ECLI:NL:RBOVE:2023:1133

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
ak_22_207
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres na beoordeling van arbeidsgeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering beoordeeld. Eiseres, werkzaam als apothekersassistente, had zich op 28 april 2020 ziek gemeld met psychische klachten. Het UWV beëindigde haar uitkering per 7 augustus 2021, wat eiseres aanvecht. De rechtbank behandelt het beroep op 20 februari 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig zijn, terwijl het UWV zich afmeldt. De rechtbank constateert dat eiseres geen toestemming heeft gegeven voor het delen van medische gegevens met haar ex-werkgever, waardoor deze gegevens niet inhoudelijk worden besproken. De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres meer dan 65% arbeidsgeschikt is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld en concludeert dat er geen noodzaak is voor een lichamelijk onderzoek, gezien de aard van de klachten en beschikbare informatie. De rechtbank oordeelt dat het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht heeft beëindigd, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/207

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Aslan,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: P. Spoelstra.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) uit Almelo (ex-werkgever),
gemachtigde: Y.J. Talan.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Met het besluit van 6 juli 2021 heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres vanaf 7 augustus 2021 beëindigd.
Met het bestreden besluit van 15 december 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de zoon van eiseres. Het UWV heeft zich afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat eiseres geen toestemming heeft verleend voor het toezenden van stukken aan ex-werkgever die medische gegevens bevatten. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven en medische terminologie zoveel mogelijk vermijden.
De rechtbank beoordeelt of het UWV de ZW-uitkering van eiseres vanaf 7 augustus 2021 terecht heeft beëindigd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
1.1
Eiseres was werkzaam als apothekersassistente bij ex-werkgever voor 26,90 uur per week. Haar dienstverband liep van 1 mei 2019 tot 1 mei 2020. Eiseres heeft zich op
28 april 2020 ziek gemeld met psychische klachten.
1.2
In het kader van de Eerstejaars ZW-beoordeling heeft medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
2.1
Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres meer dan 65% arbeidsgeschikt is. Na medisch onderzoek is een functionele mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld, waarin de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd. Vervolgens heeft arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden en heeft een arbeidsdeskundige functies geselecteerd die eiseres met haar beperkingen nog kan uitvoeren. Met deze functies kan eiseres 88,21% verdienen van het loon dat zij kreeg voordat zij ziek werd, zodat zij voor meer dan 65% arbeidsgeschikt wordt geacht.
2.2.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar ZW-uitkering moet worden voortgezet.
Eiseres heeft tijdens de zitting gesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd.
2.2.2
Eiseres is verder van mening dat het UWV haar klachten en beperkingen heeft onderschat. Eiseres stelt dat haar fysieke klachten onvoldoende terugkomen in de FML van 7 december 2021. Eiseres is en wordt voor haar fysieke klachten uitgebreid behandeld. Vanwege haar fysieke klachten hadden beperkingen moeten worden toegekend, met name ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. De beperkingen uit de FML van 2015 hadden volgens eiseres overgenomen moeten worden, omdat van de fysieke klachten van toen nog steeds sprake is. Eiseres stelt verder dat met de FML ook niet voldoende tegemoet wordt gekomen aan haar psychische klachten. Ook hiervoor wordt eiseres behandeld. In de FML dienen aanvullende beperkingen voor afleiding door anderen en hoog handelingstempo opgenomen te worden. Daarnaast vindt eiseres dat de toegekende urenbeperking onvoldoende is. Zij wijst erop dat zij 12 uur per dag slaapt. Eiseres heeft haar standpunt onderbouwd met informatie van haar huisarts van
25 februari 2022, informatie van haar behandelend specialist van 16 maart 2022 en ongedateerde informatie van haar fysiotherapeut. Tijdens de zitting heeft eiseres de genoemde FML uit 2015 overhandigd.
2.2.3
Verder stelt eiseres dat zij de functie medewerker postverzorging vanwege haar fysieke klachten niet kan uitvoeren, omdat daar de normaalwaarde voor tillen wordt overschreden. Eiseres vindt deze functie ook niet geschikt, omdat zij vanwege haar psychische klachten niet in hoog tempo werkzaamheden kan verrichten en dit in deze functie wel vereist is. Daarnaast meent eiseres dat de functie inpakker voor haar niet geschikt is, omdat deze de normaalwaarde voor reiken overschrijdt. Eiseres kan deze functie evenmin uitvoeren omdat hier volgens haar sprake is van verhoogd persoonlijk risico en zij daarvoor beperkt is. Verder stelt eiseres dat zij de functie archiefmedewerker niet kan uitoefenen, omdat daarbij stof vrij komt en dit haar fysieke belastbaarheid overschrijdt. Ook is eiseres van mening dat zij de functie productiemedewerker industrie niet kan uitvoeren, omdat zij in deze functie wordt afgeleid door anderen en zij zich voor dit item beperkt acht.
2.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een nader rapport van 29 december 2022 uitgebracht en de FML aangepast. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 12 januari 2023 nader gerapporteerd. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat eiseres meer dan 65% arbeidsgeschikt is.
Beoordelingskader
3. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit [1] .
Overwegingen van de rechtbank
4.1
De rechtbank moet beoordelen of het UWV eiseres vanaf 7 augustus 2021 terecht meer dan 65% arbeidsgeschikt heeft geacht. Daartoe zal de rechtbank het medisch en arbeidskundig onderzoek beoordelen.
Zorgvuldigheid onderzoek
4.2
Voorafgaand aan het besluit van 6 juli 2021 heeft een arts van het UWV medisch onderzoek verricht. Hij heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres gezien op zijn spreekuur. Deze arts heeft een algemeen lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Een nader lichamelijk onderzoek heeft niet plaatsgevonden, omdat de psychische problematiek de boventoon voerde. De arts heeft eiseres psychisch onderzocht. Zijn bevindingen zijn vastgelegd in zijn rapport van 28 juni 2021. Dit rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
Uit het rapport van 7 december 2021 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier van eiseres heeft bestudeerd. Deze verzekeringsarts was aanwezig bij de hoorzitting, die via een beeldverbinding heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres tijdens de (digitale) hoorzitting geobserveerd en met haar gesproken. Deze verzekeringsarts heeft tevens de door eiseres in de bezwaarprocedure overgelegde informatie bij haar beoordeling betrokken.
4.3
Uit de uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021 [2] volgt dat als een betrokkene in de primaire fase niet is onderzocht door een verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de bezwaarfase wel een spreekuurcontact met een verzekeringsarts moet hebben plaatsgevonden. Dit is in beginsel alleen anders als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
4.4
In de uitspraak van 18 januari 2023 [3] heeft de CRvB overwogen dat een hoorzitting (waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig is) niet kan worden gelijkgesteld met (de beslotenheid van) een spreekuur. Dit neemt niet weg dat zich bijzondere situaties kunnen voordoen waarbij na de hoorzitting een compleet beeld bestaat van de beperkingen en aan een apart, aansluitend spreekuur geen behoefte meer bestaat.
4.5
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uitgelegd waarom zij fysieke aanwezigheid bij een hoorzitting en een spreekuurcontact niet nodig vindt. Volgens haar is in het bezwaarschrift al uitgebreide informatie vermeld en werd tijdens de hoorzitting de situatie verder toegelicht. Door de aanwezigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de (digitale) hoorzitting, haar eigen observatie en de opgevraagde gegevens van de huisarts en behandelaar van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie om een zorgvuldig oordeel te kunnen vormen over de medische situatie per datum in geding. Een extra spreekuur met vragen die reeds zijn gesteld en een observatie die reeds is gedaan tijdens de hoorzitting vindt zij dan niet meer van meerwaarde.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee op inzichtelijke en toereikende wijze heeft gemotiveerd waarom een lichamelijk onderzoek tijdens een fysiek spreekuurcontact in de bezwaarfase in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie geen toegevoegde waarde had. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het UWV zorgvuldig is verricht.
Medisch onderzoek
4.7
Volgens de (primaire) arts voldoet eiseres niet aan de criteria voor een urenbeperking. Van verminderde beschikbaarheid, energetische en preventieve redenen is volgens de arts geen sprake. De arts vindt het wel verstandig om eiseres niet in de nacht te laten werken. Vanwege de mentale klachten heeft de arts beperkingen aangenomen in de rubrieken 1 en 2 ‘persoonlijk functioneren’ en ‘sociaal functioneren’.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat voor de psychische beperkingen uit van de diagnoses, die volgens eiseres ook aan de orde zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 7 december 2021 uitgelegd waarom vanwege de fysieke en psychische klachten op de datum in geding, 7 augustus 2021, niet meer beperkingen gelden. De verzekeringsarts heeft dit gebaseerd op het onderzoek van de arts, haar eigen observatie en de medische informatie in het dossier.
Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep overschat eiseres de ernst van haar klachten. De door eiseres gestelde ernst kan op basis van de beschikbare medische informatie en het medisch onderzoek van de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet worden verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toch meer beperkingen aangenomen, omdat de arts gestelde diagnoses en gevolgen van medicatiegebruik niet heeft meegewogen. Verder heeft zij een urenbeperking van maximaal 8 uur per dag en maximaal 40 uur per week toegevoegd. Voor het overige heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de visie van de arts onderschreven.
In de FML van 7 december 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen opgenomen in de rubrieken 1 ‘persoonlijk functioneren’, 2 ‘sociaal functioneren’, 3 ‘fysieke omgevingseisen’ en 6 ‘werktijden’.
In haar rapport van 29 december 2022 is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op de beroepsgronden. Zij ziet voor meer fysieke beperkingen onvoldoende medische onderbouwing. Op grond van de eerdere medische gegevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgesteld dat in 2006 kennelijk sprake is geweest van een aanrijding waarbij eiseres een aandoening heeft opgelopen, waarvan zij nog steeds hinder heeft. Verder heeft zij in 2014/2015 aspecifieke fysieke klachten ontwikkeld. Dat was destijds reden om milde beperkingen voor fysieke belasting op te nemen in de FML van 18 augustus 2015. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst erop dat eiseres daarna echter nog meerdere jaren werkzaam is geweest in functies als farmaceutisch hulpkracht en apothekersassistente, feitelijk vergelijkbaar met het werk waarvoor zij eerder was uitgevallen en met het werk waaruit zij in april 2020 uitviel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat eiseres ditmaal is uitgevallen met psychische klachten, niet omdat zij het werk fysiek niet aankon. De verzekeringsarts bezwaar en beroep noemt dat de bedrijfsarts in zijn medische gegevens in december 2020 slechts terloops meldt dat eiseres nog last heeft van fysieke klachten door de aandoening die het gevolg was van de aanrijding, maar geen reden ziet daarvoor beperkingen op te nemen. Ook uit de informatie van de huisarts komen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen objectiveerbare afwijkingen naar voren die beperkingen voor arbeid rechtvaardigen. Eiseres heeft zich wel enkele malen met fysieke klachten gemeld bij de huisarts, maar aanvullend onderzoek heeft geen afwijkingen getoond. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert dat wel een mogelijke aandoening is genoemd, maar verwijzing naar een behandelaar voor nadere diagnostiek heeft niet plaatsgevonden en de diagnose is niet gesteld. Het dragen van podologische zooltjes is naar de mening van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zich geen reden om beperkingen voor arbeid aan te nemen. Uit de verzamelde medische gegevens krijgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep de indruk dat de fysieke klachten vooral optreden bij stresserende omstandigheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat er dan ook van uit dat bewegen binnen de relatief lage referentiewaarden van het CBBS de gezondheid van eiseres niet zal schaden.
Voor een beperking ten aanzien van geen afleiding door activiteiten van anderen ziet de verzekeringsarts geen aanleiding. Nergens uit het dossier blijkt dat sprake is van verhoogde afleidbaarheid.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de allergie voor huisstofmijt en werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is als beperkingen toegevoegd aan de FML. Bij routinematige handelingen (bijvoorbeeld bij montagewerkzaamheden van kleine onderdelen) acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep een hoog handelingstempo wel mogelijk, bij complexe taken kan dit echter niet.
Een verdergaande urenbeperking is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde. Zij verwijst naar het rapport van 7 december 2021. Verder wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop dat de nieuw ingebrachte informatie van de behandelaar van
16 maart 2022 ziet op de situatie na de datum in geding en niet wezenlijk anders is dan de veel dichter bij de datum in geding liggende brief van dezelfde behandelaar van november 2021.
4.8
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in beroep een nieuwe FML van
29 december 2022 opgesteld. In rubriek 1 ‘persoonlijk functioneren’ is toegevoegd dat eiseres aangewezen is op arbeid waarin geen hoog handelingstempo vereist is. In routinematige taken is wel hoog handelingstempo toegestaan, in complexe taken niet. Verder heeft de verzekeringsarts in rubriek 3 ‘fysieke omgevingseisen’ opgenomen dat sprake is van allergie voor pollen en huisstofmijt. Hierbij gaat het met name om overmatige blootstelling aan huisstof.
4.9
Met de rapporten van 7 december 2021 en 29 december 2022 is de belastbaarheid van eiseres, zoals vastgelegd in de FML van 29 december 2022, overtuigend toegelicht. Dat eiseres zwaardere beperkingen zegt te hebben, betekent niet zonder meer dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is immers niet alleen wat eiseres ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen. Het enkele feit dat in 2015 fysieke beperkingen zijn aangenomen, betekent niet dat die beperkingen op de datum in geding, 7 augustus 2021, ook moeten gelden. Het gaat immers om de beperkingen op de datum in geding. De in beroep overgelegde informatie van de fysiotherapeut werpt geen ander licht op de medische situatie van eiseres. De tijdens de zitting genoemde ontwikkeling dat eiseres voor haar fysieke klachten is doorverwezen naar een specialist is van na de datum in geding. Naar aanleiding van wat is gesteld over de urenbeperking wijst de rechtbank erop dat uit het dossier niet blijkt dat eiseres wordt geadviseerd 12 uur per dag te slapen. De FML van 29 december 2022 bevat beperkingen en er is geen reden om aan te nemen dat deze beperkingen niet voldoende zijn.
Arbeidskundig onderzoek
4.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft volgens het rapport van
13 december 2021 voor eiseres de volgende functies geselecteerd: archiefmedewerker (SBC-code 315132), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) en assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041). Aanvullend heeft de arbeidsdeskundige nog de functies medewerker postverzorging (intern) (SBC-code 315140) en inpakker (handmatig) (SBC-code 111190) geduid.
Naar aanleiding van de aangepaste FML van 29 december 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 12 januari 2023 de geselecteerde functies op geschiktheid beoordeeld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is ook ingegaan op de beroepsgronden over de geselecteerde functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de functie archiefmedewerker (SBC-code 315132) laten vervallen. De overige functies zijn nog steeds passend bevonden voor eiseres.
4.11
Uitgaande van de juistheid van de FML van 29 december 2022 is het aannemelijk dat eiseres in staat is om deze aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. De arbeidsdeskundigen bezwaar en beroep hebben in hun rapporten van 13 december 2021 en 12 januari 2023 uitgelegd waarom eiseres geschikt is voor deze functies. De eisen voor de functies en de belastbaarheid van eiseres zijn met elkaar vergeleken. Wanneer bij deze vergelijking is gesignaleerd dat de belastbaarheid van eiseres mogelijk wordt overschreden, hebben de arbeidsdeskundigen bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat de functies toch passend zijn.
Uit het rapport van 13 december 2021 blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overlegd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de tilbelasting in de functie medewerker postverzorging (intern) (SBC-code 315140) en verhoogd persoonlijk risico bij de functie inpakker (handmatig) (SBC-code 111190). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft erop gewezen dat geen beperking geldt voor tilbelasting. Zij heeft toegelicht dat het hier bij verhoogd persoonlijk risico gaat om het voorkomen of beperken van risico’s op groot letsel. Zij acht de specifieke functie daarom niet medisch bezwaarlijk en dus geschikt. De rechtbank begrijpt de uitleg zo dat in deze functie geen sprake is van verhoogd persoonlijk risico op groot letsel. Hiermee is afdoende gemotiveerd waarom in deze functies de belastbaarheid voor eiseres op deze punten niet wordt overschreden.
In het rapport van 12 januari 2023 is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook ingegaan op wat in beroep is gesteld over afleiding door anderen in de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft erop gewezen dat eiseres op dit punt niet beperkt wordt geacht.
Naar aanleiding van wat is gesteld over hoog handelingstempo in de functie postverzorging (intern) (SBC-code 315140) heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiseres volgens de FML een langdurig verhoogd tempo niet aan kan. In routinematige taken is een hoog handelingstempo wel toegestaan, in complexe taken niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat met ‘hoog handelingstempo’ werk wordt bedoeld waarbij sprake is van handelingen die continu in een tempo worden uitgevoerd dat beduidend hoger ligt dan het gebruikelijke handelingstempo in gangbare arbeid. Het gaat hierbij niet om de snelheid van reageren, maar om een hoog tempo als gevolg van de eisen in de functie als geheel. In die zin bestaat er een relatie met een aantal beoordelingspunten, waarbij bepalend is of betrokkene hier al dan niet beperkt is. De conclusie is dat er geen fysieke beperkingen zijn die, in combinatie met het functieniveau en het routinematige karakter, een hoog handelingstempo in de weg staan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep benadrukt dat in deze functie deze belasting een half uur per dag voor komt.
Naar aanleiding van wat is gesteld over reiken en frequent reiken in de functie inpakker (handmatig) (SBC-code 111190) overweegt de rechtbank het volgende. In de resultaatfunctiebeoordeling van 13 december 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht waarom deze onderdelen van de functie de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. De arbeidsdeskundige wijst erop dat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt geen beperkingen gelden en dat ook geen limiet is ingesteld. De arbeidsdeskundige acht de belasting op deze punten dan ook acceptabel. Hiermee is voldoende toegelicht waarom deze functie op deze punten voor eiseres geschikt kan worden geacht. De rechtbank wijst daarbij nog op de Basisinformatie CBBS van mei 2020, waaruit blijkt dat de referentiewaarden op een relatief laag niveau zijn vastgesteld.
In het rapport van 12 januari 2023 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook de totaalbelasting van de functies beoordeeld. Hiermee is de geschiktheid van de functies voor eiseres voldoende overtuigend toegelicht.
4.12
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 12 januari 2023 op basis van de functies geconcludeerd dat eiseres 87,37% arbeidsgeschikt is.
Slotsom
4.13
Het voorgaande betekent dat het UWV de mate van arbeidsgeschiktheid van eiseres vanaf 7 augustus 2021 terecht heeft vastgesteld op meer dan 65%. Het UWV heeft de ZW-uitkering van eiseres dan ook terecht beëindigd. Het bestreden besluit blijft in stand.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.H. Harbers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920