemicaliën (lege verpakkingen) en de hoeveelheid aangetroffen chemicaliën, was volgens de LFO sprake van grootschalige en professionele productie van BMK en amfetamine.
4.1.3.3 [adres 7] en [adres 8]
Op twee andere locaties, te weten de [adres 7] en de [adres 8] , heeft de politie in het kader van andere politieonderzoeken doorzoekingen gedaan. Aan de [adres 7] werden, in het kader van het onderzoek Beryl, op 13 mei 2020 goederen en chemicaliën aangetroffen, waaronder:
  • 18 lege versterkte vezelzakken met resten van een stof die door het NFI positief getest is op MAPA;
  • 25 lege versterkte vezelzakken met resten van een stof, positief getest door het NFI op BMK-glycidezuur;
  • een whiteboard met een recept voor BMK;
  • 79 liter vloeibare stof in een klemdekselvat, door het NFI getest als BMK.
In een voorlopige interpretatie stelt de LFO dat de aangetroffen goederen en chemicaliën typische goederen en chemicaliën zijn die worden aangetroffen op locaties waar precursoren en (synthetische) drugs vervaardigd of bewerkt worden. Op basis van de aangetroffen chemicaliën en (lege) verpakkingen werd in het lab vermoedelijk tussen de 720 kilogram en 960 kilogram onversneden amfetamine-pasta geproduceerd.
Aan de [adres 8] werden, in het kader van het onderzoek Diaz, op
3 september 2020 goederen en chemicaliën aangetroffen, waaronder:
  • 22 lege dozen met resten van wit poeder. Dit poeder is door het NFI getest als MAPA;
  • verschillende lege jerrycans met restanten van een vloeistof, die door het NFI positief getest is als BMK.
De LFO heeft, op basis van de aangetroffen lege zakken, geconstateerd dat er in totaal een hoeveelheid van 550 kg MAPA is verwerkt. Die hoeveelheid MAPA is goed voor ongeveer 308 liter zuivere BMK en dat levert uiteindelijk tussen de 527 kilogram en 702 kilogram onversneden amfetaminepasta of tussen de 302 kilogram en 323 kilogram meth-amfetamine op (theoretisch berekend via de Drug Yield Calculator versie 2019).
Op de buitenzijde en op de binnenzijde van een zwarte latex handschoen in de loods aan de [adres 8] werd DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen.
4.1.3.4 Conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op de locaties in Overberg, Kockengen, Groningen en Hattem goederen en chemicaliën en middelen zijn aangetroffen die gebruikt worden voor en verband houden met de vervaardiging van synthetische drugs. Zowel de LFO als het NFI hebben gerapporteerd dat in Overberg en Kockengen amfetamine is aangetroffen en dat in alle labs (grond)stoffen werden aangetroffen die worden gebruikt bij de productie van amfetamine. Gezien bovenstaande bevindingen en analyseresultaten concludeert de rechtbank dat de locaties waren ingericht ten behoeve van het op grote schaal vervaardigen en/of bewerken van BMK en/of amfetamine middels de Leuckartmethode met behulp van de aanwezige en gebruikte chemicaliën en productiemiddelen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte integraal vrij te spreken. Van ‘ [accountnaam 1] ’ is geen enkel chatgesprek in het dossier aangetroffen en bovendien blijkt ook uit het verdere dossier niet dat verdachte betrokken is geweest bij het lab in Overberg en dat hij deel uitmaakte van de criminele organisatie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Ten aanzien van de deelname aan een criminele drugsorganisatie (feit 2)
De rechtbank heeft verdachte en medeverdachten [medeverdachte 9] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] geïdentificeerd als de gebruikers van de hiervoor genoemde EncroChat-accounts. Zij dient vervolgens te beoordelen of sprake is van een criminele organisatie in de zin van artikel 11b OW en, als dat het geval is, of verdachte kan worden gekwalificeerd als deelnemer van die organisatie.
Artikel 11b OW betreft een lex specialis van de lex generalis uit artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Als specifieke aanvullende eis ten opzichte van de strafbaarstelling in artikel 140 Sr geldt dat de criminele organisatie het oogmerk heeft tot het plegen van Opiumwetmisdrijven. Voor de betekenis, strekking en reikwijdte van de verschillende bestanddelen in artikel 11b OW moet dan ook aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak over artikel 140 Sr.
Om te komen tot een bewezenverklaring op grond van het bepaalde in artikel 11b OW moet aan de volgende drie voorwaarden worden voldaan:
er moet sprake zijn geweest van een organisatie;
die organisatie moet tot oogmerk hebben gehad het plegen van Opiumwetmisdrijven;
verdachte moet opzettelijk aan die organisatie hebben deelgenomen.
4.4.1.1 De organisatie
Een organisatie in de zin van artikel 140 Sr is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet is vereist dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers van de organisatie. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Dat betekent dat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378, r.o. 2.2.2.).
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Losse structuur
In een chatgesprek van 3 april 2020 tussen verdachte en ‘ [accountnaam 4] ’ werd besproken dat veel afval op het terrein van medeverdachte [medeverdachte 8] is gevonden en dat dat zijn eigen schuld is. ‘ [accountnaam 4] ’ zegt dan ook:
“(…)ik denk dat hij ander volk is tegengekomen en ergens anders is gaan draaien en alle afval bij hem neer gedonderd heeft(…)”.Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de term ‘draaien’ crimineel jargon is voor de productie van synthetische drugs. Op 7 april 2020, in een gesprek tussen medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] , zegt [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 5] kleren mee moet nemen en dat ze gelijk gaan werken en
“(…) binnen moet even smelten. Ik leer jou wel(…)”.‘Smelten’ is crimineel jargon voor het smelten van korrels APAAN en BMK-olie. [medeverdachte 5] antwoordt daarop dat hij niet zelf gaat smelten, maar dat hij misschien wel mensen kan regelen. In het vervolg op voornoemd gesprek, op 8 april 2020, deelt [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 1] mee dat hij
“werkers”voor hem heeft. Het begrip ‘werkers’ wordt gebruikt voor mensen die werkzaamheden in een drugslab verrichten.
De rechtbank is, op grond van de inhoud van voornoemde chatgesprekken, in samenhang bezien met de overige bevindingen in het dossier, van oordeel dat de organisatie in het onderhavige onderzoek zich kenmerkt door een losse structuur. Verschillende deelnemers voerden taken en werkzaamheden uit in wisselende samenstellingen, er werd geschakeld tussen verschillende rollen en het eigen netwerk werd ingezet om nieuwe mensen te regelen.
Rolverdeling
Uit onderzoek van de politie blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de leiding had over de organisatie. Binnen de organisatie was sprake van een zekere rolverdeling. De volgende taken en werkzaamheden kunnen worden onderscheiden:
  • ter beschikking stellen van locaties voor drugslabs;
  • zorgen voor opslag van hardware;
  • zorgen voor grondstoffen en chemicaliën;
  • zorgen voor hardware;
  • ontruimen en opruimen van drugslabs en lozen van drugsafval;
  • afscherming en voorkoming van ontdekking van de organisatie.
Hieronder zal de rechtbank de rolverdeling, zoals die uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen, bespreken.
Locaties voor drugslabs
Op het perceel van medeverdachte [medeverdachte 8] in Overberg werd op 18 maart 2020 een niet meer werkend drugslab aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 8] heeft hierover verklaard dat men in de zomer van 2019 is begonnen met de productie van verdovende middelen op zijn terrein en dat men het perceel in januari 2020 weer heeft verlaten.
Op het perceel van medeverdachte [medeverdachte 11] in Kockengen werd op 26 mei 2020 eveneens een niet (meer) werkend drugslab aangetroffen. Bij de politie heeft [medeverdachte 11] verklaard dat hij wist dat er chemicaliën op zijn perceel werden opgeslagen en dat dat gebeurde vanaf eind januari 2020 tot de inval van de politie op 26 mei 2020.
Ten aanzien van de drugslabs in Groningen en Hattem overweegt de rechtbank het volgende. In een chatgesprek van 31 maart 2020 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en een persoon met de gebruikersnaam ‘ [accountnaam 18] ’ zegt medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij aan het uitladen is en dat die plek snel schoongemaakt moet worden omdat
“ze”gaan binnen klappen deze week. Ook zegt hij dat hij nu twee plekken heeft die opgebouwd moeten worden. Op de ene plek wordt
“vagum”(vacuüm) getrokken. Daarmee wordt in het criminele milieu bedoeld dat er BMK-olie gedestilleerd wordt. Op de andere plek wordt er
“a”(amfetamine) gedraaid.
Gezien de timing van dit chatgesprek is het aannemelijk dat medeverdachte [medeverdachte 1] met de twee andere plekken doelt op de locaties aan de [adres 7] en de [adres 8] .
De rechtbank stelt op grond van voornoemd EncroChat-gesprek, in samenhang bezien met de overige bevindingen in het dossier, vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich bezig hield met het regelen van nieuwe locaties om de productie van (pre)precursoren te kunnen voortzetten. De rechtbank stelt verder vast dat medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 11] (een gedeelte van) hun percelen ter beschikking hebben gesteld ten behoeve van de productie van BMK en/of amfetamine.
Opslag van hardware
Op 5 maart 2020 werd door een buurtbewoner een foto gemaakt van de openstaande garagebox aan [adres 9] in Den Haag. Deze garagebox stond op naam van de moeder van de kinderen van medeverdachte [medeverdachte 9] . Op de foto is te zien dat een grote hoeveelheid witte emmers en vaten met daarop gele stickers met een vlam werden opgeslagen.
In een EncroChat-gesprek tussen medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] van 14 april 2020 stuurde medeverdachte [medeverdachte 3] aan medeverdachte [medeverdachte 1] een foto van een garagebox vol met emmers en jerrycans. Medeverdachte [medeverdachte 3] zegt vervolgens dat die box van hem is en dat hij de box leeg moet maken.
Op grond van het vorenstaande, bezien in samenhang met de overige bevindingen in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat zowel medeverdachte [medeverdachte 9] als medeverdachte [medeverdachte 3] gebruik hebben gemaakt van garageboxen voor de opslag van hardware en mogelijk grondstoffen ten behoeve van de productie van amfetamine en/of BMK.
Aanschaf en vervoer grondstoffen en chemicaliën
De rechtbank heeft onder het kopje
‘4.1.3 Productielocaties’vastgesteld dat de locaties in Overberg, Kockengen, Groningen en Hattem waren ingericht ten behoeve van het op grote schaal vervaardigen en/of bewerken van BMK en/of amfetamine middels de Leuckartmethode met behulp van de aanwezige en gebruikte chemicaliën en productiemiddelen. Op basis van de aangetroffen goederen tijdens de doorzoekingen op de locaties in Overberg, Kockengen, Groningen en Hattem kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk op grote schaal amfetamine is geproduceerd in Overberg en Kockengen en dat in de labs in Groningen en Hattem honderden liters BMK zijn geproduceerd. Op de verschillende locaties werden, naast BMK en amfetamine, ook (onder meer) (pre-) precursoren APAAN, MAPA, mierenzuur , caustische soda en fosforzuur aangetroffen.
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] zijn aantekeningen en notities aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met de aanschaf van en de kosten van de voornoemde grondstoffen. In de notitie ‘Kosten posten’ is te lezen
“grondstof 27.335 [naam 1] ”.Het getal 27.335 wordt ook genoemd in de historische notities van een EncroChat-account van verdachte (‘ [accountnaam 7] ’). Daarin wordt het hiervoor genoemde getal opgesplitst en gespecificeerd:
(cau/ mier/fos/for) 20.850 + 250 TP
(fos/for) 4.525 = 500 TP
(mier) 1.210
Totale kosten 27.335
Ontvangen 20 ltr x 875 = 17.500
Ontvangen 9.6 ltr x 800 = 7.680
27.335 - 17.500 - 7.680 = 2.155 ( te kort)
De rechtbank stelt vast dat het getal 27.335 ziet op de kosten voor aangeschafte grondstoffen. Gelet op de chemicaliën die in de verschillende drugslabs werden aangetroffen en in het licht van de wetenschappelijke literatuur over grondstoffen, overweegt de rechtbank dat met de afkortingen in de historische notitie van medeverdachte [medeverdachte 8] de grondstoffen respectievelijk caustische soda, mierenzuur , fosforzuur en formamide worden aangeduid. De in de notities genoemde cijfers komen overeen met het, ook in de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] aangetroffen document, genaamd ‘ [naam 1] ’.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de notities dat een persoon met de bijnaam ‘ [naam 1] ’ de genoemde grondstoffen heeft aangeschaft voor een bedrag van € 27.335,00 en dat hij daarvoor 17.500,00 (20 x 875) liter en 7.680 (9,6 x 800) van een andere vloeistof, gelet op de overige bevindingen in het dossier vermoedelijk amfetamineolie, retour heeft ontvangen.
Ook via EncroChat werd gesproken over de aanschaf, het vervoeren en het opslaan van grondstoffen. Op 30 maart 2020 zegt medeverdachte [medeverdachte 1] in een chatgesprek tegen medeverdachte [medeverdachte 3] dat er Apaan gehaald moet worden, op 2 april 2020 zegt medeverdachte [medeverdachte 2] in een chatgesprek tegen medeverdachte [medeverdachte 4] dat er twee IBC’s met
“fos”naar een nieuwe plek moeten en op 8 april 2020 voeren medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] een chatgesprek waarin wordt geconcludeerd dat de
“mieren”en de
“for”weg moeten en wordt onderhandeld over de prijs van
“mier”en
“for”.
De rechtbank is, gelet op de inhoud van de EncroChat-gesprekken, van oordeel dat, naast de persoon met de bijnaam ‘ [naam 1] ’, ook medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bemoeienis hebben gehad met het aanschaffen dan wel (laten) vervoeren van grondstoffen.
Aanschaf en vervoer van hardware
In de drugslabs in Overberg, Kockengen. Groningen en Hattem werd tijdens de doorzoekingen hardware, waaronder ketels, IBC’s, emmers, gasflessen en jerrycans aangetroffen.
Onder de documenten die in de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] werden aangetroffen, waren ook facturen van het bedrijf [bedrijf 1] . Het bedrijf [bedrijf 1] wordt ook genoemd op het hierboven besproken document ‘Kosten posten’. Te lezen is
“ [omschrijving 1] ”. Die facturen van [bedrijf 1] stonden op naam van [bedrijf 2] . Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 9] bestuurder is van [bedrijf 2] LTD en gevolmachtigde van [bedrijf 2] B.V. Ook is gebleken dat [bedrijf 2] meerdere aankopen heeft gedaan bij [bedrijf 1] . Onder meer zijn filters, gelaatsmaskers, handschoenen, maatbekers en jerrycans aangeschaft. In de historische notities op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 9] werd een notitie aangetroffen met de tekst
“ [omschrijving 2] ”. Deze notitie is van 4 oktober 2019. Op die datum werd door [bedrijf 2] voor een bedrag van € 385,35 aan goederen aangeschaft bij [bedrijf 1] .
De rechtbank stelt ten aanzien van het bovenstaande, bezien in samenhang met de overige bevindingen in het dossier, vast dat medeverdachte [medeverdachte 9] bij [bedrijf 1] hardware heeft aangeschaft ten behoeve van het produceren van BMK en amfetamine.
Op 12 mei 2020 heeft er een ontmoeting plaatsgevonden bij een tankstation in Lunteren. Medeverdachte [medeverdachte 4] en een onbekende man hadden een ontmoeting met medeverdachte [medeverdachte 1] en een man genaamd [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Van die ontmoeting zijn camerabeelden gemaakt. Daarop is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 4] en de onbekende man aan komen rijden in een bakwagen gevuld met jerrycans. Medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 2] komen aanrijden in een Volkswagen Caddy. Vervolgens worden een bigbag met jerrycans en een aantal losse jerrycans overgedragen van het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 4] naar het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 2] . Vijf dagen na de ontmoeting, op 17 mei 2020, vindt tussen [naam 2] en medeverdachte [medeverdachte 4] een EncroChat-gesprek plaats, waarbij [naam 2] een foto met daarop meerdere jerrycans met lichtgele vloeistof naar verdachte stuurt. Medeverdachte [medeverdachte 4] reageert op die afbeelding met
“Bekende kannetjes maat hahahahahah”. Vervolgens vraagt hij aan [naam 2]
“wat dat a”.[naam 2] antwoordt met
“Hahahahab b”en vraagt medeverdachte [medeverdachte 4] op zijn beurt of het om
“smelt”gaat. Het is de rechtbank bekend dat in relatie tot drugs de term ‘a’, staat voor amfetamine-olie en de termen ‘b’ en ‘smelt’ voor BMK-olie.
Uit meerdere EncroChat-gesprekken, in de periode van 26 tot en met 30 april 2020, stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 4] verantwoordelijk wordt gehouden voor een defecte roerder (een onderdeel van een reactieketel). De rechtbank stelt, op grond van de inhoud van de gesprekken, eveneens vast dat medeverdachte [medeverdachte 4] inderdaad bemoeienis heeft gehad met het (laten) leveren van de roerder en/of een of meerdere reactieketels.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte 4] jerrycans heeft vervoerd ten behoeve van de productie van, in dit geval, BMK-olie en dat hij heeft bemiddeld bij de levering van een of meer goederen ten behoeve van een productieopstelling.
Via EncroChat werden chatgesprekken gevoerd over hardware, met name tussen medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Deze gesprekken worden hieronder, onder het kopje
‘ontruimen en opruimen van drugslabs’, besproken.
Ontruimen en opruimen van drugslabs en lozen drugsafval
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat bij de productie van synthetische drugs grote hoeveelheden afval vrij komen, waarvan men zich moet ontdoen. Ook hardware die niet langer wordt gebruikt op een bepaalde locatie moet worden weggewerkt of verplaatst.
Op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het ‘proces-verbaal van bevindingen betrokkenheid strafbare feiten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ’ stelt de rechtbank vast dat eind maart en begin april 2020 via EncroChat veelvuldig overleg heeft plaatsgevonden over het leeghalen van een locatie en het ergens anders opslaan van goederen. Gelet op de timing van de berichten, in samenhang bezien met het hiervoor besproken chatgesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en ‘ [accountnaam 18] ’, concludeert de rechtbank dat medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] bezig waren met het leegruimen van het drugslab in Kockengen. Deze conclusie wordt ondersteund door de inhoud van een chatgesprek van 31 maart 2020 tussen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] deelt in dat gesprek mee dat
‘ze’om
“1800 bij de jumbo breukelen”aan de
“ [adres 10] ”kunnen zijn. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] doelde op de Jumbo Supermarkt aan [adres 10] te Breukelen. Die bevindt zich op ongeveer een kwartier afstand van de [adres 5] te Kockengen. Dat men daadwerkelijk noodzaak ziet om het lab in Kockengen leeg te ruimen blijkt vervolgens uit een chatbericht van medeverdachte [medeverdachte 2] aan een persoon met de gebruikersnaam ‘ [accountnaam 19] ’. Medeverdachte [medeverdachte 2] zegt in dat bericht:
“Ja plek moet snel scjoon die boer heeft tellie code gegeven aan poliyie die idioot”. Uit dit bericht concludeert de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte 2] op de hoogte was van het feit dat medeverdachte [medeverdachte 8] tijdens zijn verhoor op 19 maart 2020 de toegangscode van zijn telefoon aan de politie heeft gegeven.
In een chatgesprek van 30 maart 2020 zegt medeverdachte [medeverdachte 1] tegen medeverdachte [medeverdachte 5] dat hij een schoonmaakteam aan het werk moet zetten. In een chatgesprek diezelfde dag tussen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vraagt medeverdachte [medeverdachte 2] aan medeverdachte [medeverdachte 3] :
“is gelukt?”en
“hebben ze alles weggehaald?”.Medeverdachte [medeverdachte 3] reageert daarop:
“Volgens mij wel” “ff vrage” “ja, alles op die blauwe kanne na zei die”.In een chatgesprek op 30 maart 2020 tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vraagt medeverdachte [medeverdachte 1] of de chauffeur al bij medeverdachte [medeverdachte 3] is en zegt hij desgevraagd tegen medeverdachte [medeverdachte 3] dat er apaan moet worden gehaald en
“En de rest van de spullen ergens anders op slaan”.In een chatgesprek tussen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , ook op 30 maart 2020, zegt medeverdachte [medeverdachte 2] tegen medeverdachte [medeverdachte 3] dat hij de jongens morgen moet laten klaar staan en dat zij zelf de Renault pakken om de belangrijkste dingen eruit te halen, zoals afzuiging en wat ze nog kunnen gebruiken. De jongens kunnen de bakwagen vullen met afval dat moet worden gedumpt. In het vervolg van dat chatgesprek op 31 maart 2020 wordt gesproken over kannen en emmers die gedumpt moeten worden. Medeverdachte [medeverdachte 3] vraagt vervolgens wat
“ze”kunnen krijgen. Medeverdachte [medeverdachte 2] vraagt wat ze de vorige keer kregen. Als [medeverdachte 3] laat weten dat er voor dumpen 1500 werd betaald, zegt medeverdachte [medeverdachte 2]
“is goed”.
Uit de EncroChat-gesprekken volgt dat medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zich bezighielden met het plannen, organiseren en daadwerkelijk dumpen en/of verplaatsen van drugsafval en hardware uit het lab in Kockengen.
Afscherming en voorkoming van ontdekking
De verschillende leden van de organisatie hielden voornamelijk contact met elkaar via EncroChat. Dat stelde hen in staat om afgeschermd en anoniem met elkaar te communiceren en afspraken te maken. Van medeverdachte [medeverdachte 11] is vastgesteld dat hij geen gebruik maakte van een telefoontoestel met EncroChat. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 9] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] maakten, zoals besproken onder het kopje 4.1.2 ‘
Identificatie van de gebruikers van de EncroChat-accounts’,allen gebruik van EncroChat.
De rechtbank stelt vast dat ook op andere manieren werd geprobeerd om werkzaamheden, locaties en identiteiten van verdachten aan het zicht van de autoriteiten te onttrekken en ontdekking te voorkomen. Die werkzaamheden bestonden onder meer uit het gebruik maken van huurauto’s en jammers, het afvoeren van een defecte bestelbus, het regelen van een advocaat voor medeverdachte [medeverdachte 8] en het verkrijgen van inzage in het politiedossier van medeverdachte [medeverdachte 8] .
Afvoeren bus
Op 28 maart 2020 is een bestelbus (een Opel Vivaro voorzien van kenteken [kenteken] ) als
gevrijwaard en gesloopt geregistreerd. De auto stond op naam van medeverdachte [medeverdachte 8] . Medeverdachte [medeverdachte 8] verbleef vanaf 18 maart 2020 in voorarrest en kan de auto dus niet zelf hebben gevrijwaard. Op 28 maart 2020 werd de bus overgeschreven en op naam gesteld van [bedrijf 3] B.V. De politie heeft onderzoek gedaan bij de autosloperij. Daaruit bleek dat de eigenaar van het bedrijf, de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ), op 27 maart 2020, werd gebeld door zijn buurman, [naam 4] (geen link met het autobedrijf, hierna: [naam 4] ). [naam 4] vertelde dat er een auto opgehaald moest worden. Samen hebben [naam 4] en [naam 3] vervolgens de bestelbus opgehaald. Deze stond op een locatie tussen Utrecht en Rotterdam. De bus was niet voorzien van sleutels. [naam 3] heeft de bus op zijn autolader gezet en bij zijn bedrijf neergezet. Bij de politie verklaarde [naam 3] dat de bus vreemd rook. De politie heeft de bus op het terrein van de autosloperij onderzocht. Ook de verbalisanten roken een sterke chemische geur. Verder viel op dat er een gat aan de achterzijde van het voertuig was gemaakt. Desgevraagd verklaarde [naam 3] dat dat gat al in de bus zat toen hij het voertuig ophaalde. In de bus werden verschillende bonnetjes aangetroffen, waaronder bonnen met betrekking tot de aankoop van vullingen voor gasflessen en werkhandschoenen.
Tijdens de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte 5] , op 19 januari 2021, werd zijn telefoon in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat met die telefoon op
27 maart 2020 om 14:49 uur een bericht is verstuurd naar [naam 4] . In het bericht stond:
“ [adres 11] . Opel Vivaro Wit”
Ook later diezelfde dag werden berichten gewisseld tussen medeverdachte [medeverdachte 5] en [naam 4] . Om ongeveer 20:30 uur stuurde [naam 4] naar medeverdachte [medeverdachte 5] dat het geregeld is en spreken ze af dat medeverdachte [medeverdachte 5] de volgende ochtend de vrijwaring komt ophalen.
Op 27 maart 2020 vindt via EncroChat een chatgesprek plaats tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] , waarin medeverdachte [medeverdachte 1] tegen medeverdachte [medeverdachte 5] zegt dat de bus van medeverdachte [medeverdachte 8] snel weg moet en medeverdachte [medeverdachte 5] hem vervolgens laat weten dat de bus vandaag weggehaald wordt. Vervolgens zegt medeverdachte [medeverdachte 1] dat er belangrijke papieren achter de zonneklep zitten en dat die gepakt moeten worden. In een volgend chatgesprek tussen beide medeverdachten, op 29 maart 2020, bevestigt medeverdachte [medeverdachte 5] dat de bus is gevrijwaard
“en aan stukken”.
Gelet op het vorenstaande, bezien in samenhang met de overige bevindingen in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat de Opel Vivaro op naam van medeverdachte [medeverdachte 8] werd gebruikt voor het vervoeren van chemische middelen en dat medeverdachten [medeverdachte 1] en (voornamelijk) [medeverdachte 5] zich hebben bezig gehouden met het afvoeren van die bus, althans daartoe actie hebben laten ondernemen.
Huurauto’s en jammers
Uit het dossier komt naar voren dat medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] chatgesprekken hebben gevoerd over het huren van voertuigen bij [bedrijf 4] voor het dumpen van afval. In deze auto’s mag geen
“fps”, de rechtbank begrijpt ‘GPS’, zitten. Ook werden door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gesprekken gevoerd over het gebruik van jammers. In een chatgesprek van 3 april 2020 zegt medeverdachte [medeverdachte 2] tegen medeverdachte [medeverdachte 3] :
“Laat die jongen met zn eigen bus rijden” “Want als die jammer hem f een seconde niet pakt en ze ruiken die geur bellen ze gelijk politie”.Medeverdachte [medeverdachte 3] reageert daarop door te zeggen:
“Ja morgen zeker broer maar ga wel met die bakwage broer” “Of ik huur ff die bakwagen en moet nog busje fixen om over te kaaie”. Medeverdachte [medeverdachte 2] laat medeverdachte [medeverdachte 3] vervolgens weten dat hij met de gehuurde bakwagen kan dumpen, maar dat laden te gevaarlijk is, omdat hij die jammer niet voor 100% vertrouwt.
Regelen advocaat en inzage in het politiedossier
Medeverdachte [medeverdachte 8] is aangehouden op 18 maart 2020 en is diezelfde dag in verzekering gesteld. Uit onderzoek is gebleken dat mr. [advocaat] , advocaat te Utrecht, medeverdachte [medeverdachte 8] op 26 maart 2020 heeft bezocht in de P.I. Kort daarna heeft hij de verdediging van medeverdachte [medeverdachte 8] overgenomen van de piketadvocaat. Medeverdachte [medeverdachte 8] is, gedurende de tijd die hij in voorarrest doorbracht, meerdere malen verhoord. Tijdens het verhoor op 14 mei 2020 merkten de verbalisanten op dat hij niet langer werd bijgestaan door de advocaat. Medeverdachte [medeverdachte 8] verklaarde daarover:
“Ik dacht dat ik weer in de tang van mensen was, daarom heb ik van advocaat [advocaat] (een Marokkaan) afscheid genomen. Die advocaat werd betaald door andere personen, niet door mij.”
en:
“mijn vorige advocaat werd betaald door die gasten”.
In de periode van de overname van de verdediging door [advocaat] , eind maart 2020, heeft een EncroChat-gesprek plaatsgevonden tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . Op 27 maart 2020 zegt medeverdachte [medeverdachte 5] tegen medeverdachte [medeverdachte 1] dat medeverdachte [medeverdachte 8] via zijn contact eindelijk contact heeft met
“die andere advocaat”. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt vervolgens tegen medeverdachte [medeverdachte 5] dat dat niet hoeft en dat hij al een andere advocaat heeft geregeld. In een chatgesprek daarop volgend, eveneens op 27 maart 2020, dat gaat over het afvoeren van de bus van medeverdachte [medeverdachte 8] , zegt medeverdachte [medeverdachte 1] tegen medeverdachte [medeverdachte 5]
“mij advocaad” “is nu met hem”.
De rechtbank stelt, gelet op de voornoemde chatgesprekken, gelezen in samenhang met dat wat medeverdachte [medeverdachte 8] over zijn advocaat heeft verklaard, vast dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] overleg hebben gehad over het regelen van een advocaat voor medeverdachte [medeverdachte 8] en dat medeverdachte [medeverdachte 1] uiteindelijk zelf heeft geregeld dat verdachte werd bijgestaan door ‘zijn’ advocaat, mr. [advocaat] .
Uit het politieonderzoek is verder naar voren gekomen dat medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] inzage en/of kennis hadden van het politiedossier dat werd opgemaakt ten behoeve van de raadkamerzitting van verdachte van 1 april 2020. In meerdere EncroChat-berichten spreken de voornoemde verdachten met elkaar of met derden over informatie uit het dossier. Alle verdachten waren op dat moment nog geen verdachten in het onderzoek 26Berne.
Administratie
Onder de aantekeningen en notities die werden aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] , bevonden zich, naast de hiervoor besproken notities, ook documenten genaamd ‘De POT’ en ‘Totale opbrengst’. Op beide documenten zijn de (bij)namen van, onder meer, verdachte en medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] te lezen. Op het document ‘De POT’ worden daarnaast kostenposten genoemd en zijn de woorden ‘min’ en ‘plus’ met daaronder getallen, vermoedelijk bedragen, te lezen. In het document ‘Totale opbrengst’ worden de (bij)namen van de genoemde verdachten weergegeven onder het kopje ‘Verkoper’ en zijn de woorden ‘totale liters’, ‘omzet’ ‘min kosten’ te lezen. Onder aan het document staat:
“Eind opbrengst 38667 delen door 4 9666,75”
In de historische notities van het account van medeverdachte [medeverdachte 9] (‘ [accountnaam 7] ’), is een chatgesprek opgeslagen tussen gebruikers medeverdachte [medeverdachte 9] en de onbekend gebleven gebruiker ‘ [accountnaam 20] ’. In dat gesprek wordt gesproken over
‘draaien’. ‘ [accountnaam 20] ’ zegt vervolgens tegen medeverdachte [medeverdachte 9]
“Ik heb alles liters die meegenomen heb afgegeven op 20 liter na de laatste keer van die 500”en
“We hebben daar 3 uur zitten rekenen en komen allebei op zelfde uit dus wat moet ik zeggen? We hebben er zelf puinhoop van gemaakt [naam 5] [naam 6] [alias 2 verdachte] jij ik boer hebben allemaal liters gehad ervan”.
De rechtbank stelt op grond van het voornoemde, bezien in het licht van het overige dossier, vast dat door (onder meer) verdachte en medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] liters van amfetamine-olie werden verkocht en dat de uiteindelijke opbrengst door vier gedeeld werd.
Tussenconclusie
De rechtbank is op grond van de voorgaande feiten en omstandigheden van oordeel dat gesproken kan worden van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en daarmee van ‘een organisatie’, zoals bedoeld in artikel 11b OW.
4.4.1.2 Het oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet weliswaar gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de belangrijkste bestaansgrond van de organisatie is (vgl. HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor de bewijsvoering van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aanwezige bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het produceren van amfetamine en het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe. De rechtbank overweegt daarover het navolgende.
Zoals onder het kopje ‘organisatie’ al is uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank worden gesproken van een (losse) gestructureerde samenwerking met een duurzaam karakter. Het (losse) gestructureerde karakter van de samenwerking volgt uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden. Ieder lid leverde een bijdrage aan het productieproces en de voorbereiding daarvan. Deze taken en activiteiten werden binnen de organisatie door de leden onderling op elkaar afgestemd, met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie, namelijk het vervaardigen van synthetische drugs. De verrichte activiteiten vonden bovendien planmatig en stelselmatig plaats, getuige de administratie die werd aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] , zoals onder het kopje ‘organisatie’ besproken, waaruit volgt dat de kosten en opbrengsten werden bijgehouden.
4.4.1.3 Opzettelijke deelneming
Om van deelneming te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoorde en dat hij een aandeel had in – of ondersteuning gaf aan – gedragingen die strekten tot óf rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet dus opzettelijk hebben deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Dat betekent dat hij in zijn algemeenheid moet hebben geweten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogde. Niet is vereist dat het opzet van verdachte zelf was gericht op het plegen van misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven. Voor een bewezenverklaring is evenmin vereist dat verdachte heeft geweten van alle soorten misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie was gericht (vgl. HR 5 september 2006, NJ 2007, 336, r.o. 7.3). Het behoren tot een organisatie betekent dat sympathisanten en passanten in beginsel geen deelnemer zijn in de zin van deze bepaling (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5132). Wel kan elke bijdrage aan een organisatie als deelneming worden aangemerkt (Kamerstukken II 2002/03, 28463, 10, p. 10). Volgens de Hoge Raad is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie (HR 22 januari 2008, NJ 2008/72). De bijdrage van de deelnemer moet erin bestaan een aandeel hebben in, dan wel ondersteuning geven aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist dat wordt deelgenomen aan de misdrijven waarop het oogmerk is gericht (HR 8 oktober 2002, NJ 2003/64).
De raadsman heeft betoogd dat als er al een rol van verdachte kan worden vastgesteld, dat die rol er hoogstens uit heeft bestaan dat verdachte op één moment amfetamine-olie heeft verkocht.
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, bezien in het licht van het gehele dossier, volgt dat verdachte met zijn gedragingen een actieve bijdrage leverde aan één van de oogmerken van de organisatie, te weten de productie van amfetamine en BMK. Uit de eerder aangehaalde chat tussen ‘ [accountnaam 4] ’ en verdachte van 3 april 2020, leidt de rechtbank af dat verdachte samen met ‘ [accountnaam 4] ’ en medeverdachte [medeverdachte 8] heeft ‘gedraaid’ in het lab in Overberg, voordat medeverdachte [medeverdachte 8] elders ging ‘draaien’. Uit de hiervoor aangehaalde administratie, die werd aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] , concludeert de rechtbank bovendien dat verdachte deel uitmaakte van een groep personen die investeerden in het aanschaffen van benodigdheden voor de productie van synthetische drugs in het lab in Overberg en die deelden in de opbrengst.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij het lab in Overberg. Dat verdachte niet aan de drugslabs op andere locaties kan worden gelinkt, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een kwalificatie als deelnemer aan bedoelde organisatie in de weg. Voor een bewezenverklaring van deelname aan de organisatie is niet vereist dat verdachte bij alle labs en alle werkzaamheden betrokken was.
De rechtbank is, op grond van het voorgaande, van oordeel dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoorde en dat hij een aandeel had in gedragingen die strekten tot óf rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten het produceren van synthetische drugs, zodat hij heeft deelgenomen aan de organisatie. De gedragingen van verdachte zijn daarnaast van zodanige aard dat daarin naar het oordeel van de rechtbank ook het opzet op de deelneming aan de criminele organisatie ligt besloten.
4.4.1.4 Conclusie
Uit het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van Opiumwetmisdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid en artikel 10a, eerste lid OW. Deze organisatie werd gevormd door een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van diverse personen. Verdachte heeft met zijn gedragingen bijgedragen aan de productie van drugs in het lab in Overberg. Ook heeft hij een financiële bijdrage geleverd aan de productie van synthetische drugs en de voorbereiding daarvan. Verdachte had daarmee een aandeel in gedragingen die strekten tot verwezenlijking en rechtstreeks verband hielden met de oogmerken van de organisatie.
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.2
Ten aanzien van vervaardiging van synthetische drugs in Overberg (feit 1)
De rechtbank heeft uit de bevindingen van de LFO en het NFI afgeleid dat op de locatie in Overberg ruimtes werden ingericht als drugslabs. Op het terrein in Overberg werd een groot drugslab ingericht, waar, onder meer, jerrycans, vaten, IBC’s en andere soorten verpakkingen werden aangetroffen, met daarin, onder meer, 735 liter BMK, 1100 kilo MAPA en/of APAA en hoeveelheden formamide, caustic soda, fosforzuur, [accountnaam 12] en zwavelzuur. Ook werden onderdelen van een productieopstelling aangetroffen, waaronder meerdere ketels, scheitrechters, speciekuipen, gasbranders, gasflessen, koelers en pompen.
Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, was verdachte betrokken bij de productie van synthetische drugs en de voorbereiding daarvan op de locatie in Overberg. De rol van verdachte bestond uit het meewerken in het lab in Overberg en daarnaast was hij ook één van de investeerders én zou hij delen in de verdiensten.
Conclusie
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, met name het aantreffen van het (niet meer werkende) lab in Overberg, de aantekeningen die werden aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 8] en de vele EncroChat-berichten die tussen medeverdachten werden gewisseld, vast dat in Overberg door een groep van (tenminste) vijf personen, waaronder verdachte en medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] , nauw werd samengewerkt om het laboratorium in Overberg te laten draaien. Verdachte leverde hieraan welbewust een belangrijke bijdrage. Dat verdachte niet persoonlijk bij alle handelingen betrokken was, betekent, gelet op het voorgaande, niet dat hij daarvoor niet verantwoordelijk te houden is. De rechtbank concludeert dat verdachte en zijn mededaders het doel hadden om geld te verdienen met de productie en de verkoop van amfetamine. Zij hebben nauw en bewust samengewerkt met elkaar en alles wat nodig was in het werk gesteld om hun gezamenlijke doel te realiseren.
De rechtbank komt bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij inof omstreeksde periode van 1 juni 2019 tot en met 18 maart 2020 te Overberg,Gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland,tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen, (telkens)opzettelijk heeft vervaardigd, althans opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een)hoeveelhe(i)d(en)van een materiaal bevattende amfetamineen/of MDMA, zijnde(telkens) (een)middel(en)als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij inof omstreeksde periode van 1 juni 2019 tot en met 12 juni 2020 te Overberg en/of te
Kockengen en/of te Groningen en/of te Hattem,althans in Nederland,heeft deelgenomen
aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een samenwerkingsverband van hem,
verdachte, eneen of meer perso(o)n(en), te weten (onder meer en/of voor zover bekend)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of[medeverdachte 6]
en/of[medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/ofeen of meeranderen, en
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • het vervaardigen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerkenen/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van (een)middel(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs, te weten amfetamineen/of MDMA) en/of
  • misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet, te weten het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in laatstgenoemd artikel.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10, 10a en 11b OW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vierde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 10 maanden (van maart 2019 tot januari 2020), in georganiseerd verband, bezig gehouden met het medeplegen van de productie van synthetische harddrugs. Verdachte heeft gewerkt in het lab in Overberg, heeft geïnvesteerd in dat lab en heeft gedeeld in de opbrengsten daarvan. De organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte heeft zich op professionele wijze bezig gehouden met het produceren van grote hoeveelheden amfetamine en BMK op wisselende locaties in Nederland. Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent. Hiertegen dient dan ook hard te worden opgetreden. Door deel te nemen aan een dergelijke organisatie heeft verdachte geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de productie van (en de daaruit logischerwijs voortvloeiende handel in) verdovende middelen met zich meebrengen. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit (in toenemende mate) gepaard gaat met verschillende vormen van andere (niet zelden zware) criminaliteit. Daarnaast schuilt in de productie van harddrugs direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in de natuur. De kosten voor het opruimen van dergelijk afval lopen hoog op. Daarnaast bestaat er ontploffingsgevaar, brandgevaar en gevaar voor het vrijkomen van giftige stoffen. Al met al ondervinden anderen, het milieu en de maatschappij ernstige overlast van dit soort feiten en wordt de samenleving als geheel ernstige schade toegebracht.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van
23 maart 2023. Daaruit komt naar voren dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen vanwege de illegale handel in verdovende middelen.
De strafoplegging
Voor deelneming aan een criminele drugsorganisatie worden in de regel langdurige gevangenisstraffen opgelegd. Tegen verdachte is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist. De rechtbank is, gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Omtrent de hoogte daarvan overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank geen leidende rol in de organisatie gehad, maar hij heeft wel een belangrijke rol gespeeld. Naast deelname aan de criminele organisatie heeft verdachte zich bovendien ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van het produceren van synthetische harddrugs.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden is. De rechtbank overweegt echter dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Op 19 januari 2021 is verdachte in verzekering gesteld. Vanaf dat moment is de redelijke termijn gaan lopen. Dit betekent dat er, nu er op 30 mei 2023 vonnis gewezen wordt tegen verdachte, sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 4 maanden. De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, 5 % op de straf in mindering brengen. De rechtbank legt dan ook een gevangenisstraf op voor de duur van 46 maanden, waarop de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering moet worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst tot aan de dag van de uitspraak. De raadsman heeft verzocht het (nu nog geschorste) bevel op te heffen bij uitspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis voor onbepaalde tijd te schorsen.
De officier van justitie ziet geen reden tot opheffing of schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank overweegt dat sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte, zoals volgt uit de in dit vonnis opgenomen bewezenverklaring. Zij overweegt voorts dat de verdachte weliswaar het recht heeft om zijn berechting in vrijheid af te wachten, maar ook dat dit recht met het wijzen van dit vonnis komt te vervallen. De rechtbank ziet, gelet op het vorenstaande, geen aanleiding om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank wijst het verzoek om opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af. De rechtbank overweegt voorts dat niet van zodanige persoonlijke omstandigheden is gebleken dat opnieuw tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden overgegaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vierde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
46 (zesenveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. C.J. Sangers-de Jong en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023.