ECLI:NL:RBOVE:2022:780

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/08/263859 / HA ZA 21-136
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tussentijds hoger beroep in civiele procedure tussen Rederij Eureka B.V. en Gemeente Deventer

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Overijssel op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaak tussen Rederij Eureka B.V. en de Gemeente Deventer. De gemeente had verzocht om tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis van 8 december 2021, waarin de rechtbank had geoordeeld dat het beroep van de gemeente op verjaring faalde en dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld tegenover Rederij Eureka. De rechtbank overweegt dat tussentijds hoger beroep in beginsel is uitgesloten om fragmentatie van de procedure te voorkomen, maar dat er uitzonderingen zijn wanneer de rechter dat bepaalt. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de gemeente tot tussentijds hoger beroep moet worden toegewezen, omdat de beslissingen in het tussenvonnis van 8 december 2021 bindende einduitspraken zijn die tot de kern van het geschil behoren. De rechtbank acht het openstellen van hoger beroep niet onredelijk en stelt dat de kans op een minnelijke regeling op dit moment minder kansrijk is dan na een eventueel hoger beroep. De rechtbank merkt op dat de appeltermijn vanaf de uitspraak van vandaag gaat lopen. De geplande mondelinge behandeling op 10 mei 2022 zal geen doorgang vinden totdat op het beroep is beslist.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/263859 / HA ZA 21-136
Vonnis van 16 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
REDERIJ EUREKA B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
eiseres,
advocaat mr. J.M. van Koeveringe-Dekker te Middelburg,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DEVENTER,
zetelend te Deventer,
gedaagde,
advocaat mr. E. Beele te Tilburg.
Partijen zullen hierna Rederij Eureka en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 december 2021;
  • de akte uitlating van Rederij Eureka;
  • de antwoordakte van de gemeente;
  • de akte uitlating verzoek tussentijds appel van Rederij Eureka.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij antwoordakte heeft de gemeente gereageerd op de akte uitlating van Rederij Eureka. Daarbij heeft de gemeente tevens verzocht om tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 8 december 2021 toe te staan. Daartoe voert de gemeente aan dat het voortgezet debat, dat partijen blijkens rechtsoverweging 4.24 van dit tussenvonnis met elkaar zouden moeten voeren en waarin partijen rekening zouden moeten houden met een door de rechtbank te benoemen deskundige, dusdanig complex en omvangrijk is dat het aanbeveling verdient om eerst vast te stellen of dit debat überhaupt nodig is. De gemeente stelt dat het belang van Rederij Eureka bij een voortvarende behandeling van de zaak niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van een omvangrijke vervolgprocedure waarbij het, gelet op het financiële belang van de zaak, aannemelijk is dat in ieder geval één der partijen zich met het uiteindelijk door de rechtbank te wijzen vonnis niet zal kunnen verenigen en de hele zaak alsnog in appel aan de orde zal worden gesteld.
2.2.
Rederij Eureka meent dat het verzoek van de gemeente tot tussentijds hoger beroep moet worden afgewezen. Daartoe voert Rederij Eureka aan dat zij recht en belang heeft bij een compleet oordeel van de rechtbank en dat honorering van dit verzoek betekent dat het gerechtshof slechts als eerste en enige feitelijke instantie een oordeel geeft over de (omvang van de) schade. Verder wijst Rederij Eureka erop dat de rechtbank door het hanteren van strakke termijnen en het agenderen van een mondelinge behandeling (10 mei 2022) reeds de nodige voortvarendheid heeft betracht.
2.3.
De rechtbank overweegt dat de hoofdregel is dat tussentijds hoger beroep van tussenvonnissen in artikel 337 lid 2 Rv is uitgesloten om fragmentatie van de instructie van de zaak, vertraging en processuele complicaties, een en ander als gevolg van tussentijds hoger beroep, tegen te gaan en aldus de doelmatigheid en snelheid van de procedure te bevorderen. Een uitzondering op de hoofdregel is dat tussentijds hoger beroep open staat als “de rechter [dat] heeft bepaald” (artikel 337 lid 2 Rv), al dan niet op verzoek van (één van) partijen.
2.4.
Bij het tussenvonnis van 8 december 2021 heeft de rechtbank, kort samengevat, geoordeeld dat het beroep van de gemeente op verjaring faalt (r.o. 4.1 en 4.2). Voorts heeft de rechtbank overwogen dat niet geoordeeld kan worden dat de gemeente de toezegging ten overstaan van de Afdeling, met betrekking tot het realiseren van de voorzieningen aan de stadszijde van de IJssel, niet (volledig) is nagekomen en dat de gemeente op dit punt dus niet onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Rederij Eureka (r.o. 4.4 t/m 4.11). Tot slot heeft de rechtbank de vraag bevestigend beantwoord of (de raad van) de gemeente tegenover Rederij Eureka een rechtens afdwingbare toezegging heeft gedaan dat zij, naast het treffen van feitelijke maatregelen met betrekking tot de inrichting van de alternatieve locaties, de schade zal vergoeden die redelijkerwijs niet voor rekening van Rederij Eureka behoort te blijven (r.o. 4.12 t/m 4.21). Vervolgens heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating aan de zijde van Rederij Eureka over de (omvang van de) schade, waarna de gemeente een antwoordakte kon nemen. Beide partijen hebben bedoelde akten genomen.
2.5.
De rechtbank overweegt dat de genomen beslissingen in het tussenvonnis van 8 december 2021 bindende einduitspraken zijn die tot de kern van het geschil behoren. Verder is in dit geval sprake van een situatie waarin is beslist op een rechtsvraag die doorwerkt in de verdere behandeling van de zaak, omdat een andere beslissing tot een aanzienlijke bekorting van de procedure zou hebben geleid en omdat een kostbaar onderzoek door een deskundige aangewezen lijkt (zie r.o. 4.24 van het tussenvonnis van 8 december 2021). In het licht van deze omstandigheden, leidt het openstellen van hoger beroep niet tot onredelijke vertraging van de procedure.
Gelet op de stellingname van de gemeente, acht de rechtbank de kans op een minnelijke regeling op dit moment minder kansrijk dan na een eventueel doorlopen hoger beroep.
2.6.
Tegen deze achtergrond zal de rechtbank het verzoek van de gemeente tot tussentijds hoger beroep toewijzen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de rechter in hoger beroep, wanneer hij het tussenvonnis bekrachtigt, de zaak in beginsel terugwijst naar de rechtbank om op de hoofdzaak te beslissen (artikel 355 Rv). Wanneer de rechter in hoger beroep het tussenvonnis vernietigt, kan hij de zaak aan zich houden om in hoger beroep op de hoofdzaak te beslissen (artikel 356 Rv). Daarbij zal enerzijds rekening gehouden worden met het belang van partijen dat de zaak in twee feitelijke instanties kan dienen en anderzijds met het belang van een doelmatige afdoening. De vrees van Rederij Eureka dat zij door toewijzing van het onderhavige verzoek hoe dan ook een feitelijke instantie mist als het gaat om de vaststelling van de schade, is dus niet terecht. Wel terecht is het dat Rederij Eureka het risico aanwezig ziet dat de rechter in hoger beroep de zaak aan zich zal houden. Dit staat echter aan het toewijzen van het verzoek van de gemeente niet in de weg. Allereerst omdat dit een risico is dat de wetgever in zijn algemeenheid aanvaardbaar heeft bevonden in het geval van vernietiging van een tussenvonnis, en daarnaast omdat de rechter in hoger beroep, zoals gezegd, in een dergelijk geval het belang van Rederij Eureka in zijn afweging zal betrekken.
2.7.
Het voorgaande betekent dat, als hoger beroep tegen het tussenvonnis van 8 december 2021 wordt ingesteld, de geplande mondelinge behandeling op dinsdag 10 mei 2022 om 13:30 uur geen doorgang zal vinden en dat de procedure wordt geschorst totdat op het beroep is beslist. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de appeltermijn vanaf vandaag gaat lopen (zie recent HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1924, r.o. 3.2.4).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst toe het verzoek van de gemeente om tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 8 december 2021 toe te staan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.A.M. Essed, H.J.H. van Meegen en D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022. [1] (PS)

Voetnoten

1.type: