ECLI:NL:RBOVE:2022:3293

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
08.252463.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid en snelheidsovertreding

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man die op 5 maart 2021 in Staphorst een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een gemiddelde snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 60 kilometer per uur was. Tijdens het rijden lette hij onvoldoende op het verkeer, waardoor hij een zesjarige jongen, die op een step reed, niet opmerkte en aanreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bekend was met de weg en dat het schemerig was, wat de zichtbaarheid beïnvloedde. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de impact van het ongeval op de nabestaanden en de verantwoordelijkheid die de verdachte voelde voor zijn handelen. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 120 uur en een rijontzegging van één jaar op, mede omdat de nabestaanden geen gevangenisstraf wensten voor de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, maar niet met opzet het ongeval had veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.252463.21 (P)
Datum vonnis: 10 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 maart 2021 in Staphorst als bestuurder van een personenauto een verkeersongeluk heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] is overleden, dan wel dat hij gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2021 te Staphorst, in de gemeente Staphorst, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de bebouwde kom van Staphorst en/of gaande in de richting van de Heidehoogtenweg, daarmede rijdende over de weg, Geerligsland, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en/of
- terwijl sprake was van (nautische) avondschemering en/of
- terwijl ter plaatse een tegemoetkomend (vanuit het perspectief van verdachte) landbouwvoertuig naderde en/of
- terwijl de door hem bereden weg, Geerligsland, ter plaatse ongeveer 4,7 meter breed was en/of
-terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg, Geerligsland, met de weg, ‘d Olde Dijk, naderde,
- niet heeft geremd voor, op en/of na voornoemde kruising en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die weg vrij was en/of hij die weg en/of het verkeer ter plaatse kon overzien en/of zijn snelheid niet heeft aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
- terwijl voor hem uit twee voetgangers dan wel verkeersdeelnemers zich al enige tijd rechts (vanuit de rijrichting van verdachte) op of nabij de door hem bereden weg voortbewogen,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet dan wel is blijven letten op het verkeer voor hem en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- niet heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd voor de voornoemde voetgangers, waarvan een voetganger zich voortbewoog op een step, en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, de voor hem uit zich –op de step- voortbewegende voetganger en/of de step,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 maart 2021 te Staphorst, in de gemeente Staphorst, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de bebouwde kom van Staphorst en/of gaande in de richting van de Heidehoogtenweg, daarmede rijdende over de weg, Geerligsland,
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en/of
- terwijl sprake was van (nautische) avondschemering en/of
- terwijl ter plaatse een tegemoetkomend (vanuit het perspectief van verdachte)
landbouwvoertuig naderde en/of
- terwijl de door hem bereden weg, Geerligsland, ter plaatse ongeveer 4,7 meter breed was en/of
-terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg, Geerligsland, met de weg, ‘d Olde Dijk, naderde,
- niet heeft geremd voor, op en/of na voornoemde kruising en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die weg vrij was en/of hij die weg en/of het verkeer ter plaatse kon overzien en/of zijn snelheid niet heeft aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
- terwijl voor hem uit twee voetgangers dan wel verkeersdeelnemers zich al enige tijd rechts (vanuit de rijrichting van verdachte) op of nabij de door hem bereden weg voortbewogen,
- niet heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd voor de voornoemde voetgangers, waarvan een voetganger zich voortbewoog op een step, en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, de voor hem uit zich –op de step- voortbewegende voetganger en/of de step,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 5 maart 2021 reed verdachte als bestuurder van een personenauto (Seat) over het Geerligsland in Staphorst. Het was rond 19.00 uur in de avond en het schemerde. Verdachte is de kruising van d’Olde Dijk met het Geerligsland overgestoken. Op de kruising stond een lantaarnpaal, daarna was de weg niet verlicht. Verdachte was bekend met deze weg; hij reed daar vaker. Terwijl verdachte op het Geerligsland reed, kwam vanuit de tegengestelde richting een tractor aangereden. Het weggedeelte had een breedte van circa 4,7 meter en verdachte stuurde naar rechts zodat hij de tractor kon passeren. Aan de rechterkant van de weg – in dezelfde richting – liep [naam 1] . Voor haar reed haar zesjarige broertje [slachtoffer] op een soort step. [slachtoffer] had een gele jas aan. De step had geen verlichting of reflectoren. Verdachte passeerde enkele tientallen meters voorbij de kruising [naam 1] en reed [slachtoffer] vervolgens van achteren aan. Als gevolg van de aanrijding is [slachtoffer] overleden. Op de plek van de aanrijding gold een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich niet aan de maximumsnelheid heeft gehouden en heeft verzuimd zijn snelheid voldoende aan de omstandigheden aan te passen. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] niet gezien terwijl hij zichtbaar moet zijn geweest en heeft hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand gebracht.
Gelet op deze verkeersfouten heeft verdachte schuld aan het verkeersongeval zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), in die zin dat sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet op zijn snelheidsmeter heeft gekeken, maar vermoedelijk 70 à 80 kilometer per uur heeft gereden. Na de kruising reed hij over een donker stuk van het Geerligsland, waar een tractor hem vanuit tegengestelde richting naderde. Verdachte concentreerde zich op de tractor en hield tijdig rechts om de tractor te kunnen passeren. Vervolgens hoorde hij een klap, waarna hij de auto tot stilstand heeft gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij beide kinderen niet heeft gezien.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Duidelijk is dat verdachte de aanrijding niet heeft gewild of met opzet heeft veroorzaakt. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte schuld aan het verkeersongeval heeft in de zin van artikel 6 WVW 1994. Er moet daarbij minimaal sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid van verdachte. Om dit te beoordelen moet de rechtbank kijken naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. [1]
Uit onderzoek van de Verkeersongevallen Analyse (hierna: VOA) blijkt genoegzaam dat verdachte direct voorafgaand aan het ongeval gemiddeld circa 90 kilometer per uur reed, terwijl 60 kilometer per uur de toegestane snelheid was. Verdachte heeft zijn snelheid niet verminderd bij het naderen van de kruising met d’Olde Dijk en ook niet bij het zien van de tegemoetkomende tractor. Tegelijkertijd was het zicht wel minder door de nautische avondschemering. Verdachte had bovendien zijn focus op de tractor en is daardoor langere tijd onvoldoende oplettend geweest op (verkeersdeelnemers aan) de rechterkant van de weg, terwijl hij, anticiperend op die tractor, wel uiterst rechts reed. Verdachte heeft zowel [naam 1] als [slachtoffer] in het geheel niet gezien, terwijl het weliswaar behoorlijk schemerde, maar nog niet volledig donker was en [slachtoffer] een opvallende gele jas droeg. Verdachte heeft verklaard dat hij op die plek geen voetgangers verwachtte, maar hij had op die mogelijkheid wel bedacht moeten zijn.
De conclusie is dat verdachte, alle omstandigheden in aanmerking genomen, schuld heeft gehad in de zin van artikel 6 WVW 1994 aan het verkeersongeval waarbij [slachtoffer] is overleden. De rechtbank oordeelt daarbij, anders dan de officier van justitie, dat verdachte niet zeer, maar aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Verdachte is in aanmerkelijke mate tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van een bestuurder mocht worden verwacht.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 maart 2021 te Staphorst, in de gemeente Staphorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de bebouwde kom van Staphorst en gaande in de richting van de Heidehoogtenweg, daarmede rijdende over de weg, Geerligsland, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en
- terwijl sprake was van (nautische) avondschemering en
- terwijl ter plaatse een tegemoetkomend (vanuit het perspectief van verdachte) landbouwvoertuig naderde en
- terwijl de door hem bereden weg, Geerligsland, ter plaatse ongeveer 4,7 meter breed was
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, een hogere snelheid dan de aldaar maximaal toegestane snelheid van 60 kilometer per uur,
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die weg vrij was en hij die weg en het verkeer ter plaatse kon overzien en zijn snelheid niet heeft aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en
- terwijl voor hem uit twee voetgangers zich al enige tijd rechts (vanuit de rijrichting van verdachte) op of nabij de door hem bereden weg voortbewogen,
- in onvoldoende mate heeft gelet dan wel is blijven letten op het verkeer voor hem en de verkeerssituatie ter plaatse en
- niet heeft geremd voor de voornoemde voetgangers, waarvan een voetganger zich voortbewoog op een step, en
- in aanrijding is gekomen met, de voor hem uit zich – op de step – voortbewegende voetganger,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij veertig uur per week werkt en het daarom lastig vindt om een taakstraf uit te voeren. Ook heeft hij verklaard dat hij voor zijn werk niet afhankelijk is van zijn rijbewijs en zich kan vinden in een ontzegging van de rijbevoegdheid.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Op 5 maart 2021 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval, ten gevolge waarvan de zesjarige [slachtoffer] is overleden. Verdachte reed fors te hard en lette onvoldoende op waardoor hij [slachtoffer] niet zag en een dodelijke aanrijding veroorzaakte. Door het rijgedrag van verdachte is [slachtoffer] veel te jong uit het leven weggerukt en is diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. De vijftienjarige zus van [slachtoffer] is bovendien getuige geweest van de aanrijding. Dit moet voor haar ook enorm ingrijpend zijn.
Voorop staat dat geen straf bestaat die de vreselijke gevolgen van dit verkeersongeval ongedaan kan maken en ook verdachte moet leven in het besef dat [slachtoffer] als gevolg van zijn handelen is overleden. Tegelijkertijd dient wel een straf te volgen. In de eerste plaats vanuit het oogpunt van vergelding, maar ook om andere weggebruikers ervan te doordringen dat in het verkeer uiterste behoedzaamheid moet worden betracht.
Bij haar beslissing over de strafmodaliteit neemt de rechtbank in aanmerking de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer is overleden, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van één jaar opgelegd.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank mee dat de nabestaanden van [slachtoffer] via de officier van justitie hebben laten weten dat zij verdachte geen gevangenisstraf toewensen. Ook is in strafverlagende zin van belang dat verdachte na het verkeersongeluk direct contact heeft gezocht, en heeft gehouden, met de nabestaanden. Ter zitting heeft verdachte open gesproken over het gebeurde en zijn rol daarin en is gebleken dat hij zich zeer bewust is van de ernstige gevolgen van zijn handelen en dat hij zich daarvoor verantwoordelijk voelt. Het ongeval heeft veel impact op hem, maar hij realiseert zich dat dat in geen verhouding staat tot de impact op de nabestaanden. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het aanzienlijke en onwenselijke tijdsverloop in deze zaak en stelt zij vast het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Alles afwegende, legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 120 uren en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr en 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
2 (twee) maanden;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K van Rosmalen, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en
mr. G.R. Stoeten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022.
Buiten staat
Mr. Eshuis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2021100993. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:

(…) Ik kwam er (de rechtbank begrijpt: Geerligsland) heel vaak, mijn zoon en schoonouders wonen daar in de buurt (…) Voor de kruising heb ik mijn snelheid niet aangepast (…) Na de kruising kom je in een donker stuk terecht en daar kwam ik de tractor tegen. Ik wilde tijdig rechts aanhouden, zodat we elkaar goed konden passeren. Ik vroeg mij af of de tractor ook rechts zou aanhouden. Daar was ik op geconcentreerd. (…) Meer dan op rechts (…) Omdat de tractor naar rechts ging, had ik ook geen reden om mijn snelheid aan te passen, (…) Vlak voor de auto zag ik iets, maar toen was al gelijk de klap. (…) Daarna ben ik gestopt (…) De kinderen waren uiterst rechts, ik zag ze niet in de koplampen. Ik heb ze allebei gemist (…)

2. Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 27 mei 2022, p. 4, 6, 8, 23, 27, 29 en 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) 5 maart 2021 (…) Bij dit ongeval waren de volgende partijen betrokken: Personenauto: merk Seat (…) [slachtoffer] , welke zich voortbewoog op een zogenaamde spacescooter. Wettelijk gezien was de spacescooter naar onze mening ongemotoriseerd speelgoed. De bestuurder van dit voertuig moet naar onze mening dan ook wettelijk gezien als voetganger beschouwd worden. (…) De Seat reed voorafgaand aan het ongeval over de weg Geerligsland, komende vanuit de bebouwde kom van Staphorst en gaande in de richting van de Heidehoogtenweg. (…)Voor dit voertuig bewoog zich een jongen voort op een spacescooter. Hij reed daarbij waarschijnlijk langs de rechterzijde van de rijbaan van het Geerligsland, komende vanuit de richting van de kruising d'Olde Dijk / Geerligsland en gaande in dezelfde richting als de Seat. (…) Om voor ons onbekend gebleven reden merkte de bestuurder van de Seat de jongen op de spacescooter niet tijdig op en botste tegen de spacescooter. De jongen op dit vervoermiddel kwam hierbij om het leven. (…) Het verkeersongeval had plaats gevonden op de weg Geerligsland, gelegen buiten de als
zodanig aangeduide bebouwde kom van Staphorst in de gemeente Staphorst. (…) De rijbaan had een breedte van circa 4,7 meter. (…) Het schema (…) laat zien dat er rond het moment van het ongeval sprake was van zogenaamde nautische avondschermering. (…) De jongen op de spacescooter droeg een gele jas. (…) De spacescooter (…) was niet voorzien van verlichting of retroreflectie. (…) Lijkt (…) dat rond 19:02:04 deze jongen aangereden wordt door de Seat. Rond dit moment of kort hierna is te zien dat de remlichten van de Seat oplichten en daarna is te zien dat de Seat tot stilstand komt. (…) Op ons verzoek werd (…) nader onderzoek gedaan naar de snelheid waarmee de Seat zich door het beeld voortbewoog. Uit zijn onderzoek bleek dat de Seat voorafgaand aan het ongeval gereden had met een indicatieve snelheid van 90 km/uur. Deze gemiddelde snelheid gold over een traject van minimaal 250 meter. (…) Ter plaatse was 60 km/uur toegestaan. (…)

3. Het proces-verbaal Snelheidsberekening op basis van videobeelden van 29 april 2022 in het geheel met als conclusie op p. 14, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) 3.2. Conclusie indicatieve snelheidsbepaling

- Is het mogelijk om met de videobeelden afkomstig van het bedrijf [bedrijf] , aan de
[adres 2] te Staphorst, een indicatieve snelheid van de personenauto te onderzoeken?
(…) Ja, dit was door de samenwerking met het Team Digitale Opsporing mogelijk. Het bestand werd door collega [verbalisant 1] (IJS00426), senior Technische Ondersteuning / Digitale Expertise (TDO) van de afdeling Beeldbewerking omgezet naar individuele frames in JPG formaat. Voor het verwerken van het videobestand werd door de afdeling TDO gebruik gemaakt van de daartoe bestemde software. Deze frames zijn gebruikt om de positie van een vergelijkend voertuig op een overeenkomstige positie te zetten. Hiervoor zijn op het traject een aantal posities gebruikt, vijf ten opzichte van een vast object op de voorgrond, het rempunt, de 6e positie en uiteindelijk de positie waar het voertuig tot stilstand kwam. De zes posities welke zijn gebruikt om de indicatieve snelheid te berekenen zijn ingemeten met landmeet apparatuur. De individuele frames zijn gebruikt om het aantal seconden tussen de posities te berekenen. Uit de software van het TDO bleek een framerate van 12 frames per seconde. De ingemeten afstanden met de afgelegde tijd geeft volgens de genoemde formule een indicatieve snelheid.
- Wat is de indicatieve snelheid van de personenauto?

De bestuurder van de personenauto heeft voorafgaand aan het verkeersongeval gereden met een indicatieve snelheid van 90 km/h, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 60 kilometer per uur. De bestuurder reed deze snelheid minimaal 250 meter voor de botsplaats en reed met deze gemiddelde snelheid de gelijkwaardige kruising van wegen d'Olde Dijk — Geerligland over, dit betrof traject B7 -> REM (90,1 km/h). (…)

4. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 6 maart 2021, p. 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) [naam 1] vertelde mij ongeveer het navolgende: [slachtoffer] die reed op zijn space-scooter en ik was bij hem. Ik was lopend. Hij reed een stuk voor mij uit op de weg. (…)

5.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 27 oktober 2022:

Op de ter terechtzitting getoonde beelden (bestand [naam 2] ) is te zien dat verdachte remt, tot stilstand komt en dat er na enige tijd een tegemoetkomende tractor komt aanrijden.

Voetnoten

1.HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.