ECLI:NL:RBOVE:2023:1237

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
8900622 EL 20-2
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst in Dexia-zaak

In deze zaak, die betrekking heeft op een effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V., heeft de kantonrechter op 2 maart 2023 uitspraak gedaan. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, vorderde onder andere een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is. Dexia, vertegenwoordigd door USG Legal Professionals B.V., voerde verweer tegen de vorderingen van eiser.

De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door eiser als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon, Spaar Select, geen vergunning had voor het geven van financieel advies. Eiser had de effectenleaseovereenkomst afgesloten op basis van advies van de tussenpersoon, die niet de vereiste vergunning bezat. De rechtbank concludeerde dat er voldoende causaal verband was tussen de onrechtmatige daad van Dexia en de schade die eiser had geleden, bestaande uit betaalde termijnen en een niet vergoede restschuld.

De kantonrechter verklaarde voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat eiser de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is. Dexia werd veroordeeld tot betaling van de schade aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van aanbieders van financiële producten om te verifiëren of tussenpersonen over de juiste vergunningen beschikken en om te zorgen voor adequate informatievoorziening aan klanten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 8900622 EL 20-2
vonnis van de kantonrechter d.d. 2 maart 2023,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V..
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia;
  • de antwoordakte van [eiser] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop [eiser] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer]
12-07-2001
Overwaarde Effect
180 mnd
€ 49.260,60
2.3.
De overeenkomst is geëindigd op 7 maart 2007. Daarbij is oorspronkelijk een restschuld ontstaan van € 3.944,73, die door [eiser] niet is voldaan. In het door Dexia overlegde financieel overzicht staat vermeld dat die restschuld deels is verrekend met diverse dividendopbrengsten en deels afgeboekt is in verband met verjaring. Er is derhalve geen restschuld.
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 13.136,40 aan maandtermijnen aan Dexia betaald.
heeft € 2.033,56 aan dividenden ontvangen.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 10 mei 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.6.
[eiser] heeft door middel van een zogenaamde ‘opt-out verklaring’ aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
4. voor recht zal verklaren dat Dexia aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden hypotheekschade, bestaande uit de afsluitkosten, de notariskosten, de taxatiekosten en de betaalde hypotheekrente voor het gedeelte van de hypotheek dat gebruikt is om de inleg in de overeenkomst te betalen, op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] ,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser] heeft contact opgenomen met Spaar Select naar aanleiding van een advertentie van Spaar Select. [eiser] wilde weten wat de mogelijkheden waren om de verbouwing van zijn woning te kunnen bekostigen. Vervolgens is een adviseur van Spaar Select, de heer [A] (hierna te noemen: ‘adviseur’), tweemaal op huisbezoek geweest bij [eiser] . De echtgenote van [eiser] was aanwezig bij deze gesprekken met de adviseur.
Tijdens het eerste huisbezoek is met de adviseur gesproken over de wens van [eiser] om zijn woning te verbouwen. Daarnaast is gesproken over de financiële situatie van [eiser] en de situatie rondom zijn koopwoning en hypotheek. De adviseur adviseerde [eiser] de overwaarde van zijn woning aan te wenden en een gedeelte daarvan te gebruiken voor de verbouwing van zijn woning. Daarnaast zou een gedeelte van de overwaarde gebruikt kunnen worden voor de vooruitbetaling van een Overwaarde Effect van Bank Labouchere. Met dit product zou [eiser] namelijk vermogen gaan opbouwen, waarmee hij de opgenomen hypotheek weer zou kunnen aflossen. De adviseur beloofde het één en ander op papier te zetten.
De adviseur heeft vervolgens een Persoonlijk Financieel Plan opgesteld. In dit plan heeft de adviseur uiteengezet hoe met zeer minimale stijging van de maandlasten, de verbouwing gefinancierd zou kunnen worden. [eiser] zou een tweede hypothecaire lening af moeten sluiten voor NLG 68.000, -. NLG 25.000, - hiervan zou gebruikt kunnen worden voor de verbouwing van de woning. Daarnaast zou [eiser] NLG 28.800, - kunnen gebruiken voor het vooruitbetalen van een Overwaarde Effect overeenkomst van Bank Labouchere. Het overige gedeelte van de extra op te nemen hypotheek was bestemd voor de afsluitkosten van de hypotheek en een buffer voor de rentelasten. Na 5 jaar zou [eiser] het grootste gedeelte van de hypotheek, namelijk NLG 49.900, -, af kunnen lossen met de opbrengst van het Overwaarde Effect. De maandlasten zouden nauwelijks stijgen omdat de hypotheekrente grotendeels betaald kon worden met de buffer voor de rentelasten en het te ontvangen dividend. Daarnaast heeft [eiser] rekenvoorbeelden ontvangen van het Overwaarde Effect met enkel positieve resultaten.
De adviseur heeft [eiser] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rentelasten voor de andere lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan, de hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de aandelenleaseovereenkomst.
De adviseur stelde dat zijn ouders ook in vijf jaar hun verbouwing hadden kunnen bekostigen dankzij een aandelenleasecontract van Bank Labouchere, en dat in zeer goede en stabiele aandelenfondsen belegd zou worden. Het ging namelijk om zeer goed draaiende bedrijven.
[eiser] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De hypotheek is verhoogd met NLG 68.000,- en er is ruim NLG 28.000, - vooruitbetaald in een Overwaarde Effect van Bank Labouchere. De adviseur heeft het afsluiten van de hypotheek geregeld voor [eiser] .
4.9.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van 12 juli 2001 met contractnummer [nummer] op naam van [eiser] , genaamd ‘Overwaarde Effect zonder Herbelegging Vooruitbetaling’, voorzien van het adviseursnummer:
[nummer] -Spaar Select B.V.,
- een stuk met opschrift ‘Persoonlijk Financieel Plan’ van 3 mei 2001, gericht aan Afnemer en voorzien van het logo van Spaar Select, waarin is te lezen:
‘(…).
Voor u ligt uw Persoonlijk Financieel Plan. Dit plan is opgesteld naar aanleiding van ons gesprek van 3 mei jongstleden. Tijdens dit gesprek heeft u uw wensen op financieel gebied kenbaar gemaakt en is tevens uw huidige (financiële) situatie geïnventariseerd. Naar aanleiding van uw wensen en mogelijkheden is er een globaal advies gepresenteerd.
In dit Persoonlijk Financieel Plan zijn de door u aangegeven wensen en uw persoonlijke (financiële) situatie vastgelegd. Tevens wordt het op uw mogelijkheden afgestemde voorstel van Spaar Select gepresenteerd.
(…).

2.Huidige financiële situatie

2.1
Beroepsgegevens
gegevens aanvrager gegevens partnerBeroep: Zelfstandig timmerman GezinsmanagerNaam werkgever: [eiser]Vestigingsplaats werkgever: [vestigingsplaats]Bruto jaarinkomen: Fl 40.000Spaarloon: Niet aangebodenPremiesparen: Niet aangeboden
(…).
2.2
Woninggegevens
Huurwoning / koopwoning KoopwoningHuur per maand: N.v.t.WOZ waarde Fl 330.000Vrije verkoopwaarde: Fl 500.000Totale hypotheekomvang: Fl 92.000Overwaarde: Fl 408.000
(…).
2.3
Overige vermogensgegevens
Spaarvorm
Bank/maatschappij
Bedrag p/m
Opgebouwdewaarde
Doel
Benodigdbedrag
Belastingvrij-spaarplan
Aegon
150
onbekend
Aanvullingpensioen
onbekend
2.4
Overzicht huidige uitgaven
In uw huidige situatie zijn uw maandelijkse uitgaven met betrekking tot uw financiële planning als volgt:
Bruto hypotheekrente f 525Inleg spaarplan f 150---------------------------------------------------Totaal f 675

3.Wensen

3.1
Verbouwing
U heeft aangegeven dat u graag uw huis wilt gaan verbouwen. U wilt graag een extra slaapkamer erbij gaan bouwen.
U denkt ongeveer Fl. 25.000 nodig te hebben, om deze wens te realiseren. U heeft hiervoor geen eigen middelen.

4.Voorstel Spaar Select

4.1
Verbouwing
Het benodigde bedrag van Fl. 25.000 om uw verbouwing te realiseren, gaan we opnemen vanuit uw overwaarde.
Op uw woning aan [het adres] te [woonplaats] rust een spaarhypotheek met een omvang van Fl. 92.000.De waarde van de woning bedraagt circa Fl. 500.000. U heeft dus een overwaarde van Fl. 408.000.De gemiddelde overwaarde in Nederland bedraagt Fl. 116.000. U zit daar dus ruim boven.Het probleem van overwaarde is dat het in de stenen van uw huis zit. Enerzijds is het een geruststellend idee, dat u altijd een vast kapitaal achter de hand heeft, anderzijds kunt u er niets mee.U kunt uw overwaarde zien als een spaarpot waarop u 0% rente ontvangt.Door nu een gedeelte van uw overwaarde te benutten, kunt u enerzijds de verbouwing realiseren en anderzijds een mooi kapitaal opbouwen.
4.2
Hypotheek
We nemen een bedrag van FL. 68.000 op aan tweede hypotheek. Deze brengen we aflossingsvrij onder bij het Woonfonds.Het Woonfonds hanteert momenteel een rentepercentage van 5,8% voor een periode van 5 jaar.
Dit ziet er als volgt uit:
Benodigd kapitaal voor verbouwing Fl. 25.000Vooruitbetaling Overwaarde Effect Fl. 28.800Buffer rentelasten Fl. 10.700Kosten opnemen hypotheek* Fl. 3.500----------------------------------------------------------------------------------Totale hypotheeksom Fl. 68.000
(…).
4.3
Overwaarde Effect
Het bedrag van Fl. 28.800 wordt vooruitbetaald in een Overwaarde Effect bij Bank Labouchere.Het Overwaarde Effect is een aandelenlease waarbij vanaf dag één een groot aandelenpakket voor u aan het werk gaat.Er wordt belegd in aandelen Ahold, ING, Koninklijke Olie en Unilever.Waarom deze aandelen?Omdat deze aandelen conjunctuur ongevoelig zijn, dat wil zeggen het minst gevoelig voor schommelingen in de economie. Het werkelijk gerealiseerd rendement van deze aandelen sinds hun beursnotering is gemiddeld 21,9% geweest.
(…).
Opgenomen hypotheekbedrag Fl. 68.000Uitkering Overwaarde Effect* Fl. 49.900 ------------------------------------------------------------------------------------Restant hypotheekbedrag (na 5 jaar) Fl. 18.100

5.Netto kosten kapitaal opbouw(…).Dit komt neer op een gemiddelde maandlast van Fl. 35 Bruto ***

(…).

6.ConclusieU had aangegeven Fl. 25.000 nodig te hebben voor de verbouwing van uw woning. Tevens heeft u aangegeven dat u hiervoor niet te hoge maandlasten wilt hebben.Middels het voorstel van Spaar Select is het mogelijk, uitgaande van de aangegeven uitgangspunten van jaarlijks 12,5% koersstijging en 2% dividendrendement, deze wens te realiseren.

7 Belangrijke informatie

7.1
Let op!
(…).
Het Overwaarde Effect is gebaseerd op het leasen van effecten. Effectenleasen is een vorm van beleggen. Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico’s met zich mee. Beleggen geeft u de kans op een hoger, maar ook op een lager dan gemiddeld rendement. Dit risico is voor u. Beleggen met geleend geld betekent dat u bij onvoldoende rendement de kans loopt dat u uw inleg verlies en zelfs dat u een schuld kunt overhouden. Dat geldt ook voor Overwaarde Effect (…).’,
- rekenvoorbeelden voor het Overwaarde Effect product, waarbij met variërende koersstijgingen en verschillende maandbedragen uiteengezet wordt wat de gevolgen daarvan zijn voor de waarde van de aandelen, het dividend, de restant hoofdsom, de uiteindelijke uitkering en de vermogensrendementsheffing,
- een stuk met opschrift ‘acceptatiebevestiging hypothecaire lening’ van 9 juli 2001, betreffende een geldlening van NLG 185.000,00, waarbij [eiser] als geldnemer staat vermeld en BLG Hypotheekbank N.V. als geldgever,
- een nota van afrekening van 30 juli 2001 gericht aan [eiser] , betreffende een hypothecaire geldlening van NLG 185.000,00.
4.10.
Met deze stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
In elk geval staat voldoende vast dat sprake is geweest van een huisbezoek door de tussenpersoon. Met het overgelegde Persoonlijk Financieel Plan wordt voldoende onderbouwd dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eiser] en dat aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van [eiser] de tussenpersoon heeft geadviseerd het product aan te schaffen. Toegelicht is dat de tussenpersoon ook een ander financieel product heeft geadviseerd, zoals een hypotheek, waarmee de tussenpersoon zich aldus niet heeft beperkt tot het geven van algemene informatie over de verschillende beleggingen of over effectenleaseproducten. Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eiser] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website, brochures, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en dergelijke) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eiser] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser]4.14. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. De hypotheekschade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). De wettelijke rente wordt, als onvoldoende bestreden, toegewezen over het bedrag aan schadevergoeding voor zover deze nog door Dexia verschuldigd is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
proceskosten
4.17.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.18.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
verklaart voor recht dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 103,83
b. griffierecht € 499,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 1.262,83
5.5.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.W. van der Veen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: RJ