ECLI:NL:RBOVE:2023:1598

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
295676 FTRK 228/23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoek tot intrekking faillietverklaring en toelating tot wettelijke schuldsaneringsregeling

In deze zaak verzoekt de verzoeker om intrekking van de faillietverklaring van zijn bedrijf en om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft op 3 mei 2023 de beslissing op het verzetschrift aangehouden totdat er onherroepelijk is beslist op het verzoek van de verzoeker. De verzoeker, die niet op de faillietverklaring is gehoord, stelt dat hij niet op de hoogte was van de faillissementsaanvraag omdat hij op dat moment in het buitenland was. Hij heeft verzet aangetekend tegen de faillietverklaring en verzoekt om toelating tot de schuldsaneringsregeling, onder verwijzing naar de hardheidsclausule, omdat er geen baten zijn die ten gelde kunnen worden gemaakt. De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg, die de faillietverklaring heeft aangevraagd, voert verweer en stelt dat het verzoek van de verzoeker moet worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat het verzet de instantie heropent en dat de verzoeker alsnog de gelegenheid krijgt om zijn belangen te verdedigen. De rechtbank oordeelt dat het verweer van de Stichting niet voldoende onderbouwd is en dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling door een andere rechter moet worden beoordeeld. De rechtbank houdt de beslissing aan totdat er een definitieve uitspraak is gedaan over het verzoek van de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 295676 FTRK 228/23
Insolventienummer: F/08/23/66
De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken:
Gelet op het vonnis van deze rechtbank d.d. 12 april 2023 waarbij:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
voormalig vennoot van [bedrijf] ,
laatstelijk ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ,
laatstelijk wonende te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen “ [verzoeker] ”.
in staat van faillissement is verklaard op verzoek van de stichting
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg, statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam, hierna te noemen “de Stichting”, zonder op dat verzoek te zijn gehoord;
Gezien een door de advocaat mr. S. Volk namens [verzoeker] bij deze rechtbank ingediend verzoekschrift, ter griffie dezer rechtbank inkomen op 24 april 2023, houdende verzet tegen gemeld vonnis van faillietverklaring en strekkende tot vernietiging van dat vonnis en toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling;
Gezien de schriftelijke reactie van mr. P.E.M. Schol, de bij vonnis van 12 april 2023 aangestelde curator waarin hij onder meer mededeelt een mondelinge behandeling niet nodig te vinden en voorts vermeldt dat het aan de rechtbank is om te beoordelen of [verzoeker] wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling;
Gehoord in raadkamer dezer rechtbank op woensdag 3 mei 2023:
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. Volk, voornoemd;
- mr. T.G.J. ten Berge, advocaat te Enschede, namens de Stichting.

De standpunten van partijen

[verzoeker] heeft verzocht om het vonnis van de rechtbank van 12 april 2023 te vernietigen en hem toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Daartoe is aangevoerd dat [verzoeker] niet op het verzoek tot faillietverklaring is gehoord en hij tijdig in verzet is gekomen. [verzoeker] was ook niet op de hoogte van de faillissementsaanvraag, omdat hij op dat moment met een vrachtwagen onderweg was vanuit Turkije, alwaar hij hulpgoederen had afgeleverd. Eerst nadat mr. Schol op 14 april 2023 contact met [verzoeker] had opgenomen nam hij kennis van de faillietverklaring. Dat [verzoeker] de poststukken die zijn verstuurd in verband met de sommaties voorafgaand aan het verzoek tot faillietverklaring alsmede de stukken betreffende dat verzoek niet heeft ontvangen, is te wijten aan het gegeven dat post voor [verzoeker] op verschillende locaties wordt bezorgd. Zo is [verzoeker] verhuisd en wordt er nog post op zijn vorige adres bezorgd en wordt post rechtstreeks naar de Stadsbank gezonden die aan [verzoeker] budgetzorg levert.
Omdat er geen baten zijn die ten gelde kunnen worden gemaakt en een faillissement geen zin heeft, verzoekt [verzoeker] met een beroep op de hardheidsclausule toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De Stichting voert verweer en stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Daartoe wordt aangevoerd dat er geen geldige reden is dat [verzoeker] geen kennis heeft kunnen nemen van het verzoek tot faillietverklaring. Voorts zitten er hiaten in het verzoek tot faillietverklaring. Zo heeft [verzoeker] het verzoek niet gelijktijdig met zijn echtgenote ingediend en wordt niet voldaan aan de vereisten van de artikelen 284 en 285 van de Faillissementswet. Een gebrek ten aanzien van artikel 284 Faillissementswet kan niet worden hersteld en moet leiden tot afwijzing van het verzoek.

De beoordeling

Voor de beoordeling van het onderhavige verzetschrift zijn de uitspraken van de Hoge Raad van 5 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1473) en die 26 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:460) van belang. Ingevolge die arresten wordt door het instellen van het rechtsmiddel van verzet de instantie heropend en op tegenspraak in dezelfde instantie voortgezet. Het verzet biedt de verweerder die niet was verschenen en daardoor zijn belangen bij de rechter niet heeft verdedigd, daartoe alsnog de gelegenheid.
Door de Stichting is gesteld dat [verzoeker] geen geldige reden heeft aangevoerd om geen kennis te kunnen nemen van de tegen hem gerichte faillissementsaanvraag. Dat standpunt is niet nader onderbouwd. De rechtbank passeert dat verweer nu er geen wettelijke bepaling is die voorschrijft dat degene die verzet instelt dat slechts kan doen wanneer hij geen kennis had kunnen nemen van de oproep van de zitting en dit evenmin volgt uit de jurisprudentie.
Op grond van artikel 8 lid 2 Faillissementswet staat het rechtsmiddel van verzet immers open voor de schuldenaar die niet is gehoord.
Het door de Stichting aangevoerde verweer dat het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling niet compleet is en om die reden het verzoek moet worden afgewezen, kan de Stichting evenmin baten. Het is immers zo dat ingevolge het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2021 eerst de behandeling van het verzet moet worden geschorst. Vervolgens zal (een andere rechter van) deze rechtbank moeten beslissen op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het is dan ook aan die rechter om te oordelen of het verzoek al dan niet compleet is en of aan de overige vereisten voor toelating is voldaan.
Wanneer wordt geoordeeld dat [verzoeker] kan worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, zal het vonnis van 12 april 2023 worden vernietigd en komt op grond van art. 3a lid 3 Faillissementswet het verzoek tot faillietverklaring van rechtswege te vervallen. Wanneer het verzoek tot toelating wordt afgewezen en die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de onderhavige procedure voortgezet.
Vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

De beslissing

De rechtbank houdt de beslissing op het onderhavige verzetschrift aan totdat onherroepelijk op het verzoek van [verzoeker] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling is beslist.
Aldus gewezen en uitgesproken te Almelo op 3 mei 2023 door mr. A.H. Margadant, lid van voormelde enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van A.B. Knook, griffier.