Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
€ 37.057,67 heeft witgewassen.
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld dan wel
had(den),
3.De voorvragen
€ 176.000,00 en het lage BTW-tarief van 344.000,000). [12] De RVO wees de aanvraag van [bedrijf] in eerste instantie af omdat de SBI-code in het handelsregister van de Kamer van Koophandel niet voldeed aan de gestelde voorwaarden. [13] Nadat tegen deze afwijzing op
7 september 2020 bezwaar was ingediend, heeft de RVO per brief van 17 december 2020 kenbaar gemaakt dat het bezwaar gegrond werd verklaard en een voorschot van 80% van het voorlopige subsidiebedrag zou worden toegekend. [14] Op 21 december 2020 heeft de RVO een bedrag van € 33.058,67 overgemaakt naar de Bunq-rekening van medeverdachte [medeverdachte] . Diezelfde dag werd vanaf die Bunq-rekening een bedrag van € 10.000,00 overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam van [verdachte] . Ook op 22 en 23 december 2020 werden bedragen van € 10.000,00 overgemaakt naar voornoemd rekeningnummer op naam van [verdachte] (totaal € 30.000,00). De overboekingen waren voorzien van de beschrijving ‘persoonlijk krediet tnv [verdachte] . [15] Het geldbedrag van
€ 30.000,00 werd contant opgenomen door verdachte (3 x € 10.000,00). [16] Medeverdachte [medeverdachte] heeft het overgebleven bedrag contant opgenomen en gebruikt. [17]
€ 877.000,00 aan te tonen met gespecificeerde rekeningafschriften. [20] Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hadden vervolgens via WhatsApp contact over het laten opmaken van negentig afschriften. [21] Vervolgens ontving de RVO op 18 januari 2021 reactie van [bedrijf] met verschillende bijlagen, waaronder rekeningafschriften met bij- en afgeschreven bedragen over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019. De aan de RVO verstrekte rekeningafschriften bleken verschillende onjuistheden te bevatten. Zo werd het rekeningnummer [rekeningnummer 3] vermeld, terwijl uit onderzoek bleek dat deze rekening in augustus 2016 was opgeheven. Ook werden op de rekeningafschriften van 2019 boekingsdata in 2020 vermeld, kwam in meerdere omschrijvingen de naam [naam 1] voor terwijl er geen persoon met de naam [naam 1] betrokken was bij [bedrijf] en kwamen de geboekte bedragen niet overeen met de beschrijvingen. [22]
€ 33.058,67 is op 21 december 2020 overgemaakt naar de Bunq-bankrekening op naam van medeverdachte [medeverdachte] . [35]
(3 x € 10.000,00) door verdachte laten overmaken naar de bankrekening van [verdachte] . Die geldbedragen werden van contant van laatstbedoelde rekening opgenomen door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] het geldbedrag van € 37.058,67 heeft gebruikt, overgedragen en omgezet, terwijl dit onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig was.
€ 37.057,67 is vermeld, terwijl dit € 37.058,67 had moeten zijn. De rechtbank beschouwt het voorgaande als een kennelijke verschrijving van de steller van de tenlastelegging en zal, nu verdachte daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad, de tenlastelegging verbeteren.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
medeplegen van witwassen.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schadevergoedingsmaatregel
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
medeplegen van witwassen.
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 37.058,67, (zegge: zevenendertigduizendachtenvijftig euro en zevenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2020 en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 220 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet.