Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor verkrachting en had een beroep in cassatie ingesteld tegen de opgelegde bijzondere voorwaarde dat hij zich moest laten opnemen in een zorginstelling indien de reclassering een indicatiestelling aanvroeg. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van deze bijzondere voorwaarde, maar verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing over de noodzaak van opname in een zorginstelling voorbehouden is aan de rechter, en dat de bijzondere voorwaarde die deze beslissing in handen legt van de reclassering en andere instanties, onverenigbaar is met artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest benadrukt de rol van de rechter in het bepalen van de noodzaak en duur van opname in een zorginstelling.