Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
en [eiser](eiser),
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Overwegingen
Verder betogen eisers dat de Verordening in strijd is met de GW, omdat de tariefstelling van de forensenbelasting afhankelijk wordt gemaakt van het vermogen. Eisers stellen zich daarbij op het standpunt dat verweerder in de bestreden uitspraak op bezwaar ten onrechte een beroep heeft gedaan op de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2015 [1] in welke uitspraak ten onrechte wordt overwogen dat het begrip vermogen niet is gedefinieerd. Het begrip vermogen wordt volgens eisers op een indirecte manier gedefinieerd zoals bevestigd door de persvoorlichter van de rijksoverheid die schrijft dat de WOZ-waarde van een recreatiewoning tot het (indirect) vermogen behoort. Bij de uitspraak op bezwaar verwijst verweerder naar de memorie van toelichting van de totstandkoming van het huidige artikel 219 van de GW echter dit stuk is niet (eenvoudig) terug te vinden op de site van de overheid. Dat zoals verweerder bij uitspraak op bezwaar aangeeft de WOZ-waarde ook grondslag is voor andere gemeentelijke belastingen is niet relevant. Ten slotte heeft verweerder niet bewezen dan wel aannemelijk gemaakt dat de bestreden aanslag is getoetst aan het gelijkheidsbeginsel.