ECLI:NL:RBOVE:2022:4096

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
08.155674.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met letsel als gevolg

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van geweld tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op 30 augustus 2020 in Enschede. De verdachte heeft samen met een medeverdachte geweld gebruikt, waarbij [slachtoffer 2] een gebroken jukbeen opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft geduwd en getrapt, en dat hij een vliegende trap in de richting van [slachtoffer 1] heeft gemaakt. De rechtbank oordeelde dat er geen geslaagd beroep op noodweer of noodweerexces was, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 2.424,90, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.155674.21 (P)
Datum vonnis: 18 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.I. Sarantoudis en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) dan wel dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Enschede, althans in Nederland openlijk, te weten op/aan de Oude Markt, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door:
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen in/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam te slaan/stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] een of meerdere malen ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen (met kracht) te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] een of meerdere malen ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen (met kracht) te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen de buik, althans op/tegen het lichaam te

schoppen/trappen en/of

- die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- een (zogenoemde) vliegende trap te maken in de richting van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Enschede, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen (met kracht) te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen de buik, althans op/tegen het lichaam te

schoppen/trappen en/of

- die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft kanttekeningen geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaringen in het dossier, maar zich verder niet uitgelaten over de bewijsvraag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en van wat ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 30 augustus 2020 rond 02:30 uur lopen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] - komend vanuit de richting van het Van Heekplein - over de Oude Markt in Enschede. Verdachte komt samen met medeverdachte [medeverdachte] en een derde persoon vanuit de tegenovergestelde richting
- komend vanuit de richting van ‘De Muur’ - aanlopen. Bij het passeren raakt de schouder van [slachtoffer 2] de schouder van [medeverdachte] . [slachtoffer 2] en [medeverdachte] draaien zich naar elkaar om en [slachtoffer 2] loopt op [medeverdachte] af, totdat hij dicht op [medeverdachte] staat. Binnen een tijdsbestek van enkele seconden geeft [medeverdachte] [slachtoffer 2] een vuistslag in het gezicht, waarop [slachtoffer 2] ten val komt. [slachtoffer 2] staat op en loopt weer op [medeverdachte] af, waarop [medeverdachte] hem nogmaals een vuistslag in het gezicht geeft en [slachtoffer 2] weer ten val komt. [slachtoffer 2] loopt een gebroken jukbeen op. Verdachte geeft [slachtoffer 1] een duw, trapt hem tegen het lichaam en maakt een (zogenaamde) vliegende trap in de richting van [slachtoffer 1] .
Openlijke geweldpleging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verdachte had hierin een actieve rol en heeft dus een voldoende significante bijdrage aan de ten laste gelegde geweldshandelingen geleverd. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft geduwd, hem tegen het lichaam heeft getrapt en een vliegende trap in de richting van [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Uit de bewijsmiddelen komt bovendien naar voren dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft verricht. De rechtbank leidt uit het handelen van verdachte af dat hij opzet heeft gehad op het geweld en op het samen plegen van dat geweld. Omdat sprake is van het plegen van openlijk geweld is verdachte verantwoordelijk voor zijn eigen handelen én voor het handelen van degene met wie hij dat geweld gepleegd heeft, te weten [medeverdachte] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2020 te Enschede, openlijk, te weten op de Oude Markt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door:
- die [slachtoffer 2] meerdere malen tegen het gezicht te stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] meerdere malen ten val is gekomen en
- die [slachtoffer 1] te duwen en
- die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te trappen en
- een (zogenoemde) vliegende trap te maken in de richting van die [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Noodweer
5.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de door verdachte begane geweldshandelingen tijdens het conflict met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gerechtvaardigd waren, omdat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van medeverdachte [medeverdachte] . De verdachte had enkel één doel voor ogen: het ontzetten van medeverdachte [medeverdachte] . Met zijn handelen is verdachte binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit gebleven.
5.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt.
5.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding. De verdediging hiertegen moet noodzakelijk en geboden zijn door de omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van medeverdachte [medeverdachte] . Het beroep op noodweer van verdachte slaagt daarom niet.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] hem, toen zij elkaar passeerden op de Oude Markt, moedwillig heeft aangestoten en vervolgens op medeverdachte [medeverdachte] is afgelopen totdat hij heel dicht op medeverdachte [medeverdachte] stond. [slachtoffer 2] bevond zich naar eigen zeggen van medeverdachte [medeverdachte] in zijn “personal space”. Volgens medeverdachte [medeverdachte] zou [slachtoffer 2] onder invloed zijn geweest en dreigende taal en gebaren hebben gebruikt. Medeverdachte [medeverdachte] voelde zich bedreigd, mede gelet op de vele gewelddadige voorvallen in de binnenstad van Enschede in die periode.
De rechtbank overweegt dat op de camerabeelden, die ter zitting zijn afgespeeld, inderdaad is te zien dat [slachtoffer 2] medeverdachte [medeverdachte] dicht nadert. Wat daar niet op te zien is, en wat ook niet op andere wijze aannemelijk is geworden, is dat [slachtoffer 2] een dreigende houding aanneemt (door dreigende taal en/of gebaren te gebruiken). Als de rechtbank daar veronderstellenderwijs vanuit gaat, dan levert het aannemen van een dreigende houding nog geen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of onmiddellijke dreiging voor een aanranding op. Immers, enkel de vrees dat men zal worden aangerand door iemand die een dreigende houding aanneemt, welke vrees zelfs denkbeeldig kan zijn aangezien een dreigende houding bij een bedreiging kan blijven, kan nooit rechtvaardiging zijn om zelf tot aanval over te gaan en een strafbaar feit te plegen. [1]
Ook indien geoordeeld zou worden dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding slaagt het beroep op noodweer niet, omdat het handelen van verdachte niet als noodzakelijk en proportioneel kan worden aangemerkt. Verdachte bevond zich op een groot plein, werd niet ingesloten, en had dus weg kunnen lopen. Verdachte werd bovendien vergezeld door medeverdachte [medeverdachte] en een derde persoon. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hebben een vechtsportachtergrond. Mede tegen die achtergrond bezien heeft verdachte onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet op een andere manier kon handelen, bijvoorbeeld door fors minder geweld te gebruiken.
5.2
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Noodweerexces
6.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is geweest van noodweerexces.
6.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweerexces toekomt.
6.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweerexces moet sprake zijn van een overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging die het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, die is veroorzaakt door een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding.
Van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van medeverdachte [medeverdachte] is de rechtbank niet gebleken. Nu daarmee het beroep op noodweer niet slaagt, kan – in het verlengde daarvan – ook geen sprake zijn van noodweerexces.
Er zijn daarmee en ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte was met vrienden in het centrum van Enschede toen er een vechtpartij ontstond tussen enerzijds verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en anderzijds [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , waarbij verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Door zo te handelen, zonder dat dit nodig was, heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Ook veroorzaakt dit handelen onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen. Die geven als uitgangspunt bij openlijke geweldpleging begaan tegen personen, zonder dat sprake is van lichamelijk letsel, een taakstraf voor de duur van 120 uur.
Mede gelet op het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde feit en dit vonnis en het strafblad van verdachte van 17 augustus 2022 waaruit blijk dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en na het bewezenverklaarde feit niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een taakstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen hechtenis indien verdachte deze straf niet naar behoren verricht.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.424,90 [tweeduizendvierhonderdenvierentwintig euro en negentig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade van € 424,90 bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico (€ 250,20)
- consult orthodontist (€ 45,70)
- horloge (€ 129,00)
Ter vergoeding van immateriële schade (smartengeld) wordt een bedrag van € 2.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen geweldhandelingen tegen de benadeelde partij heeft verricht. Verder verzoekt de raadsman de rechtbank om rekening te houden met de eigen schuld van de benadeelde partij en de vordering als ongegrond af te wijzen. De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat de benadeelde partij zelf de confrontatie met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft gezocht.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2] vordert in de strafzaak van verdachte dezelfde schade als in de strafzaak van medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank begrijpt daaruit dat de hoofdelijke veroordeling van beide verdachten is gevorderd en overweegt in dat kader als volgt.
Artikel 6:166 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de tot een groep behorende personen die deze bepaling in het leven roept, leidt ertoe dat de benadeelde die ten gevolge van een gedraging in groepsverband schade heeft geleden ter verkrijging van volledige vergoeding daarvan ermee kan volstaan één van de tot de desbetreffende groep behorende personen aan te spreken. Blijkens de wetsgeschiedenis voorziet de regeling van artikel 6:166 BW in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband. [2]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Beide verdachten zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor het geheel van het in groepsverband gepleegde geweld en de gevolgen daarvan. Het is dan ook niet van belang, zoals de verdediging heeft betoogd, dat verdachte zelf geen geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] heeft verricht. De rechtbank concludeert dat aan de vereisten van artikel 6:166 BW is voldaan, zodat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de door de benadeelde partij geleden schade.
Wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding zijn de opgevoerde schadeposten onvoldoende gemotiveerd betwist en bovendien voldoende onderbouwd en aannemelijk. Dit betekent dat toewijsbaar is het gevorderde bedrag van € 424,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, namelijk 30 augustus 2020.
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een gebroken jukbeen. Artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW geeft in dat geval aanspraak op immateriële schadevergoeding.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de immateriële schadevergoeding rekening gehouden met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 2.000,00 billijk. De rechtbank zal dat bedrag dan ook toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2020.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schadevergoedingsverplichting van verdachte geheel of gedeeltelijk te verminderen, omdat de benadeelde partij een aandeel in het ontstaan van de schade zou hebben gehad.
Als dat al zo zou zijn, omdat de benadeelde partij zou hebben gehandeld zoals door verdachte is aangevoerd – wat naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden – dan nog zou het wat de rechtbank betreft billijk zijn de schadevergoedingsplicht aan de zijde van verdachte geheel in stand te laten. Het aandeel van de benadeelde partij weegt in dat geval niet op tegen het aandeel van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 34 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf
:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (zestig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.424,90 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij: van een bedrag van
€ 2.424,90 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.424,90, (zegge: tweeduizendvierhonderdvierentwintig euro en negentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 34 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. P.A.M. Miltenburg en
mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020411838. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 10 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 4 en 5):
Plaats delict : Oude Markt, Enschede
Pleegdatum/tijd : Op zondag 30 augustus 2020 om 02:35 uur
Ik voelde ineens een enorme klap en ik hoorde wat breken. Door de enorme klap ben ik kennelijk achterover gevallen met mijn rug tegen de grond. Ik voelde een enorme pijn aan mijn jukbeen. Ik besefte mij dat die jongen mij kennelijk opzettelijk en met volle kracht met zijn vuist tegen mijn jukbeen had geslagen. Ik kreeg toen wederom een vuistslag van die jongen tegen mijn hoofd. Hij sloeg mij opzettelijk met zijn vuist tegen de linker kant van mijn hoofd, net boven mijn slaap.
2. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 23 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 20 en 21):
Totaal onverwacht kreeg [slachtoffer 2] een rare klap. Hij gaf een klap met de onderkant van zijn handpalm vol op het Jukbeen van [slachtoffer 2] . Ik zag dat [slachtoffer 2] naar de grond ging. Gelijk hierop kreeg [slachtoffer 2] weer een zelfde klap op dezelfde plek in zijn gezicht en ging weer naar beneden.
3. De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer 1] een zet gegeven en een trap tegen het been toen hij medeverdachte [medeverdachte] aanviel. Daarnaast heb ik een vliegende trap gemaakt richting [slachtoffer 1] .
4. Eigen waarneming van deze rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 4 november 2022, van het in het dossier gevoegde multimedia-bestand ‘ESD Oude Markt Humphrey's-2020-08-30 02h00min00s000ms’:
De rechtbank neemt waar dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] over de Oude Markt in Enschede lopen. Verdachte komt samen met medeverdachte [medeverdachte] en een derde persoon vanuit de tegenovergestelde richting aanlopen. Bij het passeren raakt de schouder van [slachtoffer 2] de schouder van medeverdachte [medeverdachte] . [slachtoffer 2] en medeverdachte [medeverdachte] draaien zich naar elkaar om en [slachtoffer 2] loopt op medeverdachte [medeverdachte] af totdat hij dicht op medeverdachte [medeverdachte] staat. Gedurende een tijdsbestek van enkele seconden geeft medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 2] een vuistslag in het gezicht, waarop [slachtoffer 2] naar de grond gaat. [slachtoffer 2] staat op en rent achter medeverdachte [medeverdachte] aan. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , verdachte en medeverdachte [medeverdachte] raken vervolgens uit beeld. De rechtbank neemt waar dat [slachtoffer 1] vervolgens al struikelend weer in beeld komt en daarop ook verdachte, die een vliegende trap richting [slachtoffer 1] maakt.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring van R.B.G. Horsthuis, kaakchirurg bij Medisch Spectrum Twente van 22 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er was sprake van een breuk van het jukbeen links (31-08-2020)
Hoe is dit behandeld?
- Het jukbeen werd op standaardwijze teruggezet door tractie met een haak door een steekincisie van de huid van de wang. Het jukbeen werd daarmee teruggetrokken naar de oorspronkelijke stand.
- Wat is de te verwachten herstelduur?
Tot 10 dagen ongemak in de zin van pijn/zwelling/beperking mondopening. Eventuele uitval van het gevoel van de wangkoon/zijkant neusrug links/tandvlees van de bovenkaak (gevolg van de breuk van het jukbeen, niet de ingreep an sich) kan maanden duren (6-9 maanden).

Voetnoten

1.Zie HR 8 februari 1932, ECLI:NL:HR:1932:BG9439.
2.Zie HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914.