ECLI:NL:RBOVE:2023:1755

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
9602763 EL 21-89
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in effectenleaseovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [Partij A] en Dexia Nederland B.V. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [Partij A], vermeerderd met wettelijke rente. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die [Partij A] heeft afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [Partij A] als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een gepersonaliseerd advies door de tussenpersoon, wat Dexia had moeten weten. De vordering van [Partij A] is toegewezen, waarbij Dexia ook werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de verjaring van de vordering verworpen, omdat [Partij A] tijdig actie heeft ondernomen door een opt-outverklaring in te dienen. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van aanbieders van financiële producten en de gevolgen van het niet naleven van deze zorgplicht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9602763 EL 21-89
vonnis van de kantonrechter d.d. 6 april 2023,
in de zaak van
[Partij A] ,
wonende [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V..
Partijen worden hierna [Partij A] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 december 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de rolmededeling van 16 juni 2022;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia van 9 februari 2023;
  • de antwoordakte van [Partij A] van 9 maart 2023.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[Partij A] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop [Partij A] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer]
18-01-2002
Overwaarde Effect
180 mnd
€ 94.003,20
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
06-11-2003
- € 3.418,86
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [Partij A] op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 25.067,40 aan maandtermijnen en een bedrag van € 3.418,86 wegens restschuld aan Dexia betaald.
heeft een bedrag van € 2.291,84 aan dividenden ontvangen en heeft een bedrag van € 601,67 aan fiscaal voordeel genoten.
Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 3.251,86 aan [Partij A] uitgekeerd, zijnde tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[Partij A] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Partij A] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [Partij A] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [Partij A] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [Partij A] van al datgene dat [Partij A] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [Partij A] ,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten, zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [Partij A] gesloten overeenkomst met nummer [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [Partij A] verschuldigd is, met veroordeling van [Partij A] in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [Partij A] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[Partij A] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat [Partij A] nimmer aan haar kenbaar heeft gemaakt enige vordering op haar te hebben. Dexia meent dat daarom de vordering is verjaard. Het beroep van Dexia op verjaring wordt verworpen. Wat verder ook zij van het wel of niet hebben ontvangen van de sommatiebrief van 17 oktober 2008, uit de opt-outverklaring, in combinatie met het daaraan voorafgaande verzoekschrift van 18 november 2005 tot algemeen verbindendverklaring van de Duisenberg-regeling, is het voor Dexia voldoende duidelijk geworden welke verwijten haar werden gemaakt ten aanzien van de door haar aangeboden effectenleaseovereenkomsten. Daarmee was het voor Dexia duidelijk welke feiten aanleiding gaven tot het instellen van de vorderingen en op welke juridische grondslagen die vorderingen werden gebaseerd. Ook al zou door [Partij A] geen sommatiebrief zijn gezonden dan is de verjaring dus tijdig gestuit door haar opt-outverklaring (vgl. hof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23) en de daarop gevolgde algemene stuitingsbrieven.
tussenpersoon
4.5.
[Partij A] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [Partij A] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [Partij A] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [Partij A] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [Partij A] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [Partij A] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[Partij A] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“ [Partij A] werd ongevraagd telefonisch benaderd door Spaar Select. De medewerker van Spaar Select stelde voor om een afspraak bij [Partij A] thuis in te plannen om de financiële situatie van [Partij A] door te nemen met een financieel adviseur van Spaar Select. Er is vervolgens een afspraak gemaakt met een financieel adviseur van Spaar Select, te weten mevrouw [betrokkene] (hierna te noemen: ‘adviseur’). Er hebben vervolgens twee gesprekken plaatsgevonden met de adviseur. De adviseur heeft haar visitekaartje aan [Partij A] gegeven. Het visitekaartje van de adviseur wordt overlegd als productie B.
Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en de
financiële wensen. Er is met de adviseur gesproken over zijn inkomenssituatie, de hoogte van
de hypotheek en over de mogelijkheid om overwaarde op te nemen. Tevens heeft de adviseur
gevraagd naar de financiële wensen van [Partij A] . [Partij A] wilde graag vermogen opbouwen. Tevens wilde [Partij A] een nieuwe auto aanschaffen. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [Partij A] om een Overwaarde Effect overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten. De adviseur adviseerde [Partij A] vervolgens over een constructie om de overwaarde op het woonhuis van [Partij A] op te nemen middels een hypothecaire lening, waarmee de inleg in de Overwaarde Effect overeenkomst betaald kon worden.
Dit advies heeft de adviseur opgesteld in een Persoonlijk Financieel Plan (productie C). Zoals uit het Persoonlijk Financieel Plan blijkt is de financiële situatie uitvoerig doorgenomen, zo heeft de adviseur genoteerd wat de vermogens gegevens waren. Zo is gekeken naar de spaarrekening, de lijfrente en de Kinder Spaarbeurs. Tevens is gekeken naar het inkomen en de hypotheek van [Partij A] en zijn echtgenote. Aan de hand van deze financiële gegevens heeft de adviseur een overzicht opgemaakt van de uitgaven van [Partij A] en zijn echtgenote. Vervolgens heeft de adviseur gekeken naar het bedrag van de overwaarde, te weten NLG 289.000. Voor de Overwaarde Effect overeenkomst was een bedrag van NLG 55.200 nodig ten aanzien van de vooruitbetaling. Om deze reden adviseerde de adviseur om NLG 65.000 aan hypotheek op te nemen. De opbrengst die na afloop van de hypotheek zou volgen was ongeveer NLG 30.600. Daarnaast adviseerde de adviseur om een Extra Ruimte hypotheek af te sluiten voor NLG 20.000 om zodoende de nieuwe auto te kunnen aanschaffen. Uit dit plan blijkt dat [Partij A] de nieuwe (Extra Ruimte) hypotheek kon aflossen met de winst van de overeenkomst. Onderaan de streep zou [Partij A] nog een bedrag overhouden van NLG 10.601 voor rendement opbouw. De adviseur zette haar advies daarnaast ook kracht bij door middel van een rekenvoorbeeld, die zij aan [Partij A] heeft laten zien (productie D). Middels deze tabellen liet de adviseur zien welke opbrengsten volgens haar uit de Overwaarde Effect overeenkomsten zouden komen. Hierbij werd een bedrag van NLG 2.382,61 genoteerd als ontvangen dividenden. Tevens werd
een opbrengst van NLG 95.500,41 genoteerd na de looptijd van 5 jaar. Het Overwaarde Effect zou een winst opleveren van NLG 32.983,02, wanneer het bedrag van de hypotheek NLG 65.000 van de opbrengst en ontvangen dividenden werd afgehaald. Ten aanzien van de
fondsen gaf de adviseur aan dat dit ging om grote, bekende fondsen.
De adviseur heeft de rendementen zeer rooskleurig aan [Partij A] voorgeschoteld. Er is
geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over
tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken.
De adviseur heeft [Partij A] niet mondeling geïnformeerd over de specifieke risico’s van de
Overwaarde Effect overeenkomst. Zo heeft zij er niet op gewezen dat met een lening (de
hypotheek) de rentelasten voor een andere lening (de effectenleaseovereenkomst) werd
betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, de
hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van
de effectenleaseovereenkomsten. Als [Partij A] had geweten van deze risico’s, had hij deze
overeenkomsten niet afgesloten.
[Partij A] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten.
[Partij A] vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd.
[Partij A] heeft zijn hypotheek opgehoogd voor 84.999,30, bestaande uit een deel van NLG 65.000,63 om de vooruitbetaling van de Overwaarde Effect overeenkomst voor NLG 55.241,28 te kunnen voldoen en bestaande uit een deel van NLG 19.998,67 om de nieuwe auto te kunnen aanschaffen. De hypotheekakte wordt overlegd als productie E.
De adviseur heeft het aanvraagformulier ingevuld en ervoor gezorgd dat [Partij A] het
aanvraagformulier heeft ondertekend. Vervolgens heeft de adviseur het aanvraagformulier
naar Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft de overeenkomst tijdens een tweede
huisbezoek door [Partij A] laten ondertekenen. De adviseur heeft de overeenkomst naar Bank
Labouchere toegezonden.
Het opvolgen van het advies heeft voor [Partij A] desastreus uitgepakt. In plaats van het
voorgespiegelde vermogen dat zou worden opgebouwd, is [Partij A] de betaalde inleg geheel
kwijtgeraakt. Daarnaast heeft [Partij A] een restschuld aan de overeenkomst overgehouden.”
4.9.
[Partij A] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het op 3 december 2001 te Deventer ondertekende aanvraagformulier voor een Overwaarde Effect product met een vooruitbetaling van ƒ 55.200,00, voorzien van het logo van Spaar Select, het adviseursnummer 876 en als naam adviseur
“ [betrokkene] ”.Het formulier is via de fax van Spaar Select Deventer verzonden,
- een kopie van de overeenkomst van 18 januari 2002 met contractnummer [contractnummer], voorzien van het adviseursnummer [code]-Spaar Select B.V. en een faxregel van Spaar Select Deventer,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van Spaar Select, waarop vermeld staat: “
[betrokkene] Account Manager”.-een brief van 19 oktober 2001 gericht aan [Partij A] , voorzien van het logo van Spaar Select, met als onderwerp Persoonlijk Financieel Plan, waarin te lezen is:
‘(…)Tijdens ons gesprek van 8 november jongstleden heeft u uw wensen op financieel gebied kenbaar gemaakt en is tevens uw huidige persoonlijke financiële situatie geïnventariseerd. Op basis hiervan is er een Persoonlijk Financieel Plan voor u opgesteld.
In dit Persoonlijk Financieel Plan zijn de door u aangegeven wensen en uw persoonlijke financiële situatie vastgelegd. Tevens wordt het op uw mogelijkheden afgestemde voorstel van Spaar Select gepresenteerd.
Spaar Select wil haar klanten goed voorlichten. Middels het Persoonlijk Financieel Plan kunt u een verantwoorde keuze maken over uw toekomstige financiële situatie. Daarnaast is dit plan een handig naslagwerk zodat u op ieder moment kunt nalezen hoe het voorstel van Spaar Select is opgebouwd.
Dit Persoonlijk Financieel Plan is met de grootst mogelijke zorg samengesteld op basis van de gegevens welke u aan ons heeft verstrekt. Wij wijzen u rop dat aan dit Persoonlijk Financieel Plan geen rechten ontleend kunnen worden.(…)’
- het Persoonlijk Financieel Plan van 19 november 2001,
- een prognose overzicht Overwaarde Effect,
- de hypotheekakte van 23 januari 2002.
4.10.
Met deze stukken heeft [Partij A] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [Partij A] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. Hoewel Dexia onder nummer 30 van haar conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie betwist dat er een huisbezoek heeft plaatsgevonden, lijkt zij dit standpunt onder nummer 43 van diezelfde conclusie en ook in de verdere conclusie/akte te hebben verlaten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [Partij A] genoegzaam onderbouwd dat sprake is geweest van meerdere huisbezoeken door de tussenpersoon, hetgeen niet voldoende gemotiveerd door Dexia is betwist, zodat dit wordt vastgesteld. Voor zover Dexia stelt dat niet zeker is dat het visitekaartje daadwerkelijk aan [Partij A] is overhandigd (en niet uit een ‘voorraad’ van Leaseproces komt) kan zij daarin niet worden gevolgd. Zowel het aanvraagformulier als het begeleidend schrijven bij het Persoonlijk Financieel Plan dragen ook de naam van deze adviseur van Spaar Select, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat zij persoonlijk contact heeft gehad met [Partij A] en daarbij haar visitekaartje overhandigd heeft. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [Partij A] , zoals ook overduidelijk blijkt uit het overgelegde Persoonlijk Financieel Plan. Tevens is voldoende onderbouwd dat de tussenpersoon ook een ander financieel product heeft geadviseerd, zoals een hypotheek(verhoging). Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [Partij A] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[Partij A] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [Partij A] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [Partij A] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [Partij A] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [Partij A] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [Partij A] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [Partij A] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [Partij A] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [Partij A] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [Partij A] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [Partij A] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [Partij A]4.14. De door [Partij A] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [Partij A] heeft gehandeld door [Partij A] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [Partij A] niet alleen als klant aanbracht maar [Partij A] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [Partij A] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [Partij A] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven eventuele andere door [Partij A] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
vordering van Dexia
4.17.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.18.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.19.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [Partij A] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [Partij A] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.20.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen..

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [Partij A] heeft gehandeld door [Partij A] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [Partij A] niet alleen als klant aanbracht maar [Partij A] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [Partij A] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [Partij A] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 507,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 1.286,21
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [Partij A] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [Partij A] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M.W. van der Veen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: ksf
coll: BF