ECLI:NL:RBOVE:2022:3456

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
C/08/288332 / KG RK 22-446
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing inzake verzoek tot wraking van een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 22 november 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van een rechter. Verzoekster, een B.V. gevestigd in Enschede, had beroep ingesteld tegen een Wob-besluit van de staatssecretaris van Financiën. Tijdens de procedure heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij meende dat de rechtbank niet adequaat omging met haar verzoek om vertrouwelijkheid van gegevens. De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard, omdat het verzoek niet gericht was tegen de behandelend rechter en de motivering van de uitstelbeslissing niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich nooit grond voor wraking kan zijn, en dat de motivering van een beslissing zelden als zodanig kan worden aangevochten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/288332 / KG RK 22-446
Beslissing van 22 november 2022
in de zaak van
[verzoeker] B.V.,
gevestigd in Enschede,
vertegenwoordigd door [naam] (directeur),
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het Wob-besluit van de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst van 11 juni 2021. Dit beroep is bij deze rechtbank geregistreerd onder zaaknummer ZWO 21/2025 WOB.
1.2.
Op 27 september 2022 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van “
niet alleen de betrokken personen bij deze zaak maar de Rechtbank Overijssel in zijn geheel” en deze zaak via de Raad voor de Rechtspraak toe te wijzen aan een andere rechtbank. Dit verzoek is ten onrechte niet tijdig ter behandeling doorgezonden aan de wrakingskamer, terwijl dit identiek is aan het verzoek tot wraking dat verzoekster gelijktijdig in het beroep met zaaknummer ZWO 21/1464 WOB heeft gedaan en waarop de wrakingskamer op 10 oktober 2022 heeft beslist (zaaknummer: C/08/286697 KG RK 22-405).

2.De beoordeling

2.1.
Aan haar verzoek tot wraking legt verzoekster ten grondslag dat in de brieven van de rechtbank van 22 en 23 september 2022 – waarbij het verzoek van verzoekster om uitstel van de behandeling van het beroep op de zitting van 6 oktober 2022 is gehonoreerd en een vooraankondiging van een nieuwe zittingsdatum op 7 december 2022 is gedaan – ten onrechte niet is ingegaan op haar eerder, tegelijk met het uitstelverzoek gedane verzoek om een terugkoppeling te geven op de melding van verzoekster, kort gezegd, dat de rechtbank de vertrouwelijkheid van de gegevens van verzoekster onvoldoende beschermt. Volgens verzoekster kan zij daardoor niet anders concluderen dan dat de rechtbank met deze brieven een ander doel nastreeft dan een zorgvuldige, adequate en onafhankelijke behandeling van de bij haar ingediende beroepschriften en dat zij niet vertrouwelijk omgaat met de gegevens die een van de partijen in het kader van een zaak aanlevert.
2.2.
Het verzoek is ongegrond. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
2.3.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.4.
In de bestuursvergadering van 10 november 2020 is het “Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel” (hierna: het Wrakingsprotocol) vastgesteld. Het Wrakingsprotocol is op 1 april 2021 in werking getreden en bevat de uitgangspunten die de rechtbank Overijssel in acht neemt bij de behandeling van een verzoek om wraking.
Artikel 5 lid 2 sub e van het Wrakingsprotocol bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of is gericht tegen het hele college.
2.5.
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat een wrakingsverzoek slechts betrekking kan hebben op elk van de rechters die een zaak behandelen. Onder het “behandelen van een zaak” valt elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook. Wraking van een heel college is niet mogelijk (HR 18 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2977). Daarnaast stelt de wrakingskamer vast dat het verzoek zich niet richt tegen de behandelend rechter. Aan het bepaalde in artikel 8:15 Awb wordt dan ook niet voldaan.
2.6.
Voor zover het verzoek gericht is tegen de motivering van de uitstelbeslissing, overweegt de wrakingskamer dat zij – gezien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen – geen oordeel mag geven over de juistheid van de motivering van (proces)beslissingen, tenzij de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden opgevat dan dat de beslissing met vooringenomenheid van de rechter is gegeven. Kortom: een rechterlijke (proces)beslissing als zodanig is nooit grond voor wraking, de motivering van een dergelijke beslissing zelden (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Het enkele gegeven dat in de brieven van de rechtbank van 22 en 23 september 2022 niet is gerefereerd aan het verzoek van verzoekster om de vertrouwelijkheid van haar gegevens te beschermen is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. Verzoekster heeft dit verder ook niet toegelicht.
2.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek op de voet van artikel 5 lid 2 sub e van het Wrakingsprotocol kennelijk ongegrond is.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, C. Verdoold en H. Manuel, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.