ECLI:NL:RBOVE:2022:4076

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
08/960027-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van Opiumwetmisdrijven en witwassen

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van Opiumwetmisdrijven en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1974, deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat zich bezighield met de invoer van verdovende middelen, waaronder cocaïne, en het witwassen van de opbrengsten daarvan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren. De rechtbank heeft in haar overwegingen de rol van de verdachte binnen de organisatie besproken, evenals de bewijsvoering die de deelname aan de criminele organisatie ondersteunt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen betrokken was bij het lossen van containers met verdovende middelen, maar ook bij het uitvoeren van financiële transacties die verband hielden met de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die de rechtsorde ondermijnen en heeft bijgedragen aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. De rechtbank heeft de gevangenisstraf gematigd in vergelijking met de eis van het Openbaar Ministerie, rekening houdend met persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen in België.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/960027-19 (P)
Datum vonnis: 26 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1974 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 februari 2022 en 13 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie en mr. N. Huisman en mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsman J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van Opiumwetmisdrijven en het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van die misdrijven;
feit 2:heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten witwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 28 februari
2015, te Steenbergen en/of Zwanenburg en/of Breda, alhans (elders) in
Nederland, heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of één
of meer andere perso(o)n(en), behoorden,
welke organisatie het oogmerk had
het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid
en/of 10a eerste lid, te weten
- het (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van
één of meer hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
- het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
verkopen en/of, afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig
hebben en/of vervaardigen van hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde
cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I en/of
- het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van feiten als bedoeld in

artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet

en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 mei 2020, te
Steenbergen en/of Zwanenburg en/of Breda, althans (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of één
of meer andere perso(o)n(en), behoorden,
welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
artikel 10, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid, te weten
-
- het (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van
één of meer hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
- het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
verkopen en/of, afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig
hebben en/of vervaardigen van hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde
cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I en/of
- het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van feiten als bedoeld in

artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet;

2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 26 mei 2020, te Steenbergen en/of Zwanenburg en/of Breda, althans (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door
een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en), behoorden, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- witwassen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1] en bespreking van de bewijsverweren
4.1
Leeswijzer
De rechtbank zal ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis de bewijsoverwegingen als volgt indelen.
Allereerst zal de rechtbank de aanleiding en het verloop van het onderzoek 26Eufaula uiteenzetten. Vervolgens zullen de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (kort) worden weergegeven. Daarna zal de rechtbank in haar bewijsoverweging een paragraaf wijden aan de identificatie van de in dit onderzoek gedagvaarde verdachten. In deze paragraaf zal de rechtbank een oordeel geven of en welke bijnamen/schermnamen (onder meer uit de kinderserie Sesamstraat) te koppelen zijn aan een bepaalde verdachte. In de daarop volgende paragraaf zal de rechtbank de criminele organisatie en haar oogmerken bespreken. Tot slot zal de rechtbank per feit een oordeel geven of er al dan niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is om voor verdachte tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten en op welke periode die bewezenverklaring ziet. In het geval van een bewezenverklaring zullen de bewijsmiddelen worden opgenomen in de voetnoten.
4.2
Aanleiding (en verloop) onderzoek 26Eufaula
In november 2017 kwam een melding binnen bij de Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) afkomstig van de ING-bank over een aantal ongebruikelijke transacties. Deze meldingen zagen op medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en de bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] BV. Op 13 maart 2018 werd [medeverdachte 1] aangehouden in het onderzoek 26Ephraim op verdenking van witwassen. Op 10 december 2018 is hij door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Overijssel veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor witwassen. In het onderzoek 26Ephraim zijn meerdere verdachten en getuigen gehoord. Daarnaast hebben door het gehele land doorzoekingen plaatsgevonden, waaronder op de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] . De [adres 1] betrof de verblijfplaats van [medeverdachte 1] . Hier zijn ruim € 90.000,-- aan contant geld, aantekeningen, telefoons en USB-sticks aangetroffen. De [adres 2] is het woonadres van één van de zussen van [medeverdachte 1] . Hier zijn eveneens aantekeningen aangetroffen. De [adres 3] is het woonadres van medeverdachte [medeverdachte 2] . Hier zijn € 30.000,-- aan contant geld, aantekeningen en telefoons aangetroffen. Op basis van de bij de doorzoekingen aangetroffen aantekeningen en de verhoren in het onderzoek 26Ephraim is een verdenking ontstaan dat sprake is van een criminele organisatie met – kort gezegd – als oogmerk het binnen het Nederlands grondgebied brengen van verdovende middelen, alsmede witwassen.
Op basis van de inhoud van zogeheten [bedrijf 3] -berichten is de verdenking ontstaan dat [medeverdachte 1] een leidinggevende rol had binnen het criminele samenwerkingsverband net als zijn medeverdachten [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ). Samen zouden zij een driemanschap vormen en andere leden van het – bedrijfsmatig ingerichte – criminele samenwerkingsverband aansturen, met het oog op het plegen van Opiumwetmisdrijven en het witwassen van de daaruit verkregen geldbedragen.
Op 19 april 2018 is door een onderzoeksteam van de Dienst Landelijke Recherche het strafrechtelijk onderzoek 26Eufaula gestart. De informatie uit het onderzoek 26Ephraim is overgedragen naar het onderzoek 26Eufaula.
Op grond van de door [medeverdachte 2] afgelegde verklaringen (in het onderzoek 26Ephraim), in combinatie met de inhoud van [bedrijf 3] -berichten uit verkregen [bedrijf 3] -data is het vermoeden ontstaan van het bestaan van een crimineel samenwerkingsverband (hierna: CSV), waarbij gebruikt wordt gemaakt van een groot aantal bedrijven die zich ogenschijnlijk bezighouden met de legale handel in fruit, maar feitelijk bedoeld zijn voor het faciliteren van de smokkel van verdovende middelen en/of het witwassen van crimineel geld.
Binnen dit samenwerkingsverband zou gebruik worden gemaakt van zogenaamde PGP-telefoons, waarbij in de onderlinge communicatie via [bedrijf 3] niet de eigen namen worden gebruikt, maar (onder meer) bijnamen uit de kinderserie Sesamstraat, zoals bijvoorbeeld [alias 1] , [alias 2] , [alias 3] , [alias 4] en [alias 5] . Binnen het CSV zou sprake zijn van een langdurige samenwerking, met een duidelijke taakverdeling en een zekere hiërarchie. Naast de afgeschermde onderlinge communicatie via PGP-telefoons [2] en het gebruik van schuilnamen worden ook de betrokken bedrijven niet bij naam genoemd, maar zijn deze alle voorzien van een code. Verdachte zou onderdeel hebben uitgemaakt van dit CSV.
4.3
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, waarbij voor wat betreft de bestaansduur van de criminele organisaties is verzocht om de pleegperiode bewezen te verklaren tot 20 april 2019 en voor de periode daarna vrij te spreken.
4.4
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte bepleit ten aanzien van feit 1 dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken voor nagenoeg de gehele periode in 2014 en de periode van 2017 tot en met 2020.
De raadsman bepleit ten aanzien feit 2 primair dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de organisatie het oogmerk had op het plegen van witwasmisdrijven.
Subsidiair bepleit de raadsman ten aanzien van feit 2 dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in het kader van het samenwerkingsverband heeft gehandeld of op andere wijze daarvan deel heeft uitgemaakt.
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
4.5.1.
Identificatie van de verdachten
Uit het dossier blijkt dat de politie naar aanleiding van de verkregen [bedrijf 3] -data ten aanzien van de verdachten onderzoek heeft gedaan naar de door hen in de onderlinge communicatie gebruikte schermnamen/schuilnamen/aliassen. Daarnaast heeft de politie onderzoek gedaan naar de hierbij door verdachten gebruikte PGP-adressen, op grond waarvan bepaalde schermnamen/schuilnamen/aliassen aan verschillende verdachten zijn gekoppeld. De rechtbank stelt vast dat er zich naast de (aanvullende) processen-verbaal van identificatie in het dossier nog aanvullende bewijsmiddelen bevinden die het verband tussen bepaalde schermnamen/schuilnamen/aliassen en PGP-adressen en bepaalde verdachten ondersteunen. Voor zover van belang worden deze bewijsmiddelen hieronder weergegeven. Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de navolgende vaststellingen, waarbij de rechtbank in het bijzonder betekenis toekent aan de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] [3] en de inhoud van de [bedrijf 3] -berichten, zoals is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen 26Eufaula-523 inzake de
“CSV Sesamstraatgroepering”. [4]
[medeverdachte 3]
Op basis van de [bedrijf 3] -data in combinatie met de overige bevindingen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat degene die in de [bedrijf 3] -berichten met ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 2] ’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 te [geboorteplaats 1] . [5]
Op grond van het aanvullende proces-verbaal van bevindingen betreffende de identificatie van ‘ [alias 2] ’ staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat [medeverdachte 3] in de onderlinge communicatie in de periode van 2 juli 2014 tot en met 19 april 2016 behalve de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 2] ’ ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [alias 2] ’, ‘ [alias 2] ’, ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 2] ’. [6]
Uit [bedrijf 3] -berichten van augustus 2015 tussen ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 5] ’ blijkt dat ‘ [alias 2] ’ de verjaardag van
“ [alias 6] ”op [geboortedatum 3] moet vieren. Uit het GBA blijkt dat [medeverdachte 3] een [alias 9] heeft genaamd [naam 1] , geboren [geboortedatum 3] 2001. [7] Daarnaast stuurt ‘ [alias 5] ’ op 27 augustus 2015 de nieuwe namen door naar de leden. ‘ [alias 2] ’ betreft de nieuwe naam van ‘ [alias 2] ’. Voorts wordt ‘ [alias 2] ’ ook ‘ [alias 2] ’ genoemd. [8]
[medeverdachte 1]
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] [9] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat met degene die in de [bedrijf 3] -berichten met ‘ [alias 1] ’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 1962 te [geboorteplaats 2] .
In de onder [medeverdachte 2] in beslag genomen PGP-telefoon is communicatie aangetroffen waarin de geboortedatum van ‘ [alias 1] ’ wordt gevraagd, waarna de datum [geboortedatum 4] -1962 wordt gegeven. Dit betreft de geboortedatum van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij deze PGP-telefoon heeft ontvangen van [medeverdachte 1] en dat hij de PGP-telefoon alleen gebruikte voor zijn contacten met [medeverdachte 1] , ‘ [alias 3] ’, ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 7] ’. [10]
Op basis van de [bedrijf 3] -data staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 19 april 2016 behalve van de naam ‘ [alias 1] ’ in de onderlinge communicatie ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 1] , ‘ [alias 1] ’ en ‘ [alias 1] ’. [11]
Uit een [bedrijf 3] -bericht van ‘ [alias 5] ’ van 27 augustus 2015 blijkt dat ‘ [alias 1] ’ de nieuwe naam is van [alias 1] . [12]
[medeverdachte 4]
Uit de inhoud van de [bedrijf 3] -data in combinatie met de overige bevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat met degene die in de [bedrijf 3] -berichten met ‘ [alias 5] ’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 5] 1982 te [geboorteplaats 3] .
Op basis van de inhoud van de [bedrijf 3] -data staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat [medeverdachte 4] in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 19 april 2016 [13] behalve van de naam ‘ [alias 5] ’ in de onderlinge communicatie ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [alias 5] ’, ‘ [alias 5] ’, ‘ [alias 5] ’, ‘ [alias 5] ’, ’ [alias 5] ’ en ‘ [alias 5] ’. [14] Er zijn meerdere [bedrijf 3] -berichten aangetroffen die afkomstig zijn van [medeverdachte 4] (schermnamen [alias 5] / [alias 5] / [alias 5] / [alias 5] / [alias 5] ) en [medeverdachte 5] (schermnamen [alias 8] / [alias 8] ), waarin wordt gesproken over hun gezin, hun liefdesrelatie en hun problemen. In deze gesprekken worden onder andere de drie namen van hun kinderen, [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , genoemd. Verder wordt er door hen gesproken over de inloggegevens van [bedrijf 4] . [15] Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [bedrijf 4] stond ingeschreven op de [adres 4] , waar [medeverdachte 5] en later ook [medeverdachte 4] stonden ingeschreven.
Daarnaast blijkt uit de verklaring van [betrokkene 1] van 25 oktober 2017 – in het onderzoek Oceans – dat [medeverdachte 4] ‘ [alias 5] ’ wordt genoemd. [16]
Voorts volgt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] dat [medeverdachte 4] door hem ook ‘ [alias 5] ’ werd genoemd. [17]
[medeverdachte 7]
Uit analyse van de [bedrijf 3] -data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 7] , geboren op [geboortedatum 6] 1985, actief is geweest binnen [bedrijf 3] tussen 15 juni 2013 en 19 april 2016, waarbij hij gebruik maakte van de aliassen ‘ [alias 3] ’ en ‘ [alias 3] ’. [18] Voorts stond de naam ‘ [alias 3] ’ met bijbehorend e-mailadres voorgeprogrammeerd in de één-op-één-telefoon van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij meerdere malen enveloppen met geld kreeg van een persoon die hij kende als ‘ [alias 3] ’. [19] Het signalement dat [medeverdachte 2] daarbij van ‘ [alias 3] ’ en diens auto heeft gegeven, komt overeen met het signalement van [medeverdachte 7] en het voertuig dat hij op zijn naam had staan. [20]
[medeverdachte 5]
Uit de inhoud van de [bedrijf 3] -data in combinatie met de overige bevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat degene die in de [bedrijf 3] -berichten met ‘ [alias 8] ’, ‘ [alias 8] ’ en ‘ [alias 8] ’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum 7] 1983. [medeverdachte 5] heeft in de jaren 2014, 2015 en 2016 gebruik gemaakt van vier PGP-adressen.
Er zijn meerdere [bedrijf 3] -berichten aangetroffen die afkomstig zijn van [medeverdachte 4] (schermnamen [alias 5] / [alias 5] / [alias 5] / [alias 5] / [alias 5] ) en [medeverdachte 5] (schermnamen [alias 8] / [alias 8] ), waarin wordt gesproken over hun gezin, hun liefdesrelatie en hun problemen. In deze gesprekken worden onder andere de drie namen van hun kinderen, [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , genoemd. [21] Verder wordt er door hen gesproken over de inloggegevens van [bedrijf 4] . Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [bedrijf 4] stond ingeschreven op de [adres 4] , waar [medeverdachte 5] stond ingeschreven.
[medeverdachte 8]
Uit analyse van de [bedrijf 3] -data volgt dat [medeverdachte 8] , geboren op [geboortedatum 8] 1983, actief is geweest binnen [bedrijf 3] tussen 16 juli 2015 en 19 april 2016. Uit de [bedrijf 3] -berichten in combinatie met de e-mails vanuit handelsonderneming [bedrijf 5] B.V., respectievelijk [bedrijf 6] B.V., volgt naar het oordeel van de rechtbank dat degene die in de [bedrijf 3] -berichten ‘ [alias 9] ’ wordt genoemd en die versleuteld communiceert onder de naam ‘ [alias 9] ’, [medeverdachte 8] betreft.
[medeverdachte 6]
Uit de [bedrijf 3] -data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 6] , geboren op [geboortedatum 9] 1975, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [alias 10] ’. [22]
Voorts heeft [medeverdachte 6] ter terechtzitting van 14 februari 2022 bevestigd dat hij degene is die in de [bedrijf 3] -berichten met ‘ [alias 10] ’ wordt aangeduid.
[medeverdachte 9]
Uit analyse van de [bedrijf 3] -data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 9] , geboren op [geboortedatum 10] 1967, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [alias 7] ’, ‘ [alias 7] ’, ‘ [alias 7] ’ en ‘ [alias 7] ’. [23]
[medeverdachte 9] is binnen [bedrijf 3] actief geweest tussen 19 september 2013 en 19 april 2016. Voorts heeft [medeverdachte 11] , de halfbroer van [medeverdachte 9] , verklaard dat zijn broer [medeverdachte 9] ‘ [alias 7] ’ werd genoemd. [24]
[medeverdachte 10]
Uit analyse van de [bedrijf 3] -data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 10] , geboren op [geboortedatum 11] 1992, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [alias 11] ’ en ‘ [alias 11] ’. [25] is binnen [bedrijf 3] actief geweest tussen 23 juli 2014 en 19 april 2016.
Voorts heeft [medeverdachte 11] verklaard dat [medeverdachte 10] ‘ [alias 11] ’ werd genoemd. [26]
[medeverdachte 11]
Uit analyse van de [bedrijf 3] -data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 11] , geboren op [geboortedatum 12] 1972, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [alias 12] ’. [27] Hij is binnen [bedrijf 3] actief geweest tussen 2 juni 2014 en 15 september 2015.
Voorts heeft [medeverdachte 11] bij de politie en ter terechtzitting van 15 februari 2022 verklaard dat hij degene is die met de schuilnaam ‘ [alias 12] ’ werd aangeduid. [28]
[verdachte]
Uit de analyse van de [bedrijf 3] -data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1974, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [alias 4] ’, ‘ [alias 4] ’, ‘ [alias 4] ’ en ‘ [alias 4] ’. [29] Hij is binnen [bedrijf 3] actief geweest tussen 1 november 2014 tot en met 19 april 2016.
Voorts heeft [verdachte] ter terechtzitting van 15 februari 2022 verklaard dat het klopt dat hij de aliassen ‘ [alias 4] ’, ‘ [alias 4] ’, ‘ [alias 4] ’ en ‘ [alias 4] ’ heeft gebruikt.
[medeverdachte 12]
Uit analyse van de [bedrijf 3] -data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 12] , geboren op [geboortedatum 13] 1968, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [alias 13] ’. [30] is binnen [bedrijf 3] actief geweest tussen 25 juli 2015 en 19 april 2016.
Op 30 mei 2016 zegt [alias 13] tegen [alias 14] dat gisteren de KLPD ‘ [alias 15] ’ aanhield, omdat er een boete van € 76,-- open stond. Uit de politiesystemen blijkt dat de politie op 29 mei 2016 [betrokkene 2] , geboren [geboortedatum 14] 1973, te Huijbergen heeft staande gehouden wegens een openstaande boete van € 76,--. [betrokkene 2] is de echtgenote van [medeverdachte 12] . [31]
[medeverdachte 13]
Van [medeverdachte 13] is geen schermnaam/schuilnaam/alias bekend geworden.
[medeverdachte 2]
Uit analyse van de [bedrijf 3] -data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 15] 1955, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [alias 16] ’. [32]
Voorts heeft [medeverdachte 2] zelf verklaard dat hij degene is die met ‘ [alias 16] ’ werd aangeduid. [33]
[medeverdachte 14]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van zijn dochter [medeverdachte 14] ‘ [alias 17] ’ is. [34]
Voorts heeft [medeverdachte 14] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [alias 17] ’ was.
[medeverdachte 15]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van zijn dochter [medeverdachte 15] ‘ [alias 18] ’ is. [35] Voorts heeft [medeverdachte 15] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [alias 18] ’ was en dat zij deze bijnaam van haar vader had gekregen.
[medeverdachte 16]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van de vriendin van zijn dochters [medeverdachte 16] ‘ [alias 19] ’ is. [36] Voorts heeft [medeverdachte 16] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [alias 19] ’ was en dat zij deze bijnaam van [medeverdachte 2] had gekregen.
4.5.2.
De criminele organisatie
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (hierna: OW) en artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal de rechtbank de volgende onderdelen van de tenlastelegging afzonderlijk bespreken:
I. Organisatie;
II. Oogmerk van de organisatie;
III. Opzettelijke deelneming en;
IV. Conclusie;
V. Periode.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte verder telkens worden aangeduid als verdachte of [verdachte] en zullen de medeverdachten verder steeds worden aangeduid met hun achternamen en zo nodig voorletters.
In artikel 11b OW is sinds 1 maart 2015 strafbaar gesteld, de deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid, 11, derde en vijfde lid, of 11a van de OW. Tot 1 maart 2015 stond in artikel 11a van de OW materieelrechtelijk dezelfde regeling, de wetgever heeft deze strafbepaling, ingaande 1 maart 2015, vernummerd tot artikel 11b OW. Artikel 11b OW betreft een lex specialis van de lex generalis uit artikel 140 Sr. Als specifieke aanvullende eis ten opzichte van de strafbaarstelling in artikel 140 Sr geldt dat de criminele organisatie het oogmerk heeft het plegen van Opiumwetmisdrijven. Voor de betekenis, strekking en reikwijdte van de verschillende bestanddelen in artikel 11b OW moet dan ook aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak over artikel 140 Sr. De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bestanddeel ‘organisatie’ zijn voor feit 1 en feit 2 gelijkluidend en worden hieronder weergegeven.
I. OrganisatieEen
organisatiein de zin van artikel 140 Sr is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet is vereist dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers van de organisatie. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Dat betekent dat er nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378, r.o. 2.2.2.).
[bedrijf 3] -dataDe rechtbank acht voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr allereerst van belang dat het samenwerkingsverband in elk geval in de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 april 2016 gebruik maakte van PGP-telefoons. PGP-telefoons worden gebruikt om versleutelde of gecrypte berichten te versturen, in voornoemde periode veelal via de providers [bedrijf 3] en [bedrijf 7] .
Op 19 april 2016 is de server van [bedrijf 3] door overheidsdiensten uit de lucht gehaald.
Uit een eerdere steekproef van onderschepte [bedrijf 3] -data is gebleken dat zo’n 75 procent van de berichten aan criminaliteit te relateren is. Het gebruik van deze afgeschermde vorm van communicatie draagt daarom naar het oordeel van de rechtbank bij aan het vermoeden dat sprake was van een crimineel oogmerk bij het samenwerkingsverband.
Naast het gebruik van afgeschermde communicatiemiddelen, is uit onderzoek van [bedrijf 3] -data gebleken dat er in de onderlinge communicatie via de PGP-telefoons gebruik is gemaakt van schuilnamen/aliassen, zoals hiervoor onder het kopje ‘
4.5.1. Identificatie van de verdachten’ al is besproken. In de in beslag genomen PGP-telefoon [37] van [medeverdachte 2] , die hij had ontvangen van [medeverdachte 1] , is een contactlijst aangetroffen met de namen ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 3] ’, ‘ [alias 17] ’, ‘ [alias 7] ’, ‘ [alias 18] ’, ‘ [alias 2] ’, ‘ [alias 5] ’ en ‘ [alias 19] ’ én de bijbehorende PGP-mailadressen. Tijdens het onderzoek door de politie zijn een aantal PGP-mailadressen gekoppeld aan de bijbehorende gebruikers. [38] Uit de onderzochte [bedrijf 3] -data zijn voorts de schuilnamen/aliassen ‘ [alias 10] ’, ‘ [alias 9] ’, ‘ [alias 13] ’, ‘ [alias 12] ’, ‘ [alias 16] ’, ‘ [alias 17] ’ en ‘ [alias 18] ’ naar voren gekomen. Door het gebruik van deze namen werden de leden van de organisatie nog meer afgeschermd. De schuilnamen/aliassen zijn gedurende de onderzoeksperiode in een aantal gevallen (meermalen) gewijzigd. Dit blijkt onder andere uit het e-mailbericht van 27 augustus 2015 van ‘ [alias 1] ’ met als onderwerp
“nieuwe namen”. [39] Uit dit bericht blijkt dat het samenwerkingsverband al vóór augustus 2015 met elkaar samenwerkte via schuilnamen/aliassen. [40] Hiervoor is steun te vinden in het bericht van 8 augustus 2015, waarin onder meer uiteen wordt gezet dat het samenwerkingsverband in augustus 2013 is begonnen met [medeverdachte 1] . [41]
Uit de aard van de onderlinge communicatie en berichtgeving volgt naar het oordeel van de rechtbank verder dat er binnen de groep van deelnemers sprake was van regels, een rolverdeling en een zekere vorm van hiërarchie. Daarbij werd de leiding van de organisatie gevormd door ‘ [alias 1] ’ ( [medeverdachte 1] ), ‘ [alias 5] ’ ( [medeverdachte 4] ) en ‘ [alias 2] ’ ( [medeverdachte 3] ), waarbij ‘ [alias 1] ’ de uiteindelijke beslissingen nam, de meeste opdrachten aan anderen gaf en belangrijke zaken besprak met ‘ [alias 5] ’ en ‘ [alias 2] ’. Daarnaast zijn vier categorieën deelnemers te onderscheiden, te weten:
De
assistenten,die hand- en spandiensten verrichten. De werkzaamheden variëren van het verdelen van geld tot het daadwerkelijk lossen van de vracht;
De
typers, die de mailboxen en in sommige gevallen ook de bankrekeningen beheren van één of meerdere bedrijven;
De
transporttak-deelnemers, die het vervoer van de ladingen verzorgen vanuit de haven naar de loodsen waar de ladingen worden gelost, waarbij zij tijdens dat vervoer contact hebben met de leiding van het CSV;
De
storters, die contant geld aannemen en in opdracht afstorten op bankrekeningen, die gekoppeld zijn aan malafide bedrijven, in beheer bij het CSV. De storters ontvangen het contante geld van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] . [42]
In beslag genomen bedrijfsadministratieNaar het oordeel van de rechtbank worden de bevindingen uit de [bedrijf 3] -data ondersteund door de bij de verschillende doorzoekingen in beslag genomen (bedrijfs-)administratie. Vast staat dat door het CSV meerdere fruitbedrijven zijn opgericht. [43] Bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is een krat met pre-paid telefoons aangetroffen. Deze telefoons waren voorzien van coderingen. Deze coderingen zijn eveneens aangetroffen in aantekeningen op de bij [medeverdachte 1] in beslag genomen computer en USB-sticks. Dezelfde coderingen van de fruitbedrijven zijn verder aangetroffen in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] aan de [adres 1] . [44] De gebruikte coderingsmethodiek komt vaak terug in de onderlinge communicatie tussen de verschillende deelnemers van het CSV via [bedrijf 3] .
Bij de oprichting van de fruitbedrijven is door het CSV gebruik gemaakt van katvangers. Deze katvangers lijken verder niet betrokken te zijn geweest bij de (illegale) activiteiten van de betrokken fruitbedrijven. De naam van deze katvangers werd door het CSV wel gebruikt bij de ondertekening van de e-mailberichten. [45] Tot slot volgt uit de [bedrijf 3] -data dat er binnen de organisatie afspraken zijn gemaakt over de frequentie waarop de e-mail van de fruitbedrijven werd gecontroleerd. [46] Dit alles geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van een gestructureerde, georganiseerde en professionele werkwijze binnen het CSV.
Verhoren [medeverdachte 2] en [verdachte]
Het bestaan van een ‘organisatie’ en de uitgebreide interne afspraken over de werkwijze van deze organisatie blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 2] . Hij verklaart voor [medeverdachte 1] te werken. Verder verklaart hij contact te hebben gehad met ‘ [alias 3] ’. Dit contact verliep via een één-op-één-telefoon, die hij eind 2015/begin 2016 had ontvangen van [medeverdachte 1] , met de in die telefoons voorgeprogrammeerde contacten, te weten: ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 3] ’, ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 7] ’. In eerste instantie had [medeverdachte 2] van [medeverdachte 1] in een plastic tas ongeveer twaalf setjes ontvangen, bestaande uit een bankpas, een telefoon en een bijbehorende code, alsmede een overzicht van de bedrijven die bij de desbetreffende codes hoorden. [medeverdachte 2] verklaart dat hij diverse malen contante geldstortingen heeft verricht op bankrekeningen van de gecodeerde bedrijven. Via de telefoon werd door ‘ [alias 3] ’ een afspraak met [medeverdachte 2] gemaakt voor een ontmoeting. Tijdens die ontmoetingen hoorde hij van ‘ [alias 3] ’ welke geldbedragen voor welke bedrijven gestort moesten worden. Hij kreeg vervolgens de geldbedragen van ‘ [alias 3] ’, variërend tussen de € 10.000,-- en
€ 50.000,-- euro, telkens in enveloppes waarop de naam van het bedrijf stond en de rekening waarop gestort moest worden. De te storten bedragen waren soms hoger dan het toegestane maximum waardoor [medeverdachte 2] langs verschillende bankautomaten moest gaan. In 2016 heeft hij ook van ‘ [alias 2] ’ twee- of driemaal geld ontvangen dat vervolgens door hem op een ING-rekening van één van de gecodeerde bedrijven is gestort. De stortingen werden door [medeverdachte 2] bij een geldautomaat gedaan en uitgevoerd met bankpassen en de TAN-codes die hij ontving op de telefoons, die hij van [medeverdachte 1] had ontvangen. [47]
Voorts verklaart ook verdachte over het bestaan van de organisatie. Uit de door hem afgelegde verklaring volgt dat hij € 500,-- per week ontving voor zijn werkzaamheden en dat hij van de organisatie een genoegdoening wenste te ontvangen voor het feit dat hij had vastgezeten. [48] Verdachte bevestigt verder de in de [bedrijf 3] -berichten uiteengezette afspraken over het bijhouden van de e-mail van de fruitbedrijven. Op 4 juni 2020 verklaart hij immers dat het zijn taak was om de e-mail in de gaten te houden en dat hij vervolgens letterlijk doorkreeg van andere deelnemers van de organisatie wat hij terug moest sturen. [49]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat gesproken kan worden van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, met het oogmerk het plegen van misdrijven, en daarmee van ‘een organisatie’, zoals bedoeld in artikel 140 Sr respectievelijk 11b OW.
II. Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet weliswaar gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de belangrijkste bestaansgrond van de organisatie is (vgl. HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor de bewijsvoering van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
Oogmerk op Opiumwet misdrijvenDe rechtbank is van oordeel dat op grond van de aanwezige bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van een criminele organisatie die (onder andere) tot oogmerk heeft het binnen het Nederlands grondgebied brengen, afleveren én aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank overweegt daarover het navolgende.
Zoals onder het kopje ‘organisatie’ al is uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank worden gesproken van een gestructureerde samenwerking met een duurzaam karakter. De duurzaamheid blijkt onder andere uit het feit dat de organisatie al in 2013 lijkt te zijn opgericht en zeker heeft bestaan tot en met 2019. Het gestructureerde karakter van de samenwerking volgt uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden. De leden van het CSV zijn onderverdeeld in typers, storters, assistenten en transporteurs. Iedere groep verricht zijn of haar eigen taken en houdt zich bezig met zijn of haar eigen activiteiten. Deze taken en activiteiten worden binnen de organisatie door de leden onderling op elkaar afgestemd, met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie, te weten het plegen van Opiumwetmisdrijven. De verrichte activiteiten vinden bovendien planmatig en stelselmatig plaats. De rechtbank overweegt hierover aanvullend het navolgende.
Gecodeerde (fruit)bedrijvenTijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] (in het kader van het opsporingsonderzoek 26Ephraim) zijn onder meer bankpassen en diverse documenten met aantekeningen aangetroffen, waarin zowel de namen en codes van bedrijven alsook de inlogcodes van de bankrekeningen van de desbetreffende bedrijven vermeld stonden.
Ook zijn in de woning van [medeverdachte 2] in een krat diverse telefoons voorzien van een sticker met een code aangetroffen. Vastgesteld is dat de op de stickers vermelde code overeenkomt met de code van het desbetreffende (gecodeerde) bedrijf.
Deze telefoons werden uitsluitend gebruikt voor het ontvangen van TAN-codes, die nodig waren om digitaal financiële transacties (overboekingen) uit te voeren.
Voorts is tijdens de doorzoeking in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] onder meer een USB-stick aangetroffen die import- en exportgegevens, betalingen, codes en bedrijfsnamen bevatte van diezelfde bedrijven als de bedrijven waarvan de codes en bedrijfsnamen vermeld staan in de documenten met aantekeningen die zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2] . [50]
De criminele organisatie heeft gedurende de onderzoeksperiode (januari 2014 tot en met december 2019) gebruik gemaakt van minimaal 52 gecodeerde bedrijven die veelal gerelateerd zijn aan de import van fruit. De gecodeerde bedrijven werden formeel vertegenwoordigd door binnen- en buitenlandse katvangers, maar feitelijk beheerd door leden van het CSV, zijnde de zogenaamde ‘typers’. Zij hadden toegang tot de mailbox en de bankrekeningen van de gecodeerde bedrijven en stonden in nauw contact met de leiding van het CSV. De ‘typers’ onderhielden (voornamelijk) via de mail onder meer contacten met opdrachtgevers, buitenlandse leveranciers, expediteurs, transportbedrijven en opkopers van fruit.
De rechtbank stelt verder vast dat van de onderzochte gecodeerde bedrijven geen reguliere bedrijfsadministratie is aangetroffen, waarin een duidelijk overzicht van de kosten en baten van deze bedrijven is opgenomen. De administratie die wel is aangetroffen is fragmentarisch en in ieder geval niet bedoeld om externe audits te faciliteren. Het aan deze administratie verrichte onderzoek biedt wel inzicht in de kosten- en batenstructuur van de import van een lading verdovende middelen. [51] Daaruit volgt dat sprake is van extra kosten. Deze kosten zijn enkel te verklaren wanneer de administratie bekeken wordt in het licht van een kosten-batenanalyse van de import van een hoeveelheid verdovende middelen.
In dit verband kent de rechtbank bewijskracht toe aan de omstandigheid dat verschillende partijen fruit van de betrokken bedrijven na aankomst in de haven van Antwerpen niet zijn opgehaald of zelfs zijn vernietigd [52] .
Daarnaast draagt ook het uitgebreide overzicht van een heimelijke codering bij aan het bewijs dat de bedrijven enkel ten doel hadden ten dienste te staan van de invoer van verdovende middelen. [53] Tot slot overweegt de rechtbank dat uit eerdere Belgische onderzoeken en onderzoeken van verschillende bedrijven blijkt dat ook daadwerkelijk partijen cocaïne zijn onderschept in ladingen van bedrijven die zijn genoemd in de gevonden administratie van bedrijven bij [medeverdachte 1] .
De rechtbank zal haar oordeel dat de organisatie het oogmerk had op Opiumwetmisdrijven nader onderbouwen door de handelswijze van de organisatie ten aanzien van vier van de door de organisatie opgerichte bedrijven te bespreken. Drie van de vier bedrijven komen met bijbehorende bankrekeningen, inlogcodes van e-mailaccounts en contactgegevens van katvangers, voor op de USB-stick die is aangetroffen in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] tijdens de doorzoeking in het kader van het onderzoek 26Ephraim. [54] Over het vierde bedrijf, te weten [bedrijf 14] , heeft [medeverdachte 2] verklaard dat dit bedrijf nog maar net was opgericht. [55] De bedrijven hebben verder gemeen dat ze in de administratie van het CSV met codes (BE3, D1, BF en H5) zijn aangeduid en er met deze codes corresponderende prepaid telefoons zijn aangetroffen bij [medeverdachte 2] . Daarnaast is gebleken dat de personen die zijn opgevoerd als directeur katvanger waren. Op de bankrekeningen van deze gecodeerde bedrijven werd voornamelijk contant geld gestort, dat vervolgens werd gebruikt voor de inkoop van fruit (als deklading voor verdovende middelen) uit Zuid- of Midden-Amerika en voor de betalingen van borgsommen aan transporteurs, expediteurs en verhuurbedrijven. [56]

1.[bedrijf 8] GMBH

In de periode van 20 mei 2017 tot en met 10 december 2017 hebben bij [bedrijf 8] GMBH (BE3) dertien transporten plaatsgevonden, bestaande uit negentien containers met ananassen, vanuit Costa Rica naar Antwerpen. Het Belgische bedrijf [bedrijf 9] is verantwoordelijk voor de transporten en verzorgt de douaneformaliteiten. Uit onderzoek blijkt dat elk transport in die periode verliesgevend is geweest. Met een omzet van
€ 59.686,--, afgezet tegen de kosten van € 250.138,--, leed [bedrijf 8] GMBH een totaalverlies van € 190.452,--. [57] Dat de fruittransporten slechts bijzaak waren, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het navolgende.
In juni 2017 zijn drie containers vervoerd van Costa Rica naar Antwerpen. Deze containers werden op 18 juni 2017 in de haven van Antwerpen verwacht. Meerdere pallets met geïmporteerde goederen van de zogenaamde transporten 3 en 9 zijn vervolgens nooit verkocht. [58] Daarnaast zijn op 14 november 2017 in een lading ananassen (container [nummer 1] ) 150 pakketten cocaïne aangetroffen met een totaalgewicht van 1.498 kilogram (onderzoek Abrusco & Sporaden). Uit de aangetroffen documenten bleek dat de lading bestemd was voor het bedrijf ‘ [bedrijf 8] GMBH’. [59]

2.[bedrijf 10] BVDe bankrekening van [bedrijf 10] BV werd in 2015 en 2016 (nagenoeg) alleen gevoed door contante stortingen en in 2017 en 2018 door verkopen aan [bedrijf 11] BV. Het is opvallend dat deze twee bedrijven, die ogenschijnlijk niet aan elkaar gelieerd zijn, op deze manier handelen. In totaal ontvangt [bedrijf 10] BV € 127.928,-- van [bedrijf 11] BV in verband met facturen afkomstig van [bedrijf 12] . Op de bankrekening is niet te zien dat het voor [bedrijf 12] bestemde geld is overgemaakt aan [bedrijf 12] BV, of een andere daaraan gelieerde onderneming.Voorts komt de rechtbank tot het oordeel dat uit de e-mailbox van [bedrijf 10] BV en de [bedrijf 3] -data volgt dat [bedrijf 10] BV gebruikt is door het CSV met het doel om verdovende middelen te importeren, waarbij fruit, vis of andere levensmiddelen werden gebruikt als deklading. In de [bedrijf 3] -data is te lezen dat [medeverdachte 9] ( [alias 7] ) en [medeverdachte 12] ( [alias 13] ) op 16 april 2016 met elkaar communiceren over de opslag van 17 containers met daarin ongeveer 9.000 zakken.Tussen 17 en 19 april 2016 wordt door leden van het CSV veelvuldig met elkaar, via PGP-telefoons, gecommuniceerd. [medeverdachte 12] en [medeverdachte 3] communiceren over het regelen van mensen en gemaakte kosten. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 12] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , communiceren over het feit dat enkel een persoon die wordt aangeduid met ‘ [alias 20] ’de container losknipt. [medeverdachte 17] en [medeverdachte 3] communiceren met elkaar dat er sporttassen uit zouden kunnenvallen. In deze sporttassen zitten vermoedelijk verdovende middelen.

3.[bedrijf 13] BV

[bedrijf 13] BV is op 5 januari 2017 opgericht met als handelsomschrijving
“groothandel in groente en fruit/goederenvervoer over de weg”.Op 16 mei 2018 is het bedrijf weer uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel, omdat er geen baten meer aanwezig waren. [63] De bankrekening, met openingsdatum 17 januari 2017, heeft nog geen anderhalf jaar bestaan. Op de bankrekening van [bedrijf 13] hebben tussen 17 februari 2017 en 6 november 2017, 16 contante stortingen plaatsgevonden. In totaal gaat het daarbij om een bedrag van
€ 128.350,--. De herkomst van dit geld is niet te herleiden. [64] Uit mailverkeer blijkt dat [bedrijf 13] bananen importeert uit Colombia. In opdracht van [bedrijf 13] hebben tussen 5 januari 2017 en 16 mei 2018 zes leveringen plaatsgevonden van in totaal negen containers. Bij elke levering blijkt er iets mis te zijn met een container en wordt de container laat vrijgegeven en/of laat opgehaald uit de haven van Antwerpen. In één geval laat [bedrijf 13] circa zes weken lang niets van zich horen, terwijl een container met (rottende) bananen in de haven van Antwerpen staat. Er wordt door [bedrijf 13] op elke container fors verlies geleden. [65] Uit het mailverkeer van [bedrijf 13] blijkt dat op 1 februari 2018 wordt gecommuniceerd over een container met nummer [nummer 2] , omdat de container niet tegelijk met de andere bestelde container ( [nummer 3] ) is aangekomen in de haven van Antwerpen. Er wordt gesproken over de
“gestolen”container met nummer [nummer 2] . [66] Tijdens de doorzoeking van 11 december 2019 in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] en de woning van [medeverdachte 13] , zijn transportdocumenten aangetroffen van deze container. Daarbij zijn ook de douanevervoer- en begeleidingsdocumenten aangetroffen. [67] Voorts is onderzoek verricht naar drie audiobestanden die betrekking blijken te hebben op de vermiste container. Deze audiobestanden zijn aangetroffen op een USB-stick [68] in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] en op een iPhone [69] en computer [70] in de woning van [medeverdachte 13] . [71]

4.[bedrijf 14] BV

[bedrijf 14] BV is op 30 januari 2018 opgericht en heeft als handelsomschrijving
“Groothandel in landbouwmachines, werktuigen en tractoren”. Het bedrijf heeft geen website en wordt aangeduid met de code D1. [naam 5] staat als bestuurder ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Op 24 oktober 2019 is [naam 5] gehoord en verklaart hij onder andere dat hij het bedrijf [bedrijf 14] BV niet kent en dat hij hier ook nog nooit van heeft gehoord. Tijdens het doorzoeken van de woning van [medeverdachte 2] op 22 maart 2018 werd een bankpas ten name van [bedrijf 14] BV aangetroffen en € 30.000,-- aan contant geld. [medeverdachte 2] verklaarde het geld en de bankpas van [medeverdachte 1] te hebben ontvangen, met daarbij de opdracht het geld op de rekening van [bedrijf 14] BV te storten.
Onderzoek naar de bankrekening van [bedrijf 14] BV wijst uit dat de rekening wordt gevoed door contante stortingen. Ook blijkt [bedrijf 14] zaken te doen met [bedrijf 15] . Dat is een bedrijf uit Costa Rica dat zich bezig houdt met de export van fruit. Het feit dat [bedrijf 14] BV zaken doet met [bedrijf 15] levert niet alleen een branchevreemde transactie op – [bedrijf 14] BV is een groothandel in landbouwmachines – maar daarnaast was [bedrijf 15] de leverende partij van de container, waarin op 14 november 2017 1.498 kilogram cocaïne werd aangetroffen tussen het fruit (zie hierboven onder ‘ [bedrijf 8] ’). In de administratie van [bedrijf 14] BV zijn voorts geen inkomsten opgenomen uit de verkoop van fruit. [72]
De rechtbank is van oordeel dat uit het voren overwogene blijkt dat al deze bedrijven door het CSV zijn opgericht met het doel het binnen Nederlands grondgebied brengen van hoeveelheden verdovende middelen. De import van fruit was slechts van -hooguit- onderschikt belang.
Onderschepte partijen verdovende middelen in Belgische onderzoekenVoor de bewijsvoering van het bestanddeel ‘oogmerk’ kan ook betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd. De rechtbank betrekt daarom in haar oordeel de hierna beschreven Belgische onderzoeken ‘Westlab’ en ‘Salt’.
1. Onderzoek Westlab [73]
In een door [bedrijf 16] BV geïmporteerde container met nummer [nummer 4] , is bij controle op 15 april 2016 in Zuid-Afrika 385 kilogram heroïne aangetroffen, verstopt tussen tegels in houten kratten.
Uit onderzoek blijkt dat [bedrijf 17] BV eind 2015 eenmalig 21 paletten met in totaal 1.664 blikken ananas van [bedrijf 18] invoerde via de Antwerpse haven. Van deze ingevoerde hoeveelheid ananas in blik bleken er bij de doorzoeking op 14 september 2017 zes paletten te ontbreken.
Tot slot is gebleken dat [bedrijf 17] BV in 2016 twee keer bevroren fruitpulp invoerde vanuit Colombia. De in augustus 2016 ingevoerde fruitpulp werd opgehaald door [bedrijf 19] BV, opgericht op 7 januari 2015 met [medeverdachte 12] als bestuurder. [medeverdachte 12] was zelf ook chauffeur van dit transport op 13 september 2016. De eind 2016 ingevoerde fruitpulp werd niet opgehaald, maar werd na zeven maanden stalling vernietigd op verzoek van [bedrijf 17] BV, bij gebrek aan een koper. De lading vertegenwoordigde een waarde van tienduizenden euro’s. Voorts bleken de in een loods aangetroffen restanten te zijn geïmporteerd door [bedrijf 16] BV of [bedrijf 17] BV. [74] Deze twee bedrijven komen voor in de aantekeningen die zijn aangetroffen bij [medeverdachte 2] . [75] [medeverdachte 12] is in dit onderzoek aangemerkt als lid van de criminele organisatie en veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en een geldboete van € 40.000,--. [76]

2.Onderzoek Salt

Door de Belgische autoriteiten is in januari 2017 een partij van 675 kilogram cocaïne onderschept in de haven van Antwerpen. De cocaïne zat verstopt onder een deklading zout. Uit het onderzoek is gebleken dat de container met cocaïne werd opgehaald door [bedrijf 20] . [betrokkene 3] , bestuurder van [bedrijf 20] , heeft dit bedrijf opgericht in opdracht van [medeverdachte 12] . [betrokkene 3] fungeerde slechts als katvanger. [77] De rechtbank stelt vast dat bij de oprichting van [bedrijf 20] dezelfde werkwijze is terug te zien als bij de oprichting van de andere bedrijven die in beheer zijn van het CSV: een persoon wordt vanuit de organisatie benaderd, moet een bedrijf oprichten, een bankrekening openen, een e-mailaccount aanmaken en inlogcodes afstaan. Ook in dit onderzoek was [medeverdachte 12] als lid van het CSV indirect betrokken bij de import van de verdovende middelen.
Versluierd taalgebruikIn de [bedrijf 3] -berichten wordt onder meer gesproken over
“+ transporten” en “
c+”. Deze termen komen eveneens terug in de in beslag genomen aantekeningen. Typers krijgen een bonus bij een
“+ transport”. Verder stijgen de kosten bij een dergelijk transport. [78] Ook wordt bij deze transporten een extra typer geregeld. Deze extra typer moet voorkomen dat e-mails onnodig lang onbeantwoord blijven. [79] Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij
“+ transporten” en “
c+” – in versluierd taalgebruik – wordt gesproken over transporten waarbij naast de deklading ook verdovende middelen worden ingevoerd. Er wordt, zoals hierboven reeds beschreven, tussen 17 en 19 april 2016 door onder meer [medeverdachte 4] , [medeverdachte 12] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gecommuniceerd over het feit dat enkel ‘de [alias 20] ’ de container losknipt. Daarnaast communiceren [medeverdachte 17] en [medeverdachte 3] naar elkaar dat er sporttassen uit kunnen vallen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit dan ook alleen maar gaan om sporttassen met verdovende middelen.
Tot slot wordt in [bedrijf 3] -berichten gesproken over 169 stukken dan wel blokken die uit de wand of bodem van een geprepareerde container zijn gehaald. Deze container is vanuit de haven van Antwerpen naar een loods vervoerd, terwijl de container eigenlijk voor controle naar de scan bij de douane moest. Nadat de 169 blokken uit de container zijn gehaald, wordt de container door een lasser gerepareerd. [80] De rechtbank is van oordeel dat het gezien de context van dit onderzoek niet anders kan dan dat met deze 169 stukken/blokken, stukken/blokken cocaïne worden bedoeld. Dit oordeel wordt ondersteund door het [bedrijf 3] -bericht van [alias 5] aan [alias 7] op 6 augustus 2015.
“Prijzen van die rommel is ook 26 a 27. Je kan ook stukken krijgen he”. [81] De rechtbank merkt op dat haar ambtshalve bekend is dat de kiloprijs van cocaïne rond de € 26.000,- ligt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, alles in samenhang bezien, niet anders zijn dan dat met deze getallen de kiloprijs van cocaïne wordt aangeduid.
Oogmerk op witwassenDe rechtbank is van oordeel dat op grond van de aanwezige bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is van een criminele organisatie die (onder andere) witwassen tot oogmerk heeft. De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen ten aanzien van de gecodeerde bedrijven en het versluierd taalgebruik én overweegt aanvullend het volgende.
Contante geldstromen
In de periode van 25 augustus 2014 tot en met 24 augustus 2018 hebben in totaal
€ 5.590.005,20 aan contante stortingen plaatsgevonden en in totaal € 913.047,-- aan contante opnamen. [82]
Op de bankrekeningen van de gecodeerde bedrijven werd voornamelijk contant geld gestort, dat werd gebruikt voor de inkoop van fruit uit Zuid- of Midden-Amerika (als deklading voor de te smokkelen verdovende middelen) en voor de betalingen van borgsommen aan transporteurs, expediteurs en verhuurbedrijven. [83]
Verder blijkt dat de contante gelden nagenoeg de enige bron van inkomsten zijn van deze bedrijven. Uit de analyse van de geldstromen die te relateren zijn aan de (fictieve) onderneming “ [bedrijf 8] ” blijkt bijvoorbeeld dat deze alleen maar verlies draait op in- en verkopen van fruit.
Het oogmerk op witwassen blijkt voorts uit de volgende financiële transacties, waarbij de contante opnamen worden gebruikt voor de betaling van de kosten en vergoedingen aan leden van de criminele organisatie:
 Op 24 augustus 2015 krijgt [medeverdachte 10] van haar vader [medeverdachte 9] de opdracht om € 5.000,-- aan ‘ [alias 13] ’ ( [medeverdachte 12] ) te geven. Dit bedrag had zij eerder in [adres 5] opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 21] BV, en;
 Op 19 en 20 april 2016 werd in totaal € 11.000,-- opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 12] BV. Uit de berichten blijkt dat dit bedrag grotendeels of geheel bestemd was voor [medeverdachte 9] en [betrokkene 4] [84] , en;
 Op 30 december 2016 is [medeverdachte 14] onder meer naar Etten-Leur gereden. Daar werd in totaal € 5.000,-- van de rekening van [bedrijf 24] BV opgenomen, en;
 Uit de berichten blijkt dat [medeverdachte 14] daarna ‘iets’, vermoedelijk een envelop met geld, aan een vrouwelijk persoon heeft afgegeven. [85]
Voorts volgt uit de inhoud van de [bedrijf 3] -berichten dat op 19 april 2016 een gesprek plaatsvindt tussen “ [alias 7] ’( [medeverdachte 9] ) en ‘ [alias 4] ’ ( [verdachte] ) waarin door ‘ [alias 7] ’ tegen ‘ [alias 4] ’ wordt gezegd: “
Dan gaan we voor witwassen”, waarop ‘ [alias 4] ’reageert met: “
Ah ok.” [86]
Het oogmerk op witwassen kan eveneens worden afgeleid uit het feit dat de opbrengsten van [bedrijf 10] BV werden verdeeld onder de leden van de organisatie. [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] hebben het via [bedrijf 3] over het opnemen en storten van geld op bankrekeningen van bedrijven en het afgeven van opgenomen gelden aan [medeverdachte 12] in België. Verder blijkt uit berichten dat [medeverdachte 3] contant geld komt brengen, waarna het totaalbedrag van € 6.500,--, nadat [medeverdachte 10] een deel van het opgenomen geld eraan toegevoegd heeft, op de bankrekeningen van [bedrijf 10] gestort moet worden.
Op grond van het voorgaande zijn naar het oordeel van de rechtbank meerdere zogenoemde witwastypologieën van toepassing, op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de criminele organisatie witwassen tot oogmerk had. Grote contante geldbedragen in grote coupures worden steeds met gebruikmaking van dezelfde modus operandi in kleinere delen gestort op de bankrekening van één van de voornoemde 52 gecodeerde bedrijven. Ook vinden de contante geldstortingen steeds plaats tot een bedrag van maximaal €15.000,--, waarmee wordt voorkomen dat een melding bij de FIU plaatsvindt. Het geld wordt gestort bij geldstortautomaten, waardoor wordt voorkomen dat de storter zich in een bankfiliaal moet legitimeren. Het vervoeren van dergelijke hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld.
Naar het oordeel van de rechtbank duiden de contante geldstortingen onmiskenbaar op inkomsten uit de invoer van cocaïne en/of de met het oog daarop noodzakelijke (faciliterende) handelingen, zoals het kopen van dekladingen. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de hiervoor beschreven gedragingen en handelingen van de leden van de criminele organisatie naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) erop gericht zijn geweest om de criminele herkomst van de geldbedragen te verbergen/verhullen en deze geldbedragen (met haar criminele herkomst) te verwerven, voorhanden te hebben, om te zetten en over te dragen.
III. Opzettelijke deelneming
Om van deelneming te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoorde en dat zij een aandeel had in – of ondersteuning gaf aan – gedragingen die strekten tot óf rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het
opzetvan verdachte besloten. Verdachte moet dus opzettelijk hebben deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Dat betekent dat hij in zijn algemeenheid moet hebben geweten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogde. Niet is vereist dat het opzet van verdachte zelf was gericht op het plegen van misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven. Voor een bewezenverklaring is evenmin vereist dat verdachte heeft geweten van alle soorten misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie was gericht (vgl. HR 5 september 2006, NJ 2007, 336, r.o. 7.3).
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1 (Artikel 11b Opiumwet)Zoals reeds door de rechtbank overwogen kan worden vastgesteld dat ‘ [alias 4] ’, ‘ [alias 4] ’ en ‘ [alias 4] ’ de bijnamen zijn van verdachte.
[bedrijf 3] -dataUit de [bedrijf 3] -data blijkt dat [alias 4] op 23 augustus 2015 contact heeft met medeverdachte [medeverdachte 4] ( [alias 5] ). [alias 4] vraagt wanneer ze weer wat gaan verdienen en [medeverdachte 4] ( [alias 5] ) antwoordt hierop dat ze binnenkort weer gaan verdienen. [87] Uit deze communicatie leidt de rechtbank af dat verdachte kennelijk voor derden werkt en voor deze werkzaamheden commissie ontvangt.
Voorts blijkt uit de [bedrijf 3] -data dat in het PGP-adres [e-mailadres] een notitie staat die gaat over de werkwijze wanneer er een container binnenkomt en over de controle van binnengekomen containers. Uit het proces-verbaal van bevindingen [88] volgt dat bij de schermnaam ‘ [alias 4] ’ het PGP-adres [e-mailadres] wordt weergegeven. [89] In de notitie wordt onder andere
“ [bedrijf 9] ”genoemd. De rechtbank stelt vast dat dit het bedrijf [bedrijf 9] N.V. betreft, dat onder andere de formaliteiten regelt om zeecontainers uit de haven van Antwerpen op te kunnen halen en naar elders te kunnen vervoeren. In de notitie wordt uitleg gegeven over de procedure met betrekking tot de fysieke- en/of scancontrole van een container. Tevens wordt uitgelegd hoe een chauffeur tijdwinst kan behalen als de container gescand moet worden. Gelet op de opmerkingen
“op die van ons zelf na voor speciale behandeling”, “andere trekker ervoor”en
“denken aan een goede voorbereiding voor al het gereedschap” [90] is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn, dan dat de notitie gaat over de werkwijze van de criminele organisatie op het moment dat containers met verdovende middelen uit de haven van Antwerpen worden gehaald.
In de [bedrijf 3] -data van eind juli 2015 komt een gesprek naar voren tussen verdachte en [medeverdachte 4] , waarbij verdachte refereert aan een partij van
“50 in de vorm van bananen”.Volgens [medeverdachte 4] heeft hij
“alleen maar gezeik gehad met deze partij en is de prijs voor ‘hele goede’ op het ogenblik 26”. [91] De rechtbank is ambtshalve bekend dat de inkoopprijs van een kilogram cocaïne tussen de € 25.000,-- en € 27.000,-- ligt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze communicatie gaat over een hoeveelheid cocaïne.
Verder volgt uit [bedrijf 3] -data van 14 september 2015 dat verdachte door één van de leden van de criminele organisatie wordt gevraagd om containers te lossen, alwaar hij daar € 80,-- per dag voor krijgt. Verdachte bevestigt dit in zijn verklaring ter terechtzitting. [92] In de [bedrijf 3] -berichten wordt aangegeven dat er
“niets in zit”en dat het
“een aanloop is naar een volle”. [93] De rechtbank overweegt dat het niet anders kan dan dat hier wordt gesproken over een container waar geen verdovende middelen in zitten en de aanloop naar een container die wel verdovende middelen bevat.
Uit [bedrijf 3] -data van 16 september 2015 blijkt vervolgens dat verdachte aan [medeverdachte 4] te kennen geeft dat de heftruck nog goed is en dat hij er 15 pallets mee heeft verreden van de container naar achteren. [94] De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte behulpzaam is geweest bij het lossen van een container met verdovende middelen. Dit wordt ondersteund door het [bedrijf 3] -bericht van 17 september 2015, waarin [medeverdachte 4] schrijft dat zijn voortuin opgeruimd moet worden en verdachte vervolgens vraagt ‘wat dat schuift’. [medeverdachte 4] antwoordt dat het hetzelfde is als lossen. [95] De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte voor het opruimen van de voortuin hetzelfde betaald krijgt als hij betaald kreeg voor het lossen van een container. Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij slechts één keer een container heeft gelost. [96] Uit het [bedrijf 3] -bericht tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 9] , dat wordt verstuurd nadat de 169 blokken zijn gelost, volgt dat
“ [alias 4] 5 krijgt, eerder had [alias 4] al eens 30 gekregen, maar toen zaten er 400 stukken in”. [97] De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte niet slechts één keer, maar zelfs meerdere keren betrokken is geweest bij het lossen van containers.
TyperTer terechtzitting verklaart verdachte ook dat hij als ‘typer’ e-mailberichten heeft beantwoord, zoals hem dat werd “voorgekauwd” door andere leden van de criminele organisatie. Zodra een e-mailbericht van een bedrijf binnenkwam gaf verdachte aan ‘ [alias 7] ’ en ‘ [alias 7] ’ door wat er in het e-mailbericht stond en vervolgens kreeg hij van hen te horen wat er teruggestuurd moest worden. Verdachte verklaart dat hij
“wist waar hij mee te maken had”, omdat hij betalingen ontving op het moment dat de import van een container was geslaagd. Hij ontving hiervoor verschillende bedragen. Voorts verklaart verdachte dat hij wist dat in – zogenoemde – ‘+ transporten’ verdovende middelen zaten en dat dit cocaïne betrof. [98]
In beslag genomen aantekeningenTot slot stelt de rechtbank vast dat in de woning van verdachte een handgeschreven document is aangetroffen, waarop aantekeningen staan over onder andere de afmetingen van een Europallet, het stickeren van dozen, het wegen van dozen, het meten van dozen, het plaatsen van kleine dozen in een ‘omdoos’ en het plakken van een sticker en het schrijven van de datum op de doos. [99]
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte een aandeel had in – en ondersteuning gaf aan – gedragingen die strekten tot óf rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten het plegen van Opiumwetmisdrijven, zodat hij heeft deelgenomen aan de organisatie. De gedragingen van verdachte zijn daarnaast van zodanige aard dat daarin naar het oordeel van de rechtbank ook het opzet op de deelneming aan de criminele organisatie ligt besloten.
Feit 2 (Artikel 140 Sr)Gelet op de samenhang tussen de twee ten laste gelegde feiten en de hierbij horende gedragingen van verdachte verwijst de rechtbank voor haar bewijsmotivering van feit 2 allereerst naar hetgeen reeds hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen. In aanvulling hierop overweegt de rechtbank het volgende.
Ontvangen geldenUit in beslag genomen aantekeningen [100] leidt de rechtbank af dat verdachte € 500,-- per week aan ‘loon’ ontving en dat er daarnaast een keer € 5.000,-- aan hem is betaald. Dit vindt steun in het feit dat bij de naam ‘ [alias 4] ’ in de notities de cijfers
“5”en
“5.0”staan. Diebedragen worden ook genoemd in [bedrijf 3] -berichten verstuurd door [medeverdachte 9] ( [alias 7] ) en verdachte (gebruik makend van de naam [alias 4] ). Zij communiceren over het loon van ‘ [alias 4] ’. In deze berichten wordt onder andere een bedrag van € 500,-- per week genoemd en ‘ [alias 7] ’ schrijft dat ‘ [alias 4] ’ net € 5.000,-- heeft gehad. [101] Gelet op de inhoud van deze [bedrijf 3] -berichten overweegt de rechtbank dat de in beslag genomen aantekeningen weergeven hoeveel er betaald moet worden aan de verschillende deelnemers van het CSV. Voorts heeft verdachte bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij € 500,-- per week ontving.
Verder heeft er op 11 december 2019 een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden aan de [woonplaats] , de woning van verdachte. In de woning is een klantenbon van [bedrijf 22] in beslag genomen, waarop staat vermeld dat [verdachte] (tel.nr. [telefoonnummer] ) op 28 juli 2018 een bedrag van € 2.000,-- heeft ontvangen van verzender [medeverdachte 4] . Het land van herkomst van het geld is Spanje. [102]
Vervoer geld vanuit SpanjeUit [bedrijf 3] -data van medio augustus 2015 blijkt dat verdachte naar Spanje is gereisd en contant geld heeft meegenomen van Spanje naar Nederland. In de [bedrijf 3] -berichten van 11 augustus 2015 tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 9] geeft [medeverdachte 9] aan dat verdachte
(“ [alias 4] ”)ook naar Spanje komt. [103] Op 12 augustus 2015 zegt verdachte dat zijn BB – wat de rechtbank gelet op de context leest als Blackberry – het niet doet in het buitenland. Hij hoopt dat het goed komt in Malaga. [104] Even later op 12 augustus 2015 overleggen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 9] of ze met verdachte gaan zwemmen, zodat ze even met hem kunnen bijkletsen. Verdachte arriveert volgens voornoemd [bedrijf 3] -bericht vervolgens om 20.00 uur in Spanje.
Op 14 augustus 2015 wordt in [bedrijf 3] -berichten door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] bepaald dat [alias 21] € 10.000,-- meeneemt en verdachte € 11.500,--. De letterlijke tekst is als volgt:
“ [alias 21] neemt 10 mee. En [alias 4] nu 11.500”. [105] Uit dit [bedrijf 3] -bericht leidt de rechtbank af dat verdachte in opdracht van andere leden van de criminele organisatie geld meeneemt van Spanje naar Nederland.
Dat verdachte daadwerkelijk naar Spanje is gereisd wordt ondersteund door het feit dat van de bankrekening [rekeningnummer 1] , waarvan is vastgesteld dat dit de bankrekening van verdachte betreft, [106] op 12 augustus 2015 een bedrag van € 387,37 is afgeschreven met als omschrijving
“Cheap Tickets”. [107] De rechtbank stelt vast dat dit de kosten van de vliegreis naar Malaga zijn geweest. Voornoemde gedragingen duiden naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op handelingen die naar de uiterlijke verschijningsvorm erop gericht zijn geweest de criminele herkomst van de geldbedragen te verhullen/verbergen.
In beslag genomen stukkenBij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is onder andere een handgeschreven lijst in beslag genomen met codes en bijbehorende bedrijfsnamen. Op de in beslag genomen lijst staat onder andere de code B2 met de bedrijfsnaam
“ [bedrijf 23] ”.Volgens de informatie van de ING-bank is aan voornoemd bedrijf het bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] gekoppeld. [108] Bij de ING-bank zijn gegevens opgevraagd van bankrekening [rekeningnummer 2] . [109] Uit deze gegevens blijkt dat er bij twee overboekingen de omschrijving
“ [verdachte] ”staat. De eerste overboeking van 6 januari 2017 betreft een bedrag van €8.000,--. De tweede overboeking van 11 mei 2017 betreft een bedrag van € 2.200,--.
Verder is bij de doorzoeking van 11 december 2019 in de woning van verdachte een kwitantie in beslag genomen waarop staat geschreven dat [bedrijf 9] N.V. € 10.000,-- cash heeft ontvangen van [bedrijf 12] . [110] Op de kwitantie staat een stempel van [bedrijf 9] N.V. met een handtekening en als datum staat vermeld: Antwerpen 13-10-15. [bedrijf 12] is één van de bedrijven die genoemd staat op de USB-stick die in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] in beslag is genomen. Voor dit bedrijf werd code B1 gebruikt.
[bedrijf 3] -berichtenUit [bedrijf 3] -berichten van 28 juli 2015 blijkt dat [medeverdachte 9] verdachte vraagt of hij met ‘ [alias 3] ’ naar ‘X’ wil rijden om daar af te rekenen en papieren af te geven. ‘ [alias 3] ’ kan daar volgens [medeverdachte 9] zelf niet naar binnen, omdat hij daar gisteren voor een ander bedrijf is geweest. Verdachte zegt dat hij dat wel wil doen als ‘ [alias 3] ’ rijdt. [111] De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte betalingen heeft verricht en documenten heeft afgegeven voor de criminele organisatie.
Tot slot voert verdachte op 19 april 2016 een gesprek via [bedrijf 3] met [medeverdachte 9] (‘ [alias 7] ’). Verdachte stuurt aan ‘ [alias 7] ’
“ [naam 6] heeft kopie ID nodig voor boekhouder om betaling te kunnen linken”, waarop ‘ [alias 7] ’ terugstuurt
“Weet ik. En die gaat hij niet krijgen”.Verdachte vraagt vervolgens
“Oh ok. Want?”,waarop ‘ [alias 7] ’ antwoordt
“Dan gaan we voor witwassen”.De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat verdachte niet alleen een bijdrage leverde aan de criminele activiteiten van de organisatie, maar van dit criminele oogmerk ook daadwerkelijk wetenschap had.
Op grond van het voorgaande in combinatie met hetgeen is overwogen onder feit 1, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte een aandeel had in – en ondersteuning gaf aan – gedragingen die strekten tot óf rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten witwassen, zodat hij heeft deelgenomen aan de organisatie. De gedragingen van verdachte zijn daarnaast van zodanige aard dat daarin naar het oordeel van de rechtbank ook het opzet op de deelneming aan de criminele organisatie ligt besloten.
I
V. Conclusie
Uit het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een organisatie die het plegen van Opiumwetmisdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de OW, alsmede witwassen tot oogmerk had. Deze organisatie werd gevormd door een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van diverse personen. Verdachte heeft met zijn gedragingen een essentieel en voor de organisatie onmisbaar aandeel vervuld in de verwezenlijking van de oogmerken van de organisatie
V. Periode
Gelet op het voorgaande en de inhoud van de overige bewijsmiddelen zal de rechtbank in de bewezenverklaring de pleegperiode voor wat betreft de deelneming van verdachte aan de criminele organisatie met tot oogmerk het plegen van Opiumwetmisdrijven, alsmede witwassen, vaststellen op de periode van 25 juli 2015 tot en met 28 juli 2018. De rechtbank zal verdachte voor de overige periode vrijspreken.
4.6. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 25 juli 2015 tot en met 28 juli 2018,in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijkepersonen, waartoe hij, verdachte en zijn mededaders behoorden,
welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en 10a eerste lid, te weten:
- het (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van
één of meer hoeveelheden cocaïne, in elk geval (telkens) middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
- het (telkens) opzettelijk afleveren en vervoeren en aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne, in elk geval (telkens) middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst Ien
- het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van feiten als bedoeld in
artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 25 juli 2015 tot en met 28 juli 2018,in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en zijn mededaders behoorden,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- witwassen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr en in de artikelen 10, 10a, 11a (OW oud), 11b van de OW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van de misdrijven:
feit 1:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet (artikel 11b Opiumwet)
feit 2:deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
Het Openbaar ministerie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval het tot een strafoplegging mocht komen, heeft de raadsman verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met meerdere strafmatigende en/of bijzondere persoonlijke omstandigheden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft met meerdere medeverdachten deel uitgemaakt van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van Opiumwetmisdrijven, alsmede witwassen.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is als zelfstandig delict strafbaar gesteld, omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde. Criminele organisaties ondermijnen de rechtsorde, veroorzaken maatschappelijke onrust en berokkenen de maatschappij veel (financieel) nadeel. De strafwaardigheid van deelneming aan een criminele organisatie wordt niet alleen bepaald door de organisatiegraad en (de mate van) het ontwrichtende karakter daarvan voor de openbare orde, maar ook door de aard en ernst van de misdrijven die worden beoogd. De misdrijven die in de onderhavige zaak aan de orde zijn gelden als ernstige misdrijven.
De criminele organisatie waartoe verdachte behoorde heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale, wereldwijde drugscircuit. De verspreiding van, en de handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers van verdovende middelen gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun drugsgebruik en geweld. Daarnaast bevatten verdovende middelen stoffen die sterk verslavend werken en zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. De rechtbank acht verdachte dan ook medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen bij gebruikers veroorzaakt. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd.
De rechtbank neemt ook in overweging dat sprake was van een groots opgezette organisatie, waarin een groot aantal fictieve bedrijven zijn opgericht om een schijnbaar legale vorm van import van onder andere fruit op te zetten, en dat sprake was van vele deelnemers om taken uit te voeren en geld wit te wassen.
Het is verder algemeen bekend dat dit soort feiten veel geld opleveren voor de personen die betrokken zijn in de lijn van invoer tot aan de uiteindelijke verkoop. Het witwassen van deze gelden (en gelden in zijn algemeenheid) vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Daarnaast vormt het, vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere bankverkeer, ook een bedreiging voor de samenleving. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de fiscus te onttrekken, wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd. Verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles bijgedragen en de rechtbank neemt dit verdachte dan ook kwalijk.
De deelnemers van de criminele organisatie hadden elk een eigen rol met bijbehorende verantwoordelijkheden. Verdachte is als deelnemer van de criminele organisatie actief betrokken geweest bij het lossen van een deklading, waarin cocaïne verborgen zat en hij heeft kosten gemaakt voor het vervoeren van de containers, het uitladen van de vracht en de aanschaf van pallets. Voorts heeft verdachte verschillende vergoedingen ontvangen en geld vervoerd en verstrekt ten behoeve van de criminele organisatie.
Verdachte heeft met de ten aanzien van hem bewezen verklaarde gedragingen een wezenlijke – en voor de organisatie onmisbare - ondersteunende rol vervuld en hij heeft daarmee de verdovende middelen- en witwasactiviteiten van de criminele organisatie gefaciliteerd.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 januari 2021 van verdachte. Daarnaast is verdachte in hoger beroep in België voor soortgelijke feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 6 maart 2018 [112] overwogen dat, ondanks dat artikel 63 Sr niet van toepassing is op buitenlandse veroordelingen, het de rechter vrijstaat een eerdere, in een andere lidstaat van de Europese Unie uitgesproken veroordeling, bij de straftoemeting in aanmerking te nemen.
De rechtbank zal gelet hierop en gezien de aard van de feiten waarvoor verdachte in België is veroordeeld, bij haar strafoplegging rekening houden met de eerdere veroordeling van verdachte in België.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren gebracht zijn ter terechtzitting van 15 februari 2022.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op de bewezen verklaarde feiten in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van behoorlijke duur.
De rechtbank ziet echter in de eerdere Belgische veroordeling, de kortere duur van deelname aan de criminele organisatie en de naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om de op te leggen straf te matigen, in die zin dat zij een gevangenisstraf op zal leggen voor een kortere duur dan door het Openbaar Ministerie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van de misdrijven:
feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet (artikel 11b Opiumwet)
feit 2:deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
onvoorwaardelijke gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. D ten Boer en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch en H. Kamp, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.
Buiten staat
Mr. Ten Boer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, Team FinEc – Fraude 1, met nummer LEREA18001-2869, onderzoek 26Eufaula / LEREA18001, met de daarvan deel uitmakende bijlagen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pretty Good Privacy telefoon. PGP-telefoons worden gebruikt om versleutelde of gecrypte berichten te versturen. Criminelen maken gebruik van communicatie via PGP telefoons om buiten het zicht van justitie en
3.26Ephraim-310/371PV verhoor [code 1]
4.26Eufaula-523, PV CSV Sesamstraatgroepering, bijlage 29
5.26Eufaula-523, pagina 4-5 (1123-1124) en Proces-verbaal 26Eufaula-434
6.26Eufaula-1856 PV aanvullende identificatie [alias 2]
7.26Eufaula-1856 PV aanvullende identificatie [alias 2] , pagina 192.
8.26Eufaula-1856 PV aanvullende identificatie [alias 2] , pagina 190.
9.26Ephraim-374 PV Verhoor [code 1]
10.26Eufaula-523, pagina 2-3 (121-122) en Proces-verbaal 26Eufaula-525
11.26Eufaula-1734 OV aanvullende identificatie
12.26Eufaula-1734 PV bevindingen met betrekking tot identiteit ‘ [alias 1] ’, pagina 180.
13.Op 19 april 2016 werd de server van [bedrijf 3] door overheidsdiensten uit de lucht gehaald.
14.Proces-verbaal 26Eufaula-523, pagina 3-4 (122-1123) en Proces-verbaal 26Eufaula-753 Pv ID [code 2] , bijlage 13
15.26Eufaula-753 PV identificatie [alias 5] ; 26Eufaula-1733 aanvullend PV identificatie [alias 5] .
16.26Eufaula-1132 PV bevindingen met betrekking tot onderzoeksgegevens uit het Belgische strafrechtelijke onderzoek Oceans, pagina 1816.
17.26Eufaula-2747 PV Verhoor [code 3]
18.26Eufaula-547 PV identificatie [code 4] en 26Eufaula-1791 PV identificatie [code 4] aanvulling.
19.26Ephraim-310 PV verhoor [code 1] .
20.26Ephraim-500 PV verhoor [code 1] .
21.26Eufaula-753 PV identificatie [alias 5] ; 26Eufaula-1733 aanvullend PV identificatie [alias 5] .
22.26Eufaula-1802 PV identificatie [alias 10] .
23.26Eufaula-739 PV identificatie [alias 7] ; 26Eufaula-1744 Aanvullend PV identificatie [alias 7] .
24.26Eufaula-2531 PV verhoor [code 5] .
25.26Eufaula-681 PV identificatie [code 6] ; 26Eufaula-2195 PV identificatie [code 6] aanvulling.
26.26Eufaula-2531 PV verhoor [code 5] .
27.26Eufaula-2213 PV identificatie [alias 12] .
28.26Eufaula-2531 PV verhoor [code 5] .
29.26Eufaula-569 PV identificatie [code 7] .
30.26Eufaula-1116 PV identificatie [code 8] ; 26Eufaula-1803 PV identificatie [code 8] aanvulling.
31.26Eufaula-1803 PV identificatie [alias 13] , pagina 1480.
32.Zaaksdossier 11b 140, pagina 104.
33.26Ephraim-500 PV verhoor [code 1] .
34.26Ephraim-500 PV verhoor [code 1] .
35.26Ephraim-500 PV verhoor [code 1] .
36.26Ephraim-500 PV verhoor [code 1] .
37.ME076.01.02.003.
38.Pv 26Eufaula-926, eerste aanvulling, bijlage 2, pagina’s 507-515, met bijlagen
39.Algemeen dossier, pagina 11; Zaaksdossier 11b 140 pagina 20.
40.Algemeen dossier, pagina 257.
41.Algemeen dossier, pagina 258.
42.Zaaksdossier 11b 140, pagina’s 16 en 17.
43.Zaaksdossier 11b 140, pagina 28
44.Zaaksdossier 11b 140, pagina 23.
45.Zaaksdossier 11b 140, pagina 34
46.Zaaksdossier 11b 140, pagina 44.
47.26Eufaula-310 PV verhoor [medeverdachte 2]
48.26Eufaula-2656 PV verhoor [verdachte] , pagina 502.
49.26Eufaula-2656 PV verhoor [verdachte] , pagina 502.
50.Proces-verbaal Algemeen Dossier, pagina’s 6-15
51.Zaaksdossier 11b 140, pagina 38.
52.Zaaksdossier 11b 140, pagina 56.
53.Zaaksdossier PV codes bedrijven, pagina 1203.
54.26Eufaula-147 PVB USB-stick KO.022.03.03.002.
55.26Ephraim-374 Verhoor [code 1] .
56.Zaaksdossier 11b 140, pagina 27.
57.26Eufaula-1051 Dossier [bedrijf 8] .
58.Zaaksdossier 11b 140, pagina’s 46 en 47.
59.Zaaksdossier 11b 140, pagina 47.
60.Zaaksdossier 11b 140, pagina 54.
61.Ambtshalve bekend dat ' [alias 20] ' een verwijzing is naar een persoon van de leverende partij en afkomstig uit het bronland.
62.26Eufaula-1508 PV niet onderschepte verdovende middelen.
63.Zaaksdossier 11b 140, pagina 49.
64.Zaaksdossier 11b 140, pagina 49.
65.26Eufaula-1118 PV [bedrijf 13] .
66.Zaaksdossier 11b 140, pagina 50.
67.26Eufaula-1118 PV [bedrijf 13] .
68.KO022.01.01.001.
69.NA004.04.02.004.
70.NA004.04.02.002.
71.Zaaksdossier 11b 140, pagina 50.
72.26Eufaula-1031 bevindingen [bedrijf 14] BV.
73.Vonnis Rechtbank Antwerpen, eerste aanleg, afdeling Antwerpen van 10 januari 2019.
74.Zaaksdossier 11b 140, pagina 56 en 57.
75.ME076.03.01.032.001.
76.Zaaksdossier 11b 140, pagina 57.
77.Zaaksdossier 11b 140, pagina 57.
78.IBN KO022.03.01.004 Excelbestand: “ [bestandsnaam 1] ”, [bestandsnaam 2] ”; Zaaksdossier 11b 140, pagina 39.
79.26Eufaula-2452 PV bevindingen verdienmodel CSV; Zaaksdossier 11b 140, pagina 35.
80.Zaaksdossier 11b 140, pagina 54.
81.Zaaksdossier 11b 140, pagina 55.
82.Overzicht contante transacties, bijlage 26, pagina’s 938 tot en met 940 26Eufaula.
83.Zaaksdossier 11b 140, pagina 27.
84.Overzicht [bedrijf 3] -berichten [medeverdachte 10] .
85.Overzicht WhatsApp-berichten [medeverdachte 2] .
86.Zaaksdossier 11b 140, pagina’s 93 en 94.
87.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4032.
88.26Eufaula-569 PV van bevindingen.
89.In de [bedrijf 3] -data staat de notitie weggeschreven in het pad:
90.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4033-4034.
91.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4036.
92.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 15 februari 2022.
93.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4036-4037.
94.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4037-4038.
95.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4038.
96.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 15 februari 2022.
97.26Eufaula-1852 PV van verdenking [verdachte] , pagina 4021.
98.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 15 februari 2022.
99.Bijlage 4: handgeschreven document (beslagcode VE035.11.01.001.
100.GA049.02.01.001.004, GA049.02.01.001.010 en GA049.02.01.001.007.
101.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4035.
102.VE035.11.01.002.
103.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4039-4040.
104.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4040.
105.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4041.
106.26Eufaula-2251 PV verkrijgen gegevens.
107.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4042.
108.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4043.
109.26Eufaula-1002 PV ontvangen gegevens ING-bank.
110.Bijlage 3, kwitantie contante betaling aan [bedrijf 9] N.V. (beslagcode: VE035.05.02.001).
111.26Eufaula-1815 PV van bevindingen met betrekking tot betrokkenheid van [verdachte] bij criminele organisatie, pagina 4042.
112.Hoge Raad 6 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:306.