ECLI:NL:RBOVE:2022:3405

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
08.032193.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging met een vuurwapen en vernieling in de woning van zijn ex-partner

Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 43-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en tbs met voorwaarden. De man bedreigde zijn ex-partner met een vuurwapen en schoot daarbij een schot af in haar woning. Na het incident keerde hij terug naar de woning en vernielde hij diverse spullen van de vrouw. De rechtbank oordeelde dat de man tijdens het plegen van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat de noodzaak voor tbs met voorwaarden onderstreepte. Naast de gevangenisstraf moet de man ook een schadevergoeding van 2.500 euro aan de vrouw betalen. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek dat de betrokkenheid van de verdachte bevestigde. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.032193.22 (P)
Datum vonnis: 17 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 mei 2022, 9 augustus 2022 en 3 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Diesfeldt en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 3 november 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft bedreigd door met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] te schieten;
feit 2:een wapen en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 3:een auto voorhanden heeft gehad die van diefstal afkomstig was;
feit 4:goederen die toebehoorden aan [slachtoffer] en aan [woningbouwvereniging] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 februari 2022 te Enschede, althans in Nederland, [slachtoffer] (diens levensgezel/partner) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte
- opzettelijk dreigend een pistool, althans een scherp schietend vuurwapen, in de hand genomen en/of
- met dit pistool, althans dit scherp schietend vuurwapen, voornoemde [slachtoffer] benaderd en/of
- dit pistool, althans dit scherp schietend vuurwapen, op het (voor)hoofd van voornoemde [slachtoffer] , althans in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , gericht en/of
- ( hierbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “je weet dat je nooit moet richten op iemand die je dierbaar is” en/of
- met dit pistool, althans dit scherp schietend vuurwapen, in de richting van voornoemde [slachtoffer] geschoten en/of
- met dit pistool, althans dit scherp schietend vuurwapen, geschoten, terwijl voornoemde [slachtoffer] in dezelfde ruimte aanwezig was en/of
- ( hierbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: ”moet ik je in de arm of voet schieten of eerst de hond [naam] dan jij en dan ik”,
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 6 februari 2022 te Enschede, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semiautomatisch werkend) pistool, van het merk Zastava, model 70, met het kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven (7) kogelpatronen van het merk Companhia Brasileira de Cartuchos met het kaliber .32 / 7.65 mm,
voorhanden heeft gehad;
3
hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2022 tot en met 6 februari 2022 te Enschede, althans in Nederland, een personenauto (van het merk Skoda, type Octavia, met kenteken [kenteken 1] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2022 tot en met 7 februari te Enschede, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere gordijn(en), een koelkast, een wasmachine, een tafel, een gasfornuis, een vriezer, althans een of meerdere goederen van de inboedel en/of huisraad, die/dat zich bevond/bevonden in de woning gelegen aan [adres 1] en/of een (toegangs)deur behorende tot voornoemde woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Voor een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 kan worden uitgegaan van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en getuige [getuige] ( [getuige] ). Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst, maar dit scenario is onwaarschijnlijk en kan niet worden gecontroleerd. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt gesteld dat er in het dossier voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn op basis waarvan wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte wist dat de Skoda Octavia van diefstal afkomstig was. Ook feit 4 kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van dit feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Wat betreft de feiten 1 en 2 en heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Er zijn veel vraagtekens te plaatsen bij de verschillende bewijsmiddelen. De verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en van getuige [getuige] zijn niet betrouwbaar.
Ook wat feit 3 betreft heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat overtuigend bewijs ontbreekt. Ook bevinden zich bewijsmiddelen in het dossier die ontlastend zijn voor verdachte. Deze bewijsmiddelen passen in het scenario dat verdachte heeft geschetst dat niet hij maar [getuige] bestuurder was van de Skoda Octavia. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 4 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten 1 en 2
4.3.1.1 Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige]
De rechtbank stelt vast dat het dossier uiteenlopende verklaringen bevat over wat er zich in de woning van [slachtoffer] heeft afgespeeld op 6 februari 2022. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de voor verdachte belastende verklaringen van getuigen [slachtoffer] en [getuige] betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat dit wel het geval is.
De eerste verklaring van [slachtoffer] is betrouwbaar en kan gebruikt worden als wettig bewijsmiddel. Deze verklaring, afgelegd vlak na het incident, is authentiek en gedetailleerd. Zo heeft [slachtoffer] een zeer gedetailleerde beschrijving (merk en herkomst) gegeven van het wapen dat door verdachte is gebruikt en bevat haar verklaring specifieke woordelijke bedreigingen die verdachte heeft geuit. Weliswaar heeft [slachtoffer] tijdens het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 29 september 2022 op enkele minder relevante onderdelen anders verklaard dan in haar eerste verklaring en weet zij op veel vragen geen antwoord meer te geven, maar zij blijft erbij dat in haar bijzijn door verdachte geschoten is. Bovendien heeft [slachtoffer] bij de rechter-commissaris haar eerste verklaring niet ingetrokken. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] dat zij aan de andere kant van eettafel bij de kast zat toen verdachte schoot ondersteund door de resultaten van forensisch onderzoek waaruit blijkt dat een stoel in de buurt van de eettafel een inschot en uitschot heeft en dat de kogel in de kast is aangetroffen.
Ook de verklaring van [getuige] van 8 februari 2022 is betrouwbaar en kan worden gebruikt als wettig bewijsmiddel. Dat de verklaring van [getuige] niet betrouwbaar zou zijn omdat hij belastend heeft verklaard, zodat hij hier zelf voordeel van zou hebben in naar hem lopende strafrechtelijke onderzoeken in Duitsland, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] weegt de rechtbank mee dat de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] elkaar op essentiële punten ondersteunen. Zo wordt door beiden verklaard dat verdachte na de eerste ruzie naar een andere vrouw is gegaan, dat hij heeft geschoten met een pistool, dat dit plaats heeft gevonden in de woning van [slachtoffer] en dat [slachtoffer] in dezelfde ruimte aanwezig was. [slachtoffer] en [getuige] hebben hun verklaring kort na en onafhankelijk van elkaar afgelegd.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande dus de feiten en omstandigheden vast mede op basis van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] .
4.3.1.2 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de avond van 5 februari 2022 krijgen verdachte en [slachtoffer] , die destijds een relatie hadden, ruzie met elkaar. De ruzie duurde voort tot in de nacht van 6 februari 2022. Tijdens de ruzie richt verdachte een pistool op het hoofd van [slachtoffer] en zegt onder andere tegen haar: “Je weet dat je nooit moet richten op iemand die je dierbaar is” en “Moet ik je in de arm of voet schieten of eerst de hond [naam] dan jij en dan ik”. Verdachte beweegt het pistool (vanuit [slachtoffer] gezien) naar rechts en schiet in haar richting langs haar heen. Daarna verlaat verdachte de woning. Verbalisanten treffen sporen van een schietincident in de woning aan. In de muur is het inschot van een kogel te zien, op de plint ligt een huls en in de rugleuning van een stoel is een inschot en uitschot van een kogel te zien. Het pistool met daarbij een zakje met 7 kogelpatronen is aangetroffen in de woning van de moeder van [getuige] .
4.3.1.3 Verdere bewijsoverwegingen
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het door verdachte geschetste alternatieve scenario aannemelijk is geworden. Verdachte heeft verklaard dat [getuige] op 5 februari 2022 in de woning van [slachtoffer] was om een auto te kopen. Omdat [getuige] geld nodig had, heeft hij aan verdachte gevraagd of hij belang had bij een wapen. Toen [getuige] het wapen aan verdachte wilde laten zien is het afgegaan. Verdachte heeft het wapen vervolgens ontladen en aan [getuige] teruggegeven.
De rechtbank is van oordeel dat dit scenario niet aannemelijk is. Niet alleen hebben [slachtoffer] en [getuige] hier niet over verklaard, ook past de hoeveelheid van het van verdachte aangetroffen DNA op het pistool en de huls niet bij het gepresenteerde scenario. Op de onderzochte slede, het magazijn, de pistoolgreep en trekker en de patronen is een DNA-profiel aangetroffen. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat het DNA van verdachte afkomstig is dan dat het van een willekeurige andere persoon afkomstig zou zijn. Uit forensisch DNA onderzoek naar de huls die in de woning van [slachtoffer] is gevonden, is gebleken dat het DNA-profiel van verdachte volledig overeenkomt met het aangetroffen celmateriaal op de huls. Kortom, uit het onderzoek is gebleken dat er een grote hoeveelheid DNA van verdachte op het pistool zat en dat bovendien alleen het DNA van verdachte op de trekker van het pistool zat. Van een ander persoon zat een relatief kleine hoeveelheid DNA op het magazijn en de slede. Dat een ander de trekker heeft overgehaald, is daarmee niet aannemelijk. Deze resultaten passen niet bij het door verdachte geschetste scenario dat hij het pistool in handen heeft gehad om het te ontladen.
Daar komt bij dat verdachte, na bestudering van het einddossier en ontvangst van het DNA-onderzoek, pas op zitting heeft verklaard dat hij het pistool in handen heeft gehad om het te ontladen en dat draagt niet bij aan de geloofwaardigheid van het door verdachte geschetste scenario. Zeker niet nu verdachte bij de politie nog heeft verklaard dat hij weet dat de hulzen op DNA onderzocht worden en stellig heeft verklaard dat zijn DNA daar niet op zal worden aangetroffen.
4.3.1.4 Conclusie
De rechtbank komt op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden en gelet op het voorgaande daarom tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.3.2
Feit 3
4.3.2.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 februari 2022 zijn verdachte en [getuige] samen vanaf het adres van [slachtoffer] aan [adres 1] in Enschede vetrokken in een zwarte Skoda Octavia. Verdachte had een krat bier van huis meegenomen en achterin de auto gezet. Tijdens de rit in de auto is een van de banden lek gereden. Op 6 februari 2022 wordt aan [adres 2] in Enschede een zwarte Skoda Octavia met een lekke band aangetroffen met kenteken [kenteken 2] . Dit kenteken staat op naam van verdachte en hoort bij een Skoda Fabia. Het chassisnummer van de Skoda Octavia hoort bij kenteken [kenteken 1] . De Skoda Octavia met kenteken [kenteken 1] was eerder gestolen.
4.3.2.2 Bewijsoverwegingen
Om te komen tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte een Skoda Octavia voorhanden heeft gehad die van misdrijf afkomstig was en dat hij ten tijde van het voorhanden hebben van die Skoda Octavia wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze auto door een misdrijf was verkregen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 5 februari 2022 een oude Skoda Fabia aan [getuige] had verkocht. Hij was om die reden verbaasd dat [getuige] hem die volgende dag kwam ophalen in een nieuwe Skoda Octavia.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Skoda Octavia door misdrijf was verkregen, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden en de verklaring van verdachte dat hij verbaasd was dat [getuige] hem kwam ophalen in een nieuwe Skoda Octavia. Verdachte had onderzoek moeten doen naar de herkomst van de auto. Te meer omdat zijn eigen nummerplaten van de Skoda Fabia op de Skoda Octavia zaten.
Dat verdachte niet zelf heeft gereden, maar dat [getuige] de bestuurder was zoals door de advocaat is gesteld doet niet af aan het feit dat verdachte de Skoda Octavia voorhanden heeft gehad en had moeten vermoeden dat de auto door misdrijf was verkregen. Verdachte heeft immers feitelijke zeggenschap gehad over de auto, omdat hij samen met [getuige] de auto heeft gebruikt. Bovendien bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen van een uitgewerkt tapgesprek vanaf het mobiele nummer van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte op 6 februari 2022 heeft gebeld naar en gesproken heeft met een Duits sprekende man. Uit dit gesprek volgt dat verdachte belt omdat hij een lekke voorband heeft. Ook hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte feitelijke zeggenschap had over de gestolen auto.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte destijds redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Skoda Octavia een door misdrijf verkregen goed betrof.
4.3.3
Feit 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.3.4
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 6 februari 2022 te Enschede [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte
- opzettelijk dreigend een pistool in de hand genomen en
- dit pistool op het voorhoofd van voornoemde [slachtoffer] gericht en
- hierbij voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “je weet dat je nooit moet richten op iemand die je dierbaar is” en
- met dit pistool in de richting van voornoemde [slachtoffer] geschoten en
- met dit pistool geschoten, terwijl voornoemde [slachtoffer] in dezelfde ruimte aanwezig was, en
- hierbij voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: ”moet ik je in de arm of voet schieten of eerst de hond [naam] dan jij en dan ik”;
2
hij op 6 februari 2022 te Enschede
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semi-automatisch werkend) pistool, van het merk Zastava, model 70, met het kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven (7) kogelpatronen van het merk Companhia Brasileira de Cartuchos met het kaliber .32 / 7.65 mm,
voorhanden heeft gehad;
3
hij omstreeks de periode van 5 februari 2022 tot en met 6 februari 2022 te Enschede,
een personenauto (van het merk Skoda, type Octavia, met kenteken [kenteken 1] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij in de periode van 6 februari 2022 tot en met 7 februari 2022 te Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere goederen van de inboedel en huisraad, die zich bevonden in de woning gelegen aan [adres 1] , die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 350, 417bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 55 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
en
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
feit 3
het misdrijf: schuldheling;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden en dat daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege wordt opgelegd. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de bevindingen van de deskundigen van het NIFP dat de bedreiging en de vernieling verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Indien de rechtbank tbs met voorwaarden oplegt, dan heeft de officier van justitie verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren en om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende (hierna: GVM) maatregel ex. artikel 38z Sr op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en om de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen. Mocht de rechtbank besluiten deze maatregel op te leggen, dan zijn er vanuit de verdediging geen bezwaren deze tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft onder invloed van drank en drugs na een ruzie [slachtoffer] - zijn ex-partner - in haar woning bedreigd met een vuurwapen en hierbij een schot gelost. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging. Dit is een zeer ernstig feit dat bij een slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte extra zwaar aan dat hij dit feit heeft gepleegd in de woning van [slachtoffer] , een plek waar zij zich bij uitstek veilig hoort te voelen. Daarbij is het schieten met een vuurwapen een feit dat zeer ernstige gevolgen kan hebben. Verdachte mag van geluk spreken dat hij [slachtoffer] niet heeft geraakt.
Verdachte is later nog teruggekeerd naar de woning van [slachtoffer] en heeft daar een ravage aangericht door zowel de woning als spullen die van [slachtoffer] zijn te vernielen. Door zo te handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van [slachtoffer] .
Tot slot heeft verdachte een auto voorhanden gehad die van misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft ook daardoor laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Delicten als (schuld)heling bevorderen het plegen van delicten, zoals diefstallen. Door de bijdrage van helers worden de daders van dergelijke delicten immers verzekerd van de afzet van de als gevolg van deze misdrijven verkregen goederen.
Verdachte heeft de vernieling bekend, maar heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de andere door hem gepleegde strafbare feiten. Hij heeft met telkens wisselende verklaringen iedere betrokkenheid ontkend.
De persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de verdachte betreffende Justitiële Documentatie van 20 april 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten (diefstal) en het voorhanden hebben van vuurwapens. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 19 september 2022 waarin over verdachte is gerapporteerd door dr. T.W.D.P van Os, psychiater/psychoanaliticus (hierna: de psychiater) en van het Pro Justitia-rapport van 26 augustus 2022 waarin over verdachte is gerapporteerd door dr. D.J. Burck, gz-psycholoog (hierna: de psycholoog).
Uit beide rapporten blijkt dat er ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bij verdachte sprake was van een persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. De psycholoog heeft geconcludeerd dat er ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bij verdachte sprake was van een psychische stoornis in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met kenmerken van aan antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tevens is bij hem sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, die qua ernst niet te specificeren is. De stoornis heeft de gedragingen van verdachte tijdens het plegen van de tenlastegelegde feiten beïnvloed.
De psychiater en de psycholoog hebben geadviseerd om verdachte de bedreiging en de vernieling verminderd toe te rekenen omdat verdachte te weinig alternatieven heeft om “in the heat of the moment” anders te handelen. De coping van verdachte om met stress om te gaan is beperkt. De heling kan wel volledig aan verdachte toegerekend worden. Verdachte heeft als gevolg van narcistische en borderline kenmerken van de ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, de situatie niet goed beoordeeld en was onvoldoende in staat om op een andere manier om te gaan met negatieve emoties.
Volgens de rapporten bestaat het risico dat verdachte opnieuw tot (gewelddadig) strafbaar gedrag zal komen als hij niet wordt behandeld. De psychiater heeft geconcludeerd dat bij verdachte een belangrijk risico is gelegen in de omstandigheid dat er sprake is van een combinatie van een persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. Deze stoornissen zijn hardnekkig en diep ingesleten. Verdachte is onvoldoende in staat om tegenslagen en frustraties op een adequate wijze tegemoet te treden waardoor er een groot risico op recidive bestaat. De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte in principe in staat is om realistische plannen te maken, maar zodra de spanning oploopt, valt hij terug op de hem vertrouwde copingstijl.
Beide deskundigen hebben vastgesteld dat behandeling en begeleiding bij verdachte noodzakelijk zijn om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. Interventies hebben tot nu toe onvoldoende resultaten opgeleverd. Er is meer dwang nodig om verdachte ertoe te bewegen om zijn stoornissen en beperkingen onder ogen te komen. Als verdachte oprecht wil veranderen zal het behandelproces via een strakke structuur en met voldoende beveiliging- controlemogelijkheden ingezet moeten worden. Behandeling in een forensische setting is nodig. Verdachte heeft laten weten gemotiveerd te zijn voor een behandeling en heeft weerstand tegen een tbs met dwang.
Er is een kader nodig dat verdachte lang de tijd geeft om het risico op recidive te reduceren. Zonder stok achter de deur blijft het risico op recidive hoog. Geadviseerd wordt door de psychiater en de psycholoog om een tbs-maatregel (met voorwaarden) op te leggen.
Tactus reclassering (hierna: de reclassering) heeft in het rapport van 20 oktober 2022 geadviseerd over de mogelijkheden van een tbs met voorwaarden. De reclassering acht de kans van slagen van een tbs met voorwaarden gering, maar ziet dit wel als een laatste te proberen stap voordat tot tbs met dwangverpleging over moet worden gegaan. De reclassering heeft in verband hiermee voorwaarden geformuleerd waaronder een opname binnen FPK Transfore en het abstinent blijven van middelen. De reclassering adviseert tevens dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel tbs met voorwaarden.
De rechtbank neemt de voornoemde adviezen van de deskundigen over en komt op basis daarvan tot het oordeel dat de bewezenverklaarde bedreiging en de vernieling verminderd aan verdachte moeten worden toegerekend. De rechtbank zal dit in strafverminderende zin meewegen. De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat er in de rapporten van de deskundigen nog is uitgegaan van een andere tenlastelegging waarbij verdachte onder feit 1 werd verweten dat hij geprobeerd zou hebben [slachtoffer] te doden. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit echter niets af aan de conclusies die er door de deskundigen zijn getrokken en het door hen gegeven advies.
Het andere bewezenverklaarde feit, de schuldheling, zal de rechtbank, gelijk aan het advies, volledig aan verdachte toerekenen.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat gelet op alle omstandigheden van het geval, vanuit het oogpunt van terugdringen van recidivegevaar en bescherming van de veiligheid van personen, de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, zoals geadviseerd door de reclassering.
Dit met aanpassing van de voorwaarde dat verdachte meewerkt aan een time-out in een forensisch psychiatrische instelling indien de reclassering dit nodig acht, en met aanpassing van de duur van de opname bij FPK Transfore. In haar arrest van 12 juli 2022 oordeelde de Hoge Raad dat de beslissing over een eventuele time-out is voorbehouden aan de rechter. [1] De rechtbank zal bij deze voorwaarde die ziet op een korte time-out dan ook de voorafgaande rechterlijke goedkeuring opnemen. De rechtbank zal daarnaast een termijn verbinden aan de duur van de opname bij FPK Transfore en wel voor de duur van 12 maanden. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij bereid is de door reclassering geformuleerde voorwaarden na te leven.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van tbs met voorwaarden is voldaan. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er is sprake van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 37a aanhef en onder 2 Sr omdat bewezen is verklaard dat verdachte het in artikel 285 eerste lid Sr omschreven misdrijf heeft gepleegd. Voorts eist – zoals met name uit de adviezen van de psycholoog, de psychiater en de reclassering volgt – de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat deze maatregel wordt opgelegd.
Gelet op de noodzaak van behandeling van verdachte zal de rechtbank – op grond van artikel 38, zesde en zevende lid Sr – bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de bewezenverklaring, kwalificatie en strafmotivering, in onderling verband en samenhang bezien, sprake is van een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38 lid 1 Sr.
De rechtbank wijst het door de officier van justitie gedane voorwaardelijk verzoek tot het opleggen van de GVM-maatregel ex artikel 38z Sr af. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel en de strekking van deze maatregel is om de samenleving te beschermen tegen daders van zware geweldsdelicten en zedendelicten en om ervoor te zorgen dat delinquenten met een hoog recidiverisico met het oog op de veiligheid van de samenleving langdurig onder toezicht kunnen blijven staan. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier onvoldoende dat het opleggen van deze maatregel noodzakelijk is, ook gelet op de lange tijd die reeds met de opleggen van de (niet gemaximeerde) tbs met voorwaarden gemoeid zal zijn.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Naar het oordeel van de rechtbank doet de op te leggen straf recht aan de vergelding van de gepleegde feiten. Bovendien acht de rechtbank het van belang dat verdachte na zijn gevangenisstraf zo snel als mogelijk kan beginnen aan zijn behandeling.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het in beslag genomen semi-automatische wapen (goednummer PL-0600-2022056120-G2738677) en de bijbehorende zeven kogels (goednummer PL-0600-2022056120-G2738679), moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelden

8.1
De benadeelde partij [benadeelde] (feit 3)
8.1.1.
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 835,-- (achthonderd en vijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 250,-- RayBan zonnebril
  • € 200,-- Briefgeld
  • € 20,-- Parkeergeld (in auto)
  • € 65,-- Beschadigde keukenkastjes
Ter vergoeding van immateriële schade wordt € 500,-- gevorderd. Het totaalbedrag van de opgevoerde posten is € 1.035,-- en wijkt daarmee af van het gevorderde bedrag van € 835,--.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. De vordering heeft betrekking op schade die is ontstaan door diefstal van de auto. Aan verdachte is heling van de auto ten laste gelegd. Benadeelde partij heeft de gevorderde schade niet geleden als gevolg van de heling.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op schade die de benadeelde partij heeft geleden door diefstal van zijn auto. Omdat dit feit niet aan verdachte ten laste is gelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
8.2
Benadeelde partij [slachtoffer] (feiten 1 en 4)
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.180,-- (drieduizend honderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 500,-- Gordijnen;
  • € 350,-- Salontafel en bijzettafel (antiek);
  •  € 1.000,-- 2 Smart-tv’s;
  •  € 150,--- Vloerdelen
  •  € 100,-- Glasschade aan beelden;
  •  € 175,-- Engellamp
  •  € 145,-- Kroonluchter
  •  € 200,-- Kozijn en deurwerk
  •  € 30,-- Wasmachine glas
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 500,-- gevorderd.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het materiële gedeelte van de vordering in het geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Hoewel de vordering niet is onderbouwd blijkt uit het dossier voldoende dat de woning van [slachtoffer] volledig overhoop is gehaald en dat er schade is ontstaan aan de items die zij in de vordering heeft opgenomen.
De officier van justitie heeft verzocht het immateriële gedeelte af te wijzen. Dit bedrag wordt gevorderd vanwege het schoonmaken van de woning. Dit is geen basis voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte kan worden toegewezen maar dat het bedrag moet worden gecorrigeerd omdat de schade die ontstaan is aan de smart-tv’s onvoldoende is onderbouwd.
De gevorderde immateriële schade moet worden afgewezen.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat op basis van het dossier voldoende is gebleken dat verdachte rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De exacte omvang van de materiële schade staat (nog) niet vast. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten en stelt de omvang van de materiële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op
€ 2.000,--. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen en voor het overige afwijzen.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier ook aanknopingspunten bevat om aan te nemen dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden door de gedragingen van verdachte. Door haar te bedreigen met een pistool in haar eigen woning is er een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] gemaakt. De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schade daarom naar maatstaven van billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,--.
De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 2.500,-- bestaande uit
€ 2.000,-- materiële schade en € 500,-- immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal alles wat meer of anders is gevorderd afwijzen.
8.3
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c, 37a, 38, 38a, 38d, 55 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1, het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
en
feit 2, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3,het misdrijf: schuldheling;
feit 4,het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:

algemene voorwaarden

  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering buiten de Europese landsgrenzen van Nederland;
  • verdachte verleent medewerking aan het verstrekken van een actuele foto aan de reclassering ten behoeve van eventuele opsporing;
  • Betrokkene werkt mee aan FPT en, indien daartoe aanleiding is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte verleent medewerking aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere, maar niet uitsluitend, in:
- medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of het ter inzage aanbieden van een geldig identiteitsbewijs (als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht) ten behoeve van het vaststellen van de identiteit;
- zich melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;
- zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te bewegen tot het naleven van de voorwaarden;
- medewerking verlenen aan huisbezoeken;
- inzicht geven aan de reclassering over de voortgang van begeleiding of behandeling door andere instellingen/hulpverleners;
- niet verhuizen of van adres veranderen zonder toestemming van de reclassering;
- medewerking verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
bijzondere voorwaarden:
  • verdachte laat zich opnemen binnen FPK Transfore (of een andere, door het NIFP/IFZ geïndiceerde zorginstelling), zulks te bepalen door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie, voor de duur van 12 maanden of zoveel langer als de reclassering, na rechterlijke goedkeuring, noodzakelijk acht. Hij volgt de aanwijzingen van de behandelaars conform de op te stellen (delictpreventieve) behandelovereenkomst en het nader te formuleren behandelplan op. Dit behandelplan zal op geëigende momenten bijgesteld en nader gespecificeerd worden. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verdachte werkt, indien er niet direct na ingang van de tbs-maatregel plek is bij de geïndiceerde FPK/FVK, mee aan overbruggingszorg in een andere door het NIFP/IFZ geïndiceerde instelling;
  • verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling aan hem geeft in het kader van de behandeling, ook al dat inhoudt het innemen van medicatie die nodig is voor de behandeling;
  • Indien tijdens de behandeling een overgang naar ambulante zorg/behandeling, begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang gewenst is, zulks ter beoordeling van de reclassering, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Verdachte zal zich committeren aan het nazorgtraject waaraan te zijner tijd invulling gegeven zal gaan worden. Dit omvat tevens het bepalen van een eventuele woonplek na overleg en toestemming van de reclassering. Contact en afstemming met de wijkagent zal in de (nieuwe) woonomgeving tot stand gebracht worden;
  • verdachte zal inzicht geven in zijn sociaal netwerk en medewerking verlenen, indien geïndiceerd door de behandelaars en/of reclassering, aan relatiebegeleiding;
  • verdachte verschaft de reclassering zicht in zijn financiën en eventuele schulden, zolang de reclassering dat nodig acht. Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering of schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
  • verdachte zet zich actief in voor stabiliteit op het gebied van dagbesteding (school, werk, re-integratie), hij heeft een dagbesteding zolang de reclassering dat nodig acht;
  • verdachte gebruikt geen alcohol, drugs of andere middelen. Verdachte meldt een terugval in gebruik direct bij Tactus Reclassering. Mocht verdachte een terugval hebben in gebruik dan zullen alle betrokken partijen overleggen wat de gevolgen zijn voor de voortzetting van het toezicht;
  • verdachte werkt mee aan controle op middelengebruik middels urinecontroles of
  • ademcontroles zo vaak als de reclassering nodig acht;
- bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[benadeelde](feit 3), in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer](feiten 1 en 4) toe tot een bedrag van € 2.500, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2022) bestaande uit € 2.000,-- materiële schade en € 500,-- immateriële schade en wijst deze voor het overige deel af;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.500,--,(zegge:
tweeduizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
35 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers PL-0600-2022056120-G2738677 (het semi-automatische wapen) en PL-0600-2022056120-G2738677 (de bijbehorende zeven kogels).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.
Buiten staat
Mr. M. Scheeper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022060136. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s, 122 t/m 125):
Plaats delict : [adres 1]
Pleegdatum/tijd : Tussen zondag 6 februari 2022 om 07:45 uur en zondag 6 februari 2022 om 15:00 uur
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood, dit is gedaan door [verdachte] . Afgelopen avond en nacht hadden wij dus vreselijke ruzie. Ik zag dat hij een pistool in zijn hand had. [verdachte] stond vlak voor mij bijna neus aan neus en richtte het pistool op mijn voorhoofd en ik hoorde dat hij zei tegen mij zei: "je weet dat je nooit moet richten op iemand die je dierbaar is". Hierbij keek hij mij recht in de ogen dus ik begreep heel goed dat deze woorden voor mij bedoeld waren. Ik zag dat het pistool zwart van kleur was. Ik weet dat dit een Zatstafa is uit Joegoslavië. [verdachte] bewaarde dit pistool in mijn woning. Ik stond doodsangsten uit en probeerde hem rustig te krijgen. Ik zag dat hij de loop van het pistool naar rechts deed en hij schoot in de vloer. Ik schrok heel erg.,. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "moet ik je in de arm of voet schieten of eerst de hond [naam] dan jij en dan ik”.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (Getuigenverhoor naar aanleiding van een poging tot een levensdelict in Nederland), opgemaakt door verhorend ambtenaar [verbalisant 1] , van de districtspolitie te Borken van 8 februari 2022, zakelijk weergegeven (pagina’s 339 t/m 341):
Zondag (de rechtbank begrijpt: 6 februari 2022) heeft [verdachte] mij opgebeld. Hij zei dat hij mij nodig had. [verdachte] kreeg toen van zijn vrouw het bericht dat zij aangifte tegen hem had gedaan. Toen is hij compleet door het lint gegaan. Hij heeft mij toen alles verteld.
Eerst vertelde hij dat hij het lege appartement in had geschoten. Hij gaf toen toch toe dat zij er toch was. Hij zei dat hij haar niet had geraakt. Ik was erbij toen hij het wapen weer opborg. Wij hebben het toen samen verstopt. Ik laat het u zien, we rijden erheen.
3.
Proces-verbaal van veiligstelling/inbeslagneming, opgemaakt door [verbalisant 1] , van de districtspolitie te Borken van 8 februari 2022, inhoudende zakelijk weergegeven (pagina’s 342 t/m 344):
Inbeslaggenomen: Pistool Crevena Zastava en munitie, zeven patronen in een plastic zak..
Betrokkene (de rechtbank begrijpt: [getuige] ) verklaarde dat hij wist waar het wapen was. Naar aanleiding daarvan zijn de ambtenaren naar het adres in Gronau van de moeder van betrokkene gegaan. In de slaapkamer lag het wapen en ook was er een plastic zak met zeven patronen.
4.
Het proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige door verbalisant [verbalisant 2] van 24 juni 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 241 t/m 244):
Tijdens de onderzoeken in de woning werd 1 huls op de vloer naast de eettafel aangetroffen, een doorschot in een van de eetkamerstoelen en een kogelpatroon in het kozijn van de inbouwkast achter de betreffende stoel. Het vuurwapen werd op aanwijzing van een getuige in de Duitse plaats Gronau aangetroffen. Door de Duitse forensische collega’s is het wapen bemonsterd op humaan biologisch celmateriaal. Het vuurwapen, de munitie en de bemonsteringen zijn op ons verzoek door de Duitse collega’s aan ons overgedragen.
Stukken van overtuiging (SVO)
In een onderzoeksruimte van de Duitse forensische opsporing zijn stukken van overtuiging bemonsterd die overgedragen zijn aan de Forensische opsporing te Elst.
Sporen
Spoornummer : PLO600-2022056120-19610 6
SIN : AANU6313NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 9 maart 2022 om 10:30 uur
Plaats veiligstellen : Pistoolgreep en trekker
Bijzonderheden : Bemonsterd door duitse politiemedewerker skaliks
Spoornummer : PL0600-2022056120-196107
SIN : AANU6310NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 9 maart 2022 om 10:30 uur
Plaats veiligstellen : Slede
Bijzonderheden : Bemonsterd door duitse politiemedewerker skaliks
Spoornummer : PL0600-2022056120-196108
SIN : AANU6311NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 9 maart 2022 om 10:30 uur
Plaats veiligstellen : Magazijn
Bijzonderheden : Bemonsterd door duitse politiemedewerker skaliks
Spoornummer : PL0600-2022056120-196109
SIN : AANU6312NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 9 maart 2022 om 10:30 uur
Plaats veiligstellen : 7 patronen uit plastic zak
Bijzonderheden : Bemonsterd door duitse politiemedewerker skaliks
5.
Het rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een woninginbraak en het aantreffen van een vuurwapen in februari 2022’, van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AANU6310NL#01 (slede). AANU6311NL#01 (magazijn), AANU6312NL#01 (7 patronen uit plastic zak) en AANU6313NL#01 (pistoolgreep en trekker)
Dit betreft (afgeleide) DNA-profielen waarvan is aangenomen dat de DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan 1 miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] dat:
- De afgeleide DNA-hoofd profielen AANU6310NL#01 en AANU6311NL#01 elkmeer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker zijn wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de betreffende bemonstering afkomstig is vanverdachte [verdachte], dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [verdachte] verwante) persoon.
- DNA-profielen AANU6312NL#01 en AANU6313NL#01 elkmeer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker zijn wanneer het DNA in de betreffende bemonstering afkomstig is vanverdachte [verdachte], dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [verdachte] verwante) persoon.
6.
Het proces-verbaal onderzoek wapen door verbalisant [verbalisant 3] van 6 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 23 en 24):
Ik zag dat op de slede CRVENA ZASTAVA-Cal 7.65 mm Mod. 70 stond. Ik zag dat op de andere zijde van de slede de tekst MADE IN YUGOSLAVIA stond. Het pistool betreft een Zastava, model 70 en was bestemd voor het verschieten van patronen van het kaliber 7,65 mm.
Derhalve is dit pistool, mits aanwezig in Nederland, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 in verband met artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Ik zag dat de 7 kogelpatronen waren voorzien van de bodemstempel CBC 32 AUTO. Dit zijn kogelpatronen van het merk Companhia Brasileira de Cartuchos en van het kaliber .32 / 7,65 mm. Deze kogelpatronen kunnen verschoten worden met het voornoemde pistool.
Deze kogelpatronen zijn, mits aanwezig in Nederland, munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde] van 5 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 466 t/m 468):
"Ik doe aangifte van diefstal van mijn personenauto voorzien van het kenteken: [kenteken 1] .”
Voertuig: Personenauto
Merk/type: Skoda Octavia
Kleur: Zwart
Land: Nederland
Kenteken: [kenteken 1]
Chassisnummer: [nummer]
Bouwjaar: 2021
2.
Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] van 8 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 469 en 470):
Op zondag 6 februari 2022 is een voertuig aangetroffen aan [adres 2] ter hoogte van perceel [adres 2] . Dit betrof een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Dit kenteken is nagetrokken en het kenteken staat op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] . Na controle bleek deze personenauto met kenteken [kenteken 2] op 2 november 2021 te zijn uitgevoerd. Het vermoeden was dat er valse kenteken platen op het aangetroffen voertuig zaten. Hierop is het chassisnummer (VIN) nummer van het aangetroffen voertuig gecontroleerd. Het chassisnummer(VIN)nummer is: [nummer] . Dit chassisnummer(VIN) behoort bij personenauto:
Kenteken: [kenteken 1]
Merk: Skoda
Type: Octavia
Kleur: Zwart
De juiste kentekenplaten waren niet meer aanwezig in de aangetroffen auto. In de Basisvoorziening Handhaving (BVH) werd een aangifte gevonden van diefstal van een personenauto, zijnde de Skoda Octavia, voorzien van het chassisnummer(VIN)nummer [nummer] en kenteken [kenteken 1] .
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en
[verbalisant 6] van 12 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 64, 66, 67 en 68):
V: Op zondag 6 februari was je […] in het gezelschap van [getuige] . Wat kan je over deze dagen verklaren?
A: Ik heb hem toen gebeld zoals ik al zei en toen kwam hij met die nieuwe Octavia. Ik heb een bak bier van huis meegenomen en heb die achter in gezet en ben op de bijrijdersstoel gaan zitten […] Tijdens een autorit is hij die zondag tegen de stoeprand aangereden en hebben we auto aan de kant gezet en zijn we weggegaan, want die band was lek.. […]
V: De Skoda met kenteken [kenteken 2] staat op jouw naam. Het kenteken was een vals kenteken en behoorde niet op deze Skoda Octavia kleur zwart. Deze Skoda was van diefstal afkomstig en hier is het kenteken [kenteken 1] voor afgegeven. Dit voertuig is gestolen, en is een ander kenteken opgezet welke op jouw naam staat. Je reed dus rond in een gestolen auto voorzien van een kenteken op jouw naam. Hoe verklaar jij dit?
A: Dat heeft hij dan waarschijnlijk gedaan, dat kenteken van de Fabia. Hoe hij aan die Octavia is gekomen weet ik niet.
V: Heb je dat niet gevraagd?
A: Nee, ik vond het wel vreemd dat hij eerst een auto van mij had gekocht en later met een hele nieuwe auto aan kwam. Maar ik zat onder de drugs, dus heb er verder niet naar gevraagd.
V: In deze auto werd een krat Grolsch aangetroffen. Ook in de woning van [slachtoffer] werd bier aangetroffen.
A: Kwam van [bedrijf] bij [slachtoffer] in de woning.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 7] van 9 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 193 en 194):
Ik zag dat [verdachte] op 6 februari 2022 om 20:27:45 uur gebeld werd door het mobiele nummer + [telefoonnummer] . De duur van dit gesprek betrof 00:02:20 minuten. Het was een gesprek tussen [verdachte] en een Duits sprekende man. Hieronder is het gesprek uitgewerkt.
[verdachte] = [verdachte]
N= NN-man7830
[…]
[verdachte] : mein auto, habe ich mein band lek gehad. Eh bei die Kirchstrasse. Kan sie hier hin
kommen?
N: Jeah, was musst du machen?
[verdachte] : Ich muss eh eh een eh een rad haben. Een band.
N: Ein rad?
[verdachte] : ja, ich had rechts voor een eh een eh wiel kapot gemaakt. […]
5.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 8] van 9 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 474 en 475):
Ik verklaar het volgende:
Op 8 februari 2022 heb ik een onderzoek ingesteld aan de personenauto van het merk Skoda Octavia, kleur zwart, voorzien van het kenteken [kenteken 2] welke in beslag was genomen. Ik zag dat de bovengenoemde personenauto een lekke linker voorband had opgelopen.
Feit 4
het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 november 2022, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 februari 2022, pagina’s 122 tot en met 125.

Voetnoten

1.HR 12 juli 2022 ECLI:NL:HR:2022:1027