ECLI:NL:RBOVE:2022:3994

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
84-103582-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige belastingfraude door feitelijke leidinggeving aan onjuiste aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift

De rechtbank Overijssel heeft op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man, die werd beschuldigd van grootschalige belastingfraude. De verdachte was feitelijk leidinggevende bij twee bedrijven en heeft gedurende meerdere jaren onjuiste en onvolledige aangiften omzetbelasting ingediend. Dit gebeurde in het kader van een btw-carrousel, waarbij de verdachte een leidende rol vervulde in de handelsketen. De fraude bestond uit het opmaken van valse facturen en het doen van onjuiste aangiften, wat resulteerde in een aanzienlijk fiscaal nadeel voor de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte een spilfunctie vervulde binnen de fraude en dat zijn handelen het vertrouwen in de belastingplichtigen heeft geschaad. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een lange gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-103582-21 (P)
Datum vonnis: 29 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 december 2022 en van 15 december 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. A.M. Ruige en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Geerdink, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:feitelijke leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. al dan niet samen met een ander telkens opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2016 tot en met het derde kwartaal van 2018;
feit 2:feitelijke leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan het door [medeverdacht bedrijf] B.V. al dan niet samen met een ander telkens opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting over het derde kwartaal van 2018 tot en met het tweede kwartaal van 2019;
feit 3:in de periode van 1 maart 2018 tot en met 30 november 2018 feitelijke leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. al dan niet samen met een ander valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie door valse (inkoop)facturen in de administratie op te nemen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
[bedrijf 1] B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 oktober 2016 tot en
met 19 oktober 2018 te Oldenzaal en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer (digitale) aangifte(n)
voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V. over:
- het 4e kwartaal van het jaar 2016 (AMB-003, p. 15-17), en/of
- het 1e en/of 2e en/of 3e en/of 4e kwartaal van het jaar 2017 (AMB-003, p. 18-29),

en/of

- het 1e en/of 2e en/of 3e kwartaal van het jaar 2018 (AMB-003, p. 30-38),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben laten
doen, immers heeft [bedrijf 1] B.V. en/of haar mededader(s) (telkens) een onjuist
bedrag aan omzetbelasting, en/of (telkens) een onjuist bedrag aan verschuldigde/te
ontvangen voorbelasting opgegeven en/of doen (laten) opgeven
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd
geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit/feiten verdachte
(telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welk bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2
[medeverdacht bedrijf] B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 juli 2018 tot en met 19
oktober 2018 te Rijssen en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer (digitale) aangifte(n)
voor de omzetbelasting ten name van [medeverdacht bedrijf] B.V. over:
- het 3e en/of 4e kwartaal van het jaar 2018 (AMB-002, p. 8-13), en/of
- het 1e en/of 2e kwartaal van het jaar 2019 (AMB-002, p. 14-19),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben laten
doen, immers heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. en/of haar mededader(s)
(telkens) een onjuist bedrag aan omzetbelasting, en/of (telkens) een onjuist bedrag
aan verschuldigde/te ontvangen voorbelasting opgegeven en/of doen (laten)
opgeven
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit/feiten verdachte
(telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welk bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
3
[bedrijf 1] B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 maart 2018 tot en met
30 november 2018 te Oldenzaal en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal, de (bedrijfs)administratie -zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt en/of
doen opmaken,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken,
immers heeft [bedrijf 1] B.V. en/of haar mededader(s), een of meer valse en/of
vervalste factu(u)r(en) in haar (bedrijfs)administratie opgenomen en/of doen
opnemen, te weten:
- 14 (zelf)facturen ten name van [naam 4] , [adres 2] (DOC- 003

t/m DOC-010, DOC-014, DOC-018, DOC-021, DOC-023, DOC-038, DOC-050), en/of

- 6 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 3] , [adres 3] (DOC-011,

DOC-012, DOC-017, DOC-022, DOC-026, DOC-028), en/of

- 3 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 4] , [adres 4] (DOC-013,

DOC-015, DOC-016), en/of

- 3 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 5] , [adres 5]

(DOC-019, DOC-025, DOC-046), en/of

- 1 (zelf)factuur van [bedrijf 6] , [adres 6] (DOC-020),

en/of

- 1 (zelf)factuur ten name van [bedrijf 7] , [adres 7] (DOC-024), en/of
- 2 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 8] , [adres 8]

(DOC-027, DOC-029), en/of

- 3 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 9] , [adres 9]

(DOC-030, DOC-031, DOC-036), en/of

- 10 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 10] , [adres 10]
(DOC-032, DOC-033, DOC-035, DOC-039, DOC-040, DOC-041, DOC-043, DOC-045,
DOC-048, DOC-049), en/of
- 5 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 11] , [adres 11]

(DOC-034, DOC-037, DOC-042, DOC-044, DOC-047),

waarop in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- (inkoop)transacties van
metaal/schroot met aantallen, prijzen en bedragen was/waren vermeld,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit/feiten verdachte
(telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welk bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Aanleiding onderzoek FIOD
Op 3 december 2018 ontving de Belastingdienst een SCAC-verzoek [2] vanuit Duitsland met betrekking tot de aankoop van personenauto’s door [bedrijf 1] B.V. te Oldenzaal bij [bedrijf 11] GmbH te Regensburg in Duitsland. In het verzoek kwam naar voren dat [bedrijf 1] B.V. op 31 augustus 2018 22 auto’s van het merk Ford, type Focus, heeft ingekocht bij [bedrijf 11] GmbH voor een bedrag van € 10.800 per stuk. [3] Het viel de Duitse fiscus op dat tussen de administratieve stukken van voornoemde transactie, tevens een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van het bedrijf [medeverdacht bedrijf] B.V. werd aangetroffen alsook een kopie van het rijbewijs van verdachte, de directeur en enige aandeelhouder van [medeverdacht bedrijf] B.V. [4] Naar aanleiding hiervan werd door de Duitse autoriteiten verzocht om nader onderzoek te doen naar de administratieve vastlegging van de door [bedrijf 11] GmbH geleverde auto’s aan [bedrijf 1] B.V. De bevindingen van de Belastingdienst hebben geleid tot een vermoeden dat sprake was van btw-carrouselfraude. Op 20 maart 2019 heeft de Stuur- en weegploeg het besluit genomen om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen, waarna het onderzoek ‘Avila’ werd gestart. [5]
Algemene opmerkingen
In Nederland is de ondernemer zelf verantwoordelijk voor het op een juiste wijze aangeven en betalen van de omzetbelasting (btw) die is verschuldigd over zijn leveringen en diensten. De omzetbelasting kent drie tarieven: 21%, 6% en 0%. De op facturen in rekening gebrachte omzetbelasting dient op aangifte periodiek te worden voldaan. Bij prestaties tussen ondernemers onderling is de omzetbelasting die de één verschuldigd is, in de regel bij de ander weer aftrekbaar als ‘voorbelasting’ in de aangifte omzetbelasting als deze ondernemer over een factuur beschikt.
Indien een ondernemer aan een afnemer in het buitenland levert is onder bepaalde voorwaarden recht op toepassing van het nultarief. De levering aan ondernemers binnen de Europese Unie wordt een intracommunautaire levering genoemd. Voorwaarde voor toepassing van dit nultarief is dat de goederen worden vervoerd naar een andere lidstaat en dat deze goederen aldaar zijn onderworpen aan de heffing van omzetbelasting ter zake van een intracommunautaire verwerving van die goederen. De belastingheffing vindt dus plaats in het land van de ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd. De over de intracommunautaire verwerving verschuldigde omzetbelasting kan direct als voorbelasting in de aangifte voor de omzetbelasting in aftrek worden gebracht.
Verder is van belang dat artikel 12, vijfde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur gevallen worden aangewezen waarbij voor de (binnenlandse) handel een verleggingsregeling van toepassing is. Verlegging betekent dat er ten aanzien van deze prestaties geen btw meer op de factuur vermeld dient te worden, maar: ‘btw verlegd’. De koper neemt vervolgens de btw op in zijn eigen aangifte omzetbelasting als te betalen btw en kan die btw op diezelfde aangifte weer in aftrek brengen. De handel in oude materialen en schroot is zo’n aangewezen geval waarbij sprake is van een verleggingsregeling.
Btw-carrouselfraude
De term ‘btw-carrouselfraude’ wordt gebruikt voor een samenstel van strafbare, frauduleuze, gedragingen waarbij minimaal één bedrijf (een zogenaamde ‘ploffer’) in een handels- en facturenketen geen btw afdraagt aan de fiscus. Dat bedrijf brengt vervolgens wel btw in rekening bij zijn afnemers. De schakels in de handelsketen na de ploffer – zogenaamde ‘buffers’ – vragen de btw terug. De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt hetgeen veelal gepaard gaat met een ontbinding of faillissement en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: een ploffer factureert goederen aan een buffer voor een lager bedrag dan waarvoor die aan de ploffer waren gefactureerd. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat een ploffer geen btw afdraagt. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijzen ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld.
Op basis van een eerste onderzoek heeft de FIOD de bedrijven [bedrijf 1] B.V. en [medeverdacht bedrijf] B.V. aangemerkt als vermoedelijke ploffers. Het bedrijf [bedrijf 12] B.V. werd aangemerkt als vermoedelijke buffer. [6]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, met uitzondering van het onder 1 ten laste gelegde vierde kwartaal van 2017, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij een btw-fraudecarrousel.
Voor wat betreft het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet is aan te merken als feitelijke leidinggever van [bedrijf 1] B.V. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat, voor zover de door [medeverdacht bedrijf] B.V. ingediende aangiften voor de omzetbelasting onjuist zijn, verdachte geen feitelijke leiding heeft gegeven aan die gedraging.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vaststellen van de feiten
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
[bedrijf 1] B.V. werd opgericht op 17 april 2014 en was gevestigd aan [adres 12] . De bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] B.V. betroffen: ‘groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen’ en ‘de in- en verkoop van metalen, demontagearbeid met betrekking tot metalen en recycling van metaal’. Volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel was [bedrijf 13] B.V. de bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] B.V. [7] Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 13] B.V. was [naam 1] . [8]
De Belastingdienst heeft naar aanleiding van het Duitse SCAC-verzoek een eerste onderzoek bij [bedrijf 1] B.V ingesteld. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat [bedrijf 1] B.V. zich bezighield met de handel in auto’s en de auto’s in andere lidstaten van de Europese Unie inkocht. [9] Volgens de geldende intracommunautaire belastingwetgeving kocht [bedrijf 1] B.V. de auto's tegen het nultarief. Dit betekent dat [bedrijf 1] B.V. de auto’s btw-vrij gefactureerd en geleverd kreeg. Onderzoek naar de chassisnummers van de bij [bedrijf 11] GmbH ingekochte 22 Ford Focus’ liet zien dat er voor een aantal van de auto’s Nederlandse kentekens waren afgegeven en door het autobedrijf [bedrijf 14] B.V. te Zwolle BPM [10] was afgedragen. [11] Bij de aangifte BPM van een Ford Focus met chassisnummer [nummer] werd door [bedrijf 14] B.V. een inkoopfactuur overgelegd waaruit bleek dat zij de auto voor een bedrag van € 10.300,00 (inclusief btw) had gekocht van [bedrijf 12] B.V. [12]
Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel werd [bedrijf 12] B.V. op 11 maart 2008 opgericht en was zij gevestigd aan [adres 13] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit ‘groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen. Handel in reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s’. De enig aandeelhouder en bestuurder was [bedrijf 15] B.V. [13] De enige bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 15] B.V. was [naam 2] . [14]
Naar aanleiding van voorgaande bevindingen heeft de FIOD derdenonderzoek bij [bedrijf 12] B.V. verricht. In de administratie van [bedrijf 12] B.V. werden met betrekking tot autohandel in totaal 61 inkoopfacturen aangetroffen die afkomstig waren van [bedrijf 1] B.V. [15] Blijkens deze inkoopfacturen verkocht [bedrijf 1] B.V. de auto’s aan [bedrijf 12] B.V. onder de door haar betaalde inkoopprijs en bracht daarbij omzetbelasting (21% btw) in rekening. Ook blijkt uit de administratie dat [bedrijf 12] B.V. deze auto’s onder de inkoopprijs van [bedrijf 1] B.V. (door)verkoopt aan verschillende autobedrijven, waaronder [bedrijf 14] B.V. [16] , [bedrijf 16] V.O.F. [17] , en [bedrijf 17] B.V. [18] [bedrijf 12] B.V. bracht de door [bedrijf 1] B.V. in rekening gebrachte omzetbelasting in vooraftrek op de aangiften voor de omzetbelasting van de fiscale eenheid [bedrijf 18] B.V. en [bedrijf 15] B.V. [19]
Naar aanleiding van het onderzoek bij [bedrijf 12] B.V. heeft de FIOD opnieuw de administratie van [bedrijf 1] B.V. onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat in haar administratie geen facturen waren opgenomen die betrekking hadden op de verkoop en levering van auto’s door [bedrijf 1] B.V. aan [bedrijf 12] B.V. Ook ontbraken de inkoopfacturen van de in het buitenland aangekochte auto’s in de administratie, terwijl uit het Europees uitwisselingssysteem VIES [20] bleek dat al vanaf het vierde kwartaal 2016 door [bedrijf 1] B.V. auto’s intracommunautair werden verworven, onder meer bij [bedrijf 19] en [bedrijf 11] GmbH. [21] Uit de bankgegevens van de bankrekeningen met IBAN-nummer [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf 1] B.V. volgt dat de aangekochte auto’s door [bedrijf 1] B.V. zijn betaald. [22] Uit onderzoek van de FIOD is gebleken dat de aangekochte auto’s door [bedrijf 1] B.V. rechtstreeks bij de eindafnemer in Nederland werden afgeleverd. [23]
In de administratie van [bedrijf 1] B.V. werden wel in- en verkoopfacturen met betrekking tot de levering van metalen en schroot aangetroffen. De inkoopfacturen betroffen zogenaamde ‘
self-billing’-facturen hetgeen betekent dat niet de leverancier, maar de afnemer (in onderhavig geval [bedrijf 1] B.V.) de inkoopfacturen zelf had opgemaakt. De in de administratie van [bedrijf 1] B.V. opgenomen inkoopfacturen hadden betrekking op de levering van metalen en schroot afkomstig uit Duitsland, Spanje en Italië in de periode van 7 maart 2018 tot en met 27 november 2018. [24]
Met betrekking tot dezelfde periode bevonden zich eveneens verkoopfacturen van leveringen van metalen en schroot in de administratie van [bedrijf 1] B.V. Deze verkoopfacturen waren gericht aan [bedrijf 12] B.V. [25] Op deze facturen werd geen btw in rekening gebracht. De FIOD stelde vervolgens vast dat de op deze verkoopfacturen vermelde bedragen – die volgens [bedrijf 1] B.V. betrekking hadden op de handel in metalen en schroot – ongeveer overeenkwamen met de bedragen die op facturen die betrekking hadden op de verkoop en levering van auto’s van [bedrijf 1] B.V. aan [bedrijf 12] B.V., welke werden aangetroffen in de administratie van [bedrijf 12] B.V. [26]
[bedrijf 1] B.V. heeft in de periode vanaf het eerste kwartaal 2016 tot en met het derde kwartaal van 2018 aangiften voor de omzetbelasting gedaan. [27] De aangiften werden opgemaakt en ingediend door [naam 3] , de boekhouder van [bedrijf 1] B.V. [28]
[bedrijf 1] B.V. is ten gevolge van faillissement opgeheven met ingang van 19 december 2018. [29]
Als eerder gezegd, viel het de Duitse fiscus op dat tussen de administratieve stukken van een transactie tussen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 11] GmbH, tevens een uittreksel van de Kamer van Koophandel van het bedrijf [medeverdacht bedrijf] B.V. werd aangetroffen alsook een kopie van het rijbewijs van verdachte, terwijl zowel verdachte als [medeverdacht bedrijf] B.V. geen formele relatie hadden met [bedrijf 1] B.V.
Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel werd [medeverdacht bedrijf] B.V. opgericht op 5 april 2018 door verdachte. Verdachte stond geregistreerd als enig bestuurder en aandeelhouder van [medeverdacht bedrijf] B.V. De bedrijfsactiviteiten bestonden uit: ‘groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen’ en ‘handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe)’. Het vestigingsadres is [adres 1] . [30]
Naar aanleiding van de bevindingen van de Duitse fiscus, zijn de door [medeverdacht bedrijf] B.V. ingediende aangiften voor de omzetbelasting onderzocht. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat in het derde kwartaal van 2018 voor een bedrag van € 1.033.528,00 aan leveringen van auto’s vanuit Spanje en Duitsland op [medeverdacht bedrijf] B.V. zijn ‘gelist’. [31] De Belastingdienst heeft vervolgens vijf SCAC-verzoeken doen uitgaan naar de Spaanse en Duitse fiscus betreffende de listing door deze ondernemers aan [medeverdacht bedrijf] B.V. in de periode van juli tot september van 2018. Op 10 januari 2019 liet de Spaanse fiscus weten dat door [medeverdacht bedrijf] B.V. voor een bedrag van € 752.250,00 aan auto’s had aangekocht bij [bedrijf 10] . te Tarragona in Spanje. [32] De inkoopfacturen stonden op naam van [medeverdacht bedrijf] B.V. [33] Uit de van de Spaanse fiscus verkregen informatie bleek dat de betaling werd verricht vanaf de bankrekening met IBAN-nummer [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf 1] B.V. [34] Uit de transportpapieren bleek dat de auto’s rechtstreeks zijn vervoerd naar de afnemers van [medeverdacht bedrijf] B.V. [35]
Door rechtshulpverzoeken is gebleken dat door [medeverdacht bedrijf] B.V. vanaf 2018 ook auto’s zijn aangekocht in Duitsland bij onder meer de bedrijven [bedrijf 19] [36] , [bedrijf 11] GmbH [37] en [bedrijf 20] . [38] Deze transacties zijn betaald vanaf de Duitse bankrekening van [medeverdacht bedrijf] B.V. [39]
[medeverdacht bedrijf] B.V. heeft in de periode vanaf het derde kwartaal 2018 tot en met het tweede kwartaal van 2019 aangiften voor de omzetbelasting gedaan. [40] De aangiften werden opgemaakt en ingediend door [naam 3] , ook de boekhouder van [medeverdacht bedrijf] B.V. [41]
Verdachte is op 10 mei 2021 aangehouden. [42] Op 29 juni 2020 werd de woning van verdachte, gelegen aan [adres 1] , doorzocht. In de woning van verdachte werd in een paars bakje een volmacht voor [bedrijf 1] B.V. aangetroffen. [43] De machtiging was door [naam 1] en verdachte ondertekend. [44]
4.4.2
Overwegingen van de rechtbank
Gelet op de verwevenheid en onderlinge samenhang, zal de rechtbank allereerst het onder 1 en 3 ten laste gelegde tezamen behandelen. Vervolgens wordt overgegaan tot bespreking van het onder 2 ten laste gelegde.
Feiten 1 en 3
Verdachte wordt verweten feitelijke leiding te hebben gegeven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting (feit 1) en het plegen van valsheid in geschrift (feit 3) door [bedrijf 1] B.V. Bij de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, dient eerst te worden vastgesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft gepleegd of daaraan heeft deelgenomen. Ingeval de delictsomschrijving van het strafbare feit waarvan de rechtspersoon wordt verdacht, opzet vereist (zoals in deze casus het geval), dient ook dat opzet van de rechtspersoon te worden vastgesteld. Als die vragen bevestigend worden beantwoord, komt de vraag aan de orde of bewezen kan worden dat verdachte aan die gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
Daderschap [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden zich voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon;
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening;
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
[bedrijf 1] B.V. heeft in- en verkoopfacturen in haar bedrijfsadministratie opgenomen met de bedoeling om die bedrijfsadministratie te gebruiken bij het doen van aangiften omzetbelasting. [bedrijf 1] B.V. heeft vervolgens op basis van die bedrijfsadministratie aangiften omzetbelasting over het eerste kwartaal 2016 tot en met het derde kwartaal van 2018 opgesteld en ingediend bij de Belastingdienst.
Door [bedrijf 1] B.V. werd gehandeld in auto’s, terwijl zij deze handel niet verantwoordde in haar administratie. [bedrijf 1] B.V. heeft in haar administratie de in- en verkoop van auto’s verantwoord als de in- en verkoop van metalen en schroot. [bedrijf 1] B.V. heeft daarmee ten onrechte gebruik gemaakt van de verleggingsregeling. Aldus heeft [bedrijf 1] B.V. de aan [bedrijf 12] B.V. in rekening gebrachte omzetbelasting niet afgedragen door deze omzetbelasting niet in haar aangiften op te nemen. Uit een nadeelberekening van de Belastingdienst volgt dat er door [bedrijf 1] B.V. over het vierde kwartaal van 2016, het eerste tot en met het derde kwartaal van 2017 en het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2018 € 1.281.426,00 te weinig omzetbelasting heeft afgedragen. [46]
De hiervoor genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet op de omzetbelasting en hebben aldus plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Immers, het indienen van aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V. en het voeren van bedrijfsadministratie behoorde tot de activiteiten in het kader van een normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Door het onjuist aangeven van de af te dragen omzetbelasting door [bedrijf 1] B.V. is de verboden gedraging daarnaast dienstig geweest in het door [bedrijf 1] B.V. uitgeoefende bedrijf of diens taakuitoefening. Op grond hiervan is de rechtbank dan ook van oordeel dat de gedragingen telkens in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden en dat deze aan haar kunnen worden toegerekend.
Opzet van [bedrijf 1] B.V. op het doen plegen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het valselijk doen opmaken van (bedrijfs)administratie
De rechtbank stelt voorop dat onder bepaalde omstandigheden het opzet van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon kan worden toegerekend. Voor het opzet van een rechtspersoon is echter niet vereist dat komt vast te staan dat de namens of ten behoeve van die rechtspersoon optredende natuurlijke personen met dat opzet hebben gehandeld. Het opzet van een rechtspersoon kan onder omstandigheden bijvoorbeeld ook worden afgeleid uit het beleid van de rechtspersoon of de feitelijke gang van zaken binnen de rechtspersoon. [47]
De rechtbank zal voor de beoordeling daarvan, allereerst ingaan op de rol van verdachte binnen [bedrijf 1] B.V.
- de rol van verdachte in de autohandel van [bedrijf 1] B.V.
Verdachte heeft in totaal vier verklaringen afgelegd bij de FIOD. Verdachte heeft verklaard dat hij “niet echt” werkzaamheden voor [bedrijf 1] B.V. heeft verricht. De directeur van [bedrijf 1] B.V., [naam 1] , was een vriend van verdachte en hij hielp [naam 1] wel eens als hij een slechte periode had. [48] Verdachte verklaarde dat hij nooit namens [bedrijf 1] B.V. auto’s in het buitenland heeft ingekocht. Wel is hij samen met [naam 1] in het buitenland “op pad” geweest en hebben zij samen verschillende autobedrijven bezocht, aldus verdachte. Met betrekking tot de in zijn woning aangetroffen volmacht voor [bedrijf 1] B.V. verklaarde verdachte dat hij zijn handtekening herkent, maar nooit de leiding heeft gehad bij [bedrijf 1] B.V. [49] Ter zitting van 5 december 2022 heeft verdachte op dit punt verklaard dat hij de volmacht nooit heeft gebruikt.
Verdachte heeft verder verklaard dat zijn enige betrokkenheid bij de autohandel van [bedrijf 1] B.V. bestond uit het bemiddelen tussen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 12] B.V. Beide partijen vertrouwden elkaar niet en daarom stond verdachte borg voor [bedrijf 1] B.V. Verdachte heeft ontkend ooit iets met auto’s voor of namens [bedrijf 1] B.V. te hebben gedaan. [50] Ook heeft hij verklaard niets te weten over de door [bedrijf 1] B.V. ingediende aangiften omzetbelasting of de door [bedrijf 1] B.V. gevoerde bedrijfsadministratie. [51]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 18 maart 2020 zijn door het Openbaar Ministerie Europese onderzoeksbevelen naar Duitsland verstuurd waarin haar werd verzocht de bestuurders/vertegenwoordigers van de autobedrijven [bedrijf 11] GmbH, [bedrijf 19] en [bedrijf 20] als getuige te doen horen. [52]
Op 19 oktober 2020 werd de heer [naam 4] , directeur van [bedrijf 19] als getuige gehoord. [naam 4] verklaarde dat hij ongeveer dertig tot veertig auto’s heeft verkocht aan [bedrijf 1] B.V en later ook eenzelfde aantal aan [medeverdacht bedrijf] B.V. Voor zowel [bedrijf 1] B.V. als [medeverdacht bedrijf] B.V. had hij alleen contact met verdachte. [naam 4] verklaarde dat verdachte optrad namens [bedrijf 1] B.V. [53]
Op 20 oktober 2020 werd de heer [getuige 1] , medewerker in- en verkoop bij het autobedrijf [bedrijf 11] GmbH, als getuige gehoord. [getuige 1] heeft verklaard dat hij auto’s heeft verkocht aan [bedrijf 1] B.V. Hij verklaarde dat hij namens [bedrijf 1] B.V. uitsluitend contact heeft gehad met verdachte. Verdachte had een volmacht voor [bedrijf 1] B.V. bij zich en liet die ook zien, aldus [getuige 1] . De getoonde machtiging was afgegeven door [naam 1] . [getuige 1] heeft vervolgens het handelsregister geraadpleegd, waaruit bleek dat [naam 1] de directeur van [bedrijf 1] B.V. was. [getuige 1] verklaarde dat verdachte als eigenaar en directeur van [bedrijf 1] B.V. optrad. Ook verklaarde [getuige 1] dat verdachte eind 2018 namens [bedrijf 1] B.V. auto’s bij hen kocht, maar de betaling werd verricht door [medeverdacht bedrijf] B.V. Verdachte vertelde dat [medeverdacht bedrijf] een ander bedrijf van hem was. [54]
Uit het voorgaande volgt dat [naam 4] en [getuige 1] hebben verklaard dat zij auto’s verkochten aan [bedrijf 1] B.V. en dat zij daartoe enkel contact hadden met verdachte. [getuige 1] heeft daarbij zelfs verklaard dat verdachte een volmacht toonde, welke vervolgens door de FIOD in zijn woning is aangetroffen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die namens [bedrijf 1] B.V. auto’s heeft ingekocht in Duitsland bij de bedrijven [bedrijf 11] GmbH en [bedrijf 19] .
De FIOD heeft de bestuurders/vertegenwoordigers van de Nederlandse autobedrijven [bedrijf 14] , [bedrijf 16] V.O.F. en [bedrijf 17] B.V. als getuigen gehoord.
Op 29 juni 2020 heeft [getuige 2] , hoofd logistiek, administratie en data bij [bedrijf 14] B.V., een verklaring afgelegd. Hij verklaarde dat [bedrijf 14] B.V. auto’s kocht van [bedrijf 12] B.V. Volgens [getuige 2] bestond [bedrijf 12] B.V. uit twee personen: verdachte en [naam 2] . De auto’s werden door verdachte en [naam 2] geleverd. Op een gegeven moment verdween [naam 2] uit beeld en werd alleen zaken gedaan met verdachte in opdracht van [medeverdacht bedrijf] B.V. [55]
Op 29 juni 2020 heeft [naam 5] , directeur van [bedrijf 17] B.V., verklaard dat zijn bedrijf auto’s heeft gekocht van [bedrijf 12] B.V. Verdachte en nog een persoon waren in de showroom geweest om auto’s aan te bieden. [bedrijf 17] B.V. heeft toen vijf auto’s van het merk Mazda en vier auto’s van het merk Audi gekocht van verdachte. De naam ‘ [naam 1] ’ kende hij niet. De auto’s zijn rechtstreeks vanuit het buitenland naar [bedrijf 17] B.V. gebracht. [56]
Op 30 juni 2020 heeft [naam 6] , directeur en mede-eigenaar van [bedrijf 16] V.O.F. verklaard dat door zijn bedrijf blijkens de aangetroffen inkoopfacturen auto’s zijn gekocht van [bedrijf 12] B.V. [naam 6] verklaarde dat hij alleen contact met verdachte heeft gehad. Een medewerker, [naam 7] , werd gebeld door verdachte en hij vroeg of zij interesse hadden in jonge auto’s. De namen ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 1] ’ zeiden zowel [naam 6] als [naam 7] niets. De auto’s werden geleverd met trailers uit het buitenland of verdachte kwam ze zelf brengen. [57]
Uit het voorgaande volgt dat door alle afnemers is verklaard dat zij auto’s kochten van [bedrijf 12] B.V. en dat zij allen contact hadden met verdachte. Ook werd verklaard dat de auto’s rechtstreeks uit het buitenland werden afgeleverd. De rechtbank overweegt op basis van dit één en ander, in onderlinge samenhang bezien, dat het verdachte is geweest die auto’s (feitelijk) heeft verkocht aan [bedrijf 14] , [bedrijf 16] V.O.F. en [bedrijf 17] B.V.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat bij de autohandel door [bedrijf 1] B.V. verdachte betrokken is geweest en zelfs een spilfunctie heeft vervuld.
De in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. opgenomen (
self-billing-)inkoopfacturen hadden betrekking op de levering van metalen en schroot afkomstig uit Duitsland, Spanje en Italië in de periode van 7 maart 2018 tot en met 27 november 2018. [58] Uit het onderzoek van de FIOD is gebleken dat de facturen in werkelijkheid betrekking hadden op de handel in auto’s, aangezien de bedragen van de betalingen aan de buitenlandse autoleveranciers (nagenoeg) gelijk waren aan de bedragen die op de aangetroffen facturen aan [bedrijf 1] B.V. stonden. [59] Voorts bleek dat in werkelijkheid geen enkele inkoop heeft plaatsgevonden bij een schroot- dan wel metaalbedrijf. [60] De rechtbank stelt vast dat de in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. opgenomen inkoopfacturen valselijk zijn opgemaakt. De valsheid bestond hierin dat er op de facturen de inkoop van oude metalen en schroot stond beschreven, terwijl in werkelijkheid auto’s bij verschillende bedrijven uit Duitsland werden ingekocht.
De in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. aangetroffen verkoopfacturen waren gericht aan [bedrijf 12] B.V en hadden eveneens betrekking op de handel in oude metalen en schroot. [61] Op deze facturen werd op basis van de verleggingsregeling geen btw in rekening gebracht. De FIOD stelde vervolgens vast dat de op deze verkoopfacturen vermelde bedragen ongeveer overeenkwamen met de bedragen die op de facturen die werden aangetroffen in de administratie van [bedrijf 12] B.V. werden aangetroffen welke facturen betrekking hadden op de verkoop en levering van auto’s van [bedrijf 1] B.V. aan [bedrijf 12] B.V. [62] Dat de verkoopfacturen vals waren, blijkt onder meer uit het feit dat [naam 2] heeft verklaard dat [bedrijf 12] B.V. wel auto’s, maar nooit metalen van [bedrijf 1] B.V. heeft gekocht. [63] De valsheid bestond aldus hierin dat er op de facturen de verkoop van oude metalen en schroot stond beschreven, terwijl in werkelijkheid auto’s werden verkocht.
[naam 3] heeft verklaard dat verdachte hem de opdracht gaf om voornoemde inkoopfacturen op te maken en hem daartoe de benodigde gegevens aanleverde. Verdachte ging naast hem zitten en gaf aan wat er op de facturen moest komen te staan, aldus [naam 3] . [64] [naam 3] heeft verklaard dat hij ten tijde van het ten laste gelegde niet wist dat er door [bedrijf 1] B.V. in auto’s werd gehandeld.
Met betrekking tot de verkoopfacturen blijkt de betrokkenheid van verdachte uit de e-mailberichten die door verdachte zijn verstuurd aan de boekhouder van [bedrijf 12] B.V., [naam 8] . In de e-mailberichten is te lezen dat verdachte aan [naam 8] aangeeft dat hij auto’s heeft verkocht aan verschillende afnemers en dat hij [naam 8] de opdracht gaf om de facturen op te maken die in de administratie van [bedrijf 12] B.V. terechtkwamen. [65] Door de FIOD werd vastgesteld dat de op deze verkoopfacturen vermelde bedragen – die volgens [bedrijf 1] B.V. betrekking hadden op de handel in metalen en schroot – ongeveer overeenkwamen met de bedragen die op facturen die betrekking hadden op de verkoop en levering van auto’s van [bedrijf 1] B.V. aan [bedrijf 12] B.V., welke werden aangetroffen in de administratie van [bedrijf 12] B.V. [66]
De rechtbank is van oordeel dat deze facturen opzettelijk een verkeerde voorstelling van zaken gaven en geen enkel ander doel hadden dan het faciliteren van het goederen- en betalingsverkeer tussen de schakels van de handelsketen, waarbinnen de btw-carrouselfraude is gepleegd.
[bedrijf 1] B.V. heeft over het vierde kwartaal van 2016 tot en met het derde kwartaal van 2018 de aangiften omzetbelasting digitaal ingediend bij de Belastingdienst. De kwartaalaangiften werden ingediend door [naam 3] . [67] Zoals hiervoor vastgesteld, werden op de door [bedrijf 1] B.V. gedane aangiften omzetbelasting onjuiste bedragen aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven.
Uit het voorgaande in samenhang bezien, kan de rechtbank niet anders dan afleiden dat verdachte wist dat er door [bedrijf 1] B.V. onjuiste (kwartaal)aangiften omzetbelasting werden ingediend. De rechtbank heeft zoals hiervoor overwogen, vastgesteld dat de in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. in- en verkoopfacturen die betrekking hebben op de handel in metalen en schroot, vals zijn. Verdachte heeft namens [bedrijf 1] B.V. auto’s ingekocht en verkocht en deze transacties niet door [naam 3] doen laten opnemen in de administratie van [bedrijf 1] B.V. In plaats daarvan liet verdachte facturen opmaken die betrekking hadden op de handel in metalen en schroot, hetgeen onder de verleggingsregeling zou vallen waardoor [bedrijf 1] B.V. geen omzetbelasting verschuldigd zou zijn. Aldus was het doel van verdachte dat door [bedrijf 1] B.V. minder belasting werd betaald dan verplicht.
Uit het opzet van verdachte die – zoals hiervoor vastgesteld – voor [bedrijf 1] B.V. handelde, kan het opzet van [bedrijf 1] B.V. op het laten doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting worden afgeleid en aan haar worden toegerekend. Dat geldt evenzeer voor het door [bedrijf 1] BV valselijk opmaken van de inkoopfacturen van [bedrijf 1] B.V., waartoe – zoals hierboven beschreven – door verdachte opdracht is gegeven aan [naam 3] .
De valse facturen maakten deel uit van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. Op grond daarvan oordeelt de rechtbank dat de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. valselijk was opgemaakt, door in die administratie opzettelijk valselijk opgemaakte inkoopfacturen op te (laten) nemen. Uit het opzet van verdachte die – zoals hiervoor vastgesteld – voor [bedrijf 1] B.V. handelde, kan het opzet van [bedrijf 1] B.V. op het valselijk doen opmaken van de bedrijfsadministratie worden afgeleid en aan haar worden toegerekend.
Medeplegen
Gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden en het hiervoor overwogene, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te stellen dat andere personen dan verdachte betrokken zijn geweest bij de btw-carrouselfraude in de zin van een gezamenlijke uitvoering en een nauwe en bewuste samenwerking, zodat de rechtbank verdachte voor het ten laste gelegde medeplegen vrijspreekt.
Feitelijke leidinggeven
Zoals eerder vermeld, stelt de rechtbank voorop dat pas nadat is vastgesteld dat een verboden gedraging aan de rechtspersoon kan worden toegerekend en de rechtspersoon opzet heeft gehad, de vraag aan de orde komt of kan worden bewezen dat de verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling daarvan dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Bij het gedrag dat de verdachte heeft vertoond, kan worden gedacht aan actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leiding geven valt, maar ook het algemene door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is dan wel het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet ook op hetgeen bovenstaand is overwogen met betrekking tot het (aan [bedrijf 1] B.V. toegerekende) opzet van verdachte, hij actief heeft leidinggegeven aan de door [bedrijf 1] B.V. gepleegde verboden gedragingen.
Uit de bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven blijkt dat verdachte de keten waarin de btw-carrouselfraude heeft plaatsgevonden en waaraan [bedrijf 1] B.V. heeft deelgenomen, heeft uitgevoerd en gecoördineerd. Zoals hiervoor vastgesteld deed verdachte de inkopen in het buitenland, regelde hij de verkopen in Nederland en gaf hij instructies aan [naam 3] voor het opmaken van valse in- en verkoopfacturen die betrekking hadden op de handel in metalen en schroot en om deze op te laten nemen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. Dat verdachte feitelijke leiding gaf, blijkt ook uit het feit dat [naam 1] verdachte machtigde tot het voeren van de dagelijkse leiding van [bedrijf 1] B.V., inclusief de daarbij behorende in- en verkoop en financiële afwikkeling. De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte ten behoeve van [bedrijf 1] B.V. opzettelijk op grote schaal frauduleus heeft gehandeld met behulp van vals opgemaakte facturen, door vervolgens op basis van een bedrijfsadministratie, waarin die valse facturen waren opgenomen, door [naam 3] onjuiste aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 1] B.V. te laten indienen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onjuist indienen van een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2017, nu uit de nadeelberekening van de FIOD niet volgt dat door [bedrijf 1] B.V. over dat kwartaal te weinig omzetbelasting is afgedragen.
Feit 2
Daderschap van [medeverdacht bedrijf] B.V.
[medeverdacht bedrijf] B.V. heeft niet alle uit de autohandel gegenereerde omzet aangegeven op de aangiften en ook claimde zij meer voorbelasting dan waar zij recht op had. Uit een nadeelberekening van de Belastingdienst volgt dat door [medeverdacht bedrijf] B.V. over het derde kwartaal van 2018 tot en met het tweede kwartaal van 2019 € 351.443,00 te weinig omzetbelasting werd afgedragen. [68] Gelet op het voorgaande staat vast dat op de door [medeverdacht bedrijf] B.V. gedane aangiften omzetbelasting over het derde kwartaal van 2018 tot en met het tweede kwartaal van 2019 een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting was opgegeven.
Het indienen van aangiften voor de omzetbelasting ten name van [medeverdacht bedrijf] B.V. behoorde tot de activiteiten in het kader van een normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. [medeverdacht bedrijf] B.V. is immers op grond van het bepaalde in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in samenhang met de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) als belastingplichtige gehouden tot het doen van aangiften voor de omzetbelasting. Door het onjuist aangeven van de af te dragen omzetbelasting door [medeverdacht bedrijf] B.V. is de verboden gedraging daarnaast dienstig geweest aan het door [medeverdacht bedrijf] B.V. uitgeoefende bedrijf of diens taakuitoefening. Op grond hiervan is de rechtbank dan ook van oordeel dat de belastingaangiften telkens in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden en dat deze aan haar kunnen worden toegerekend.
Opzet van [medeverdacht bedrijf] B.V. op de onjuistheid van de aangiften omzetbelasting
De rechtbank acht ten aanzien van de toerekening van het opzet van een natuurlijk persoon aan de rechtspersoon [medeverdacht bedrijf] B.V. van belang, zoals uit de bewijsmiddelen als hiervoor weergegeven volgt, dat verdachte de enige bestuurder en aandeelhouder was van [medeverdacht bedrijf] B.V. Verdachte heeft verklaard dat hij namens [medeverdacht bedrijf] B.V. heeft gehandeld in auto’s en [naam 3] opdroeg om voor [medeverdacht bedrijf] B.V. de facturen op te maken en de aangiften omzetbelasting te doen. [69] De aangiften werden gebaseerd op de gegevens die verdachte aanleverde. [70] Verdachte heeft de aangiften nooit gecontroleerd omdat hij aan het te betalen bedrag ongeveer kon zien dat het wel klopte. [71] [naam 3] heeft verklaard dat hij meerdere keren aan verdachte heeft aangegeven dat hij de complete administratie moest overhandigen. [72] Zoals reeds overwogen, is uit onderzoek van de FIOD gebleken dat de verkoopfacturen van auto’s grotendeels niet werden meegenomen in de aangiften omzetbelasting en dat [medeverdacht bedrijf] B.V. structureel een te groot bedrag aan voorbelasting claimde. Uit het voorgaande in samenhang bezien, in het bijzonder de verklaring van [naam 3] dat hij verdachte meermaals heeft gevraagd om de complete administratie waaraan verdachte geen gehoor heeft gegeven alsook de rol die verdachte heeft gespeeld bij de onjuiste aangiften van [bedrijf 1] B.V. zoals hiervoor overwogen, kan de rechtbank niet anders dan afleiden dat verdachte doelbewust onjuiste (kwartaal)aangiften omzetbelasting van [medeverdacht bedrijf] B.V. liet indienen. Uit het opzet van verdachte, die voor [medeverdacht bedrijf] B.V. handelde, kan het opzet van [medeverdacht bedrijf] B.V. worden afgeleid.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te kunnen stellen dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en daarmee een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdacht bedrijf] B.V. en anderen.
Feitelijke leidinggeven
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde bestuurder en enig aandeelhouder van [medeverdacht bedrijf] B.V. Daarmee was hij zowel als formele alsook als feitelijke leidinggevende verantwoordelijk voor het doen en laten van de onderneming. Verdachte heeft verklaard dat hij verantwoordelijk is voor het doen van de onjuiste aangiften omzetbelasting – zoals hiervoor vastgesteld – indien de aangiften zijn gebaseerd op de cijfers die hij zelf heeft aangeleverd aan [naam 3] . [73] Ook heeft verdachte verklaard dat [naam 3] de facturen opmaakte en dat verdachte zicht had op deze facturen. [74] Gelet hierop heeft verdachte in alle opzichten een sturende rol gespeeld bij het handelen namens [medeverdacht bedrijf] B.V. Het was verdachte die zich in alle opzichten bezighield met de feitelijke, alledaagse bedrijfsvoering. Hij regelde de in- en verkoop, maakte de prijsafspraken en betaalde de facturen. Verdachte was daarmee eindverantwoordelijk en de aangewezen persoon om zorg te dragen voor het indienen van juiste en volledige aangiften voor de omzetbelasting. Nu verdachte de intracommunautaire verwervingen en verkopen met betrekking tot de autohandel slechts deels in de door [medeverdacht bedrijf] B.V. gevoerde bedrijfsadministratie liet opnemen, heeft [medeverdacht bedrijf] B.V. niet al haar gegenereerde omzet vermeld op de ingediende aangiften omzetbelasting met als gevolg dat minder belasting werd afgedragen dan zij verplicht was. In de hiervoor beschreven handelwijze van verdachte ligt besloten dat hij daarop opzet heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van verdachte en zijn rol bij de door de rechtspersoon begane strafbare feiten, dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de ten laste gelegde gedragingen van [medeverdacht bedrijf] B.V. Dit betekent dat het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
[bedrijf 1] B.V. in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2018 in Nederland,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (digitale) aangifte
voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V. over:
- het 4e kwartaal van het jaar 2016 en
- het 1e en 2e en 3e kwartaal van het jaar 2017,
en
- het 1e en 2e en 3e kwartaal van het jaar 2018,
telkens onjuist heeft laten doen, immers heeft [bedrijf 1] B.V. telkens een onjuist
bedrag aan omzetbelasting, doen (laten) opgeven
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd
geheven,
aan welk bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2
[medeverdacht bedrijf] B.V. in de periode van 1 juli 2018 tot en met 19 oktober 2018 in Nederland,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één(digitale) aangifte
voor de omzetbelasting ten name van [medeverdacht bedrijf] B.V. over:
- het 3e en 4e kwartaal van het jaar 2018, en
- het 1e en 2e kwartaal van het jaar 2019,
telkens onjuist en onvolledig heeft laten doen, immers heeft [medeverdacht bedrijf] B.V.
telkens een onjuist bedrag aan omzetbelasting, en telkens een onjuist bedrag
aan verschuldigde/te ontvangen voorbelasting doen (laten) opgeven
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welk bovenomschreven verboden
gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
3
[bedrijf 1] B.V. in de periode van 1 maart 2018 tot en met
30 november 2018 in Nederland,
meermalen, de (bedrijfs)administratie -zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft
doen opmaken,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te
gebruiken
immers heeft [bedrijf 1] B.V. valse facturen in haar (bedrijfs)administratie opgenomen, te weten:
- 14 (zelf)facturen ten name van [naam 4] , [adres 2] , en
- 6 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 3] , [adres 3] , en
- 3 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 4] , [adres 4] , en
- 3 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 5] , [adres 5] , en
- 1 (zelf)factuur van [bedrijf 6] , [adres 6] , en
- 1 (zelf)factuur ten name van [bedrijf 7] , [adres 7] , en
- 2 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 8] , [adres 8] , en
- 3 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 9] , [adres 9] , en
- 10 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 10] , [adres 10] , en
- 5 (zelf)facturen ten name van [bedrijf 11] , [adres 11] ,
waarop in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- inkooptransacties van
metaal/schroot met aantallen, prijzen en bedragen waren vermeld,
aan welk bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de artikelen 51 en 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2
telkens
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten zal komen, verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft daarbij gewezen op de financiële positie van verdachte, de nadelige gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte en zijn gezin en de overschrijding van de redelijke termijn.
Tot slot heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte nog steeds enig aandeelhouder en bestuurder is van [medeverdacht bedrijf] B.V. en heeft daarom verzocht om bij de hoogte van de straf rekening te houden met de eventuele straf die zij in de met de onderhavige samenhangende strafzaak tegen [medeverdacht bedrijf] B.V. zal opleggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grootschalige belastingfraude door meerdere jaren feitelijke leiding te geven aan het doen van onjuiste en onvolledige aangiften omzetbelasting door [bedrijf 1] B.V. en [medeverdacht bedrijf] B.V en het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. Deze gedragingen vonden plaats in het verband van een btw-carrousel waarin verdachte in meerdere schakels van de handelsketen een leidende rol had. Binnen deze carrousel werd door verdachte een fictieve handelsstroom in metalen en schroot vormgegeven door gebruik te maken van onder andere valse facturen. De btw-fraude heeft ertoe geleid dat er door [bedrijf 1] B.V. en [medeverdacht bedrijf] B.V. te weinig btw werd afgedragen en door [medeverdacht bedrijf] B.V. ten onrechte meer voorbelasting werd geclaimd dan waar zij recht op had. Gelet op de bewezenverklaring bedraagt het door [bedrijf 1] B.V. veroorzaakte fiscale nadeel door het niet afdragen van omzetbelasting € 1.244.246,00. Door het niet afdragen van het totaal verschuldigde bedrag aan omzetbelasting en het claimen van te veel voorbelasting, bedraagt het door [medeverdacht bedrijf] B.V. veroorzaakte fiscale nadeel € 351.443,00.
Verdachte heeft een spilfunctie vervuld binnen de btw-carrousel. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de ondergraving van het systeem van de heffing van omzetbelasting. Verdachte heeft het vertrouwen dat de Belastingdienst moet kunnen hebben in de belastingplichtigen misbruikt en het vertrouwen dat aan de inhoud van belastingaangiftes mag worden ontleend, geschaad. Bovendien heeft het handelen van verdachte zoals bewezen is verklaard misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming, zoals de in de onderhavige zaak aan de orde zijnde inkoopfacturen.
Verdachte heeft bovendien de schuld trachten af te schuiven op anderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van (de hoogte van) de straf acht geslagen acht geslagen op de oriëntatiepunten voor fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het benadelingsbedrag in grote mate bepalend is. Deze oriëntatiepunten geven een gevangenisstraf vanaf 24 maanden tot het wettelijke strafmaximum in overweging bij een fraude-benadelingsbedrag van € 1.000.000,00 en hoger. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 september 2022, waaruit onder meer blijkt dat verdachte op 18 juni 2020 in Duitsland is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar en vijf maanden met een proeftijd van drie jaren voor belastingfraude. Dit weegt in zijn nadeel.
De rechtbank zal er in het voordeel van verdachte rekening mee houden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is overschreden. In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 29 juni 2020, de dag waarop de doorzoeking ter inbeslagneming plaatsvond in de woning van verdachte. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis betreft 29 december 2022, wat een overschrijding van de redelijke termijn betekent.
Gelet op de ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf, dan een straf die vrijheidsbeneming van de verdachte voor lange duur met zich brengt. De rechtbank neemt, alles afwegende, conform het standpunt van de officier van justitie, als uitgangspunt een gevangenisstraf van 32 maanden. Daarop zullen wegens de overschrijding van de redelijke termijn overeenkomstig het standaardarrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) twee maanden gevangenisstraf (5%) in mindering worden gebracht. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2
telkens
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon,, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon , meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid
2.Standing Committe for Administrative Co-operation: dit betreft een bilaterale uitwisseling van informatie.
3.Een geschrift, te weten (inkoop)facturen, DOC-001, pag. 1 t/m 27.
4.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 5 april 2018, betreffende [medeverdacht bedrijf] B.V., DOC-002, pag. 3.
5.Het algemeen overzichtsproces-verbaal van 25 januari 2022, AD-001-01, pag. 18.
6.Proces-verbaal van redelijk vermoeden Belastingdienst/FIOD van 18 november 2019, AMB-001, pag. 12 en 13.
7.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 28 november 2016, betreffende [bedrijf 1] B.V., DOC-002, pag. 1 en 2.
8.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 18 november 2019, betreffende [bedrijf 13] B.V., DOC-094, pag. 1 en 2.
9.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek buitenlandse leveranciers) van 30 november 2021, AMB-013, pag. 1 t/m 20 en geschriften, te weten verwervingen [bedrijf 1] B.V. over de periode van 2016 t/m 2019, DOC-153 t/m DOC-155.
10.Belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
11.DOC-104.
12.Een geschrift, te weten een (inkoop)factuur genummerd 2018-0697 van 26 september 2019, DOC-104, pag. 27.
13.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 18 november 2019, betreffende [bedrijf 12] B.V., DOC-096, pag. 1 en 2.
14.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 18 november 2019, betreffende [bedrijf 15] B.V., DOC-097, pag. 1.
15.Proces-verbaal van aanvullend onderzoek van 28 maart 2022, AMB-018, pag. 8 en de als bijlage gevoegde DOC-176 t/m DOC-234, pag. 9 t/m 67 en DOC-156 en DOC-157.
16.Een geschrift, te weten een uitdraai overzicht autoverkoop jaar 2018 betreffende [bedrijf 14] B.V., DOC-100.
17.Een geschrift, te weten overzicht van het verloop auto’s van inkoop Bij [bedrijf 1] via [bedrijf 12] naar eindafnemer, DOC-159.
18.Een geschrift, te weten een uitdraai overzicht autoverkoop augustus/september 2018 betreffende [bedrijf 17] B.V., DOC-102.
19.Een geschrift, zijnde de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 29 oktober 2019, AMB-004, pag. 1 t/m 49.
20.VAT Information Exchange System.
21.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek buitenlandse leveranciers) van 30 november 2021, AMB-013, pag. 2 en DOC-153 t/m DOC-155.
22.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek bankgegevens [bedrijf 1] , [bedrijf 12] , [verdachte] en [medeverdacht bedrijf] ) van 17 november 2021, AMB-014, pag. 11 t/m 14 en DOC-133.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] van 10 mei 2021, V-003-01, pag. 4, derde alinea en het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] van 30 juni 2020, G-003-01, pag. 3, tweede alinea.
24.Geschriften, te weten (inkoop)facturen, DOC-003 t/m DOC-050.
25.Geschriften, te weten (verkoop)facturen, DOC-051 t/m DOC-091.
26.Een geschrift, te weten facturen en geldstroom (oud ijzer) van [bedrijf 1] B.V. naar [bedrijf 12] B.V., DOC-169.
27.Een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 29 oktober 2019, AMB-003, pag. 1 t/m 38.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 10 mei 2021, V-007-01, pag. 5.
29.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 18 november 2019, betreffende [bedrijf 1] B.V., DOC-093, pag. 1.
30.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 18 november 2019, betreffende [medeverdacht bedrijf] B.V., DOC-095, pag. 1.
31.Algemeen overzichtsproces-verbaal van 25 januari 2022, AD-001-01, pag. 16.
32.Een geschrift, te weten ‘Mail [medeverdacht bedrijf] B.V. [naam 10] aan [naam 9] van 10 januari 2019, DOC-092, pag. 1 t/m 89.
33.Geschriften, te weten (inkoop)facturen betreffende [bedrijf 10] ., DOC-160 t/m DOC-168.
34.Een geschrift, te weten ‘Mail [medeverdacht bedrijf] B.V. [naam 10] aan [naam 9] van 10 januari 2019, DOC-092, pag. 1 t/m 15.
35.DOC-119 en DOC-120
36.Geschriften, te weten (inkoop)facturen betreffende [bedrijf 19] , DOC-105 t/m DOC-110.
37.Een gechrift, te weten ‘Verwervingen [medeverdacht bedrijf] B.V. 2018’, DOC-152.
38.Geschriften, te weten (inkoop)facturen betreffende [bedrijf 20] DOC-111 t/m DOC-118
39.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek bankgegevens [bedrijf 1] , [bedrijf 12] , [verdachte] en [medeverdacht bedrijf] ) van 17 november 2021, AMB-014, pag. 16 t/m 19 en een geschrift, te weten bankmutaties [medeverdacht bedrijf] B.V., DOC-135.
40.Een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 29 oktober 2019, AMB-003, pag. 1 t/m 38.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 10 mei 2021, V-007-01, pag. 3 en 4.
42.Proces-verbaal van aanhouding en voorgeleiding van [verdachte] van 10 mei 2021, pag. 1 en 2.
43.IBN-002-1, pag. 1 onder B.01.05.001.
44.Een geschrift, te weten ‘Volmacht [verdachte] inzake [bedrijf 1] B.V.’, DOC-136.
45.HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733, r.o. 3.4.1 en HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938
46.Een geschrift, te weten ‘Verklaring omtrent fiscaal nadeel [bedrijf 1] B.V.’ van 23 september 2021, AMB-012.
47.HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733, r.o. 3.4.2.
48.1e verhoor, laatste pag.
49.V-002-02, pag. 3.
50.ProcV-002-02, pag. 3 en 4.
51.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 mei 2021, V-002-03, pag. 3 en 4.
52.Geschriften, te weten Europese onderzoeksbevelen, EOB-001 t/m EOB-003.
53.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 19 oktober 2020 (vertaling), G-006-02, pag. 3 en 4.
54.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 20 oktober 2020 (vertaling), G-005-02, pag. 5 t/m 8.
55.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 29 juni 2020, G-002-01, pag. 3.
56.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] van 29 juni 2020, G-004-01, pag. 2 en 3.
57.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] van 30 juni 2020. G-003-01, pag. 2 en 3.
58.Geschriften, te weten (inkoop)facturen, DOC-003 t/m DOC-050.
59.Een geschrift, te weten facturen en geldstroom (oud ijzer) van [bedrijf 1] B.V. naar [bedrijf 12] B.V., DOC-169.
60.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek buitenlandse leveranciers) van 30 november 2021, AMB-013, pag. 1 t/m 20
61.Geschriften, te weten (verkoop)facturen, DOC-051 t/m DOC-091.
62.Een geschrift, te weten facturen en geldstroom (oud ijzer) van [bedrijf 1] B.V. naar [bedrijf 12] B.V., DOC-169.
63.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] van 11 mei 2021, pag. 5.
64.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 11 mei 2021, pag. 9 t/m 11, eerste alinea.
65.Een geschrift, te weten e-mailberichten [naam 8] en [verdachte] van 25 juni 2018 t/m 23 juli 2018, DOC-175, pag. 1 t/m 6.
66.Een geschrift, te weten facturen en geldstroom (oud ijzer) van [bedrijf 1] B.V. naar [bedrijf 12] B.V., DOC-169.
67.V-007-01, p. 5.
68.Een geschrift, te weten ‘Verklaring omtrent fiscaal nadeel [medeverdacht bedrijf] B.V..’ van 23 september 2021, AMB-015.
69.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 mei 2021, V-002-03, pag. 5.
70.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 mei 2021, V-002-01, pag. 3 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 10 mei 2021, V-007-01, pag. 3 en 4.
71.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 mei 2021, V-002-03, pag. 5.
72.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 10 mei 2021, V-007-01, pag. 4 en 5 eerste alinea.
73.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 mei 2021, V-002-02, pag. 6.
74.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 mei 2021, V-002-01, pag. 6 en proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 mei 2021, V-002-3, pag. 5.