1.1Op 20 augustus 2021 heeft eiser de definitieve tegemoetkoming op grond van de NOW-1 aangevraagd. Daarbij is aangegeven dat een omzetverlies van 40% is geleden. Bij het primaire besluit heeft verweerder de definitieve tegemoetkoming lager vastgesteld dan het voorschot dat eiser heeft ontvangen. Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de definitieve tegemoetkoming terecht lager is vastgesteld dan het voorschot dat eiser heeft ontvangen. Bij de berekening van de definitieve tegemoetkoming is uitgegaan van de loonsom van januari 2020. Omdat de tegemoetkoming is aangevraagd voor drie maanden, is deze loonsom vermenigvuldigd met drie. Dit leidt tot een bedrag van € 50.863. Het werkelijke percentage omzetverlies is vastgesteld op 40%. In verband met aanvullende kosten en lasten wordt vermenigvuldigd met de factor 1,3. De tegemoetkoming is gemaximeerd op 90% van de gemaximeerde loonsom. Dit leidt tot het basisbedrag van 40% x € 50.863 x 1,3 x 0,9 = € 23.804. De loonsom van eiser in de periode maart tot en met mei 2020 is € 33.545, en is dus lager dan drie keer de loonsom in januari 2020. Daarom heeft verweerder de tegemoetkoming verlaagd met het verschil tussen deze twee bedragen. De berekening
(€ 50.863 - € 33.545) x 1,3 x 0,9 leidt tot een bedrag van € 20.262, waarmee de definitieve tegemoetkoming wordt verlaagd. De definitieve tegemoetkoming is € 23.804 - € 20.262 =
€ 3.542. Omdat eiser een voorschot van € 23.202 heeft ontvangen, moet hij € 19.660 terugbetalen.
3. Eiser acht de berekening van verweerder onredelijk. Daartoe voert hij
- samengevat - aan dat de bedrijfsleider die hij in januari 2020 nog in dienst had, eind januari met wederzijds goedkeuren uit dienst is gegaan, waardoor er in die maand een eindafrekening plaatsvond. Dit is voor aanvang van de corona-pandemie schriftelijk overeengekomen. Aan eiser kan daarom niet het verwijt worden gemaakt dat deze bedrijfsleider tijdens de subsidieperiode niet meer in dienst was. Bij de definitieve berekening heeft verweerder de volledige loonsom van de bedrijfsleider in mindering gebracht zonder dat rekening is gehouden met het omzetverlies. Eiser wordt hier onevenredig door benadeeld. Volgens eiser zouden de kosten van deze bedrijfsleider uit de loonsom van januari 2020 moeten worden gefilterd, dan wel had in ieder geval bij de definitieve tegemoetkoming en de berekening van wat hij moet terugbetalen rekening moeten worden gehouden met het omzetverlies wat hij heeft geleden.
Eiser heeft ter zitting nog toegelicht dat deze bedrijfsleider is meegekomen met een bedrijfsovername in 2019. Onderdeel van de deal in 2019 was dat de bedrijfsleider tot eind januari 2020 in loondienst zou blijven. Eiser heeft de subsidie gebruikt om mensen in dienst te houden, heeft niemand ontslagen en heeft overeenkomstig de doelstellingen van de NOW-1 gehandeld.
4. Verweerder stelt zich – samengevat – op het standpunt dat de definitieve tegemoetkoming correct is vastgesteld. Bij de berekening van de definitieve tegemoetkoming is uitgegaan van de loonsom van januari 2020. Dat is de meest representatieve maand, waarbij loongegevens waren vastgesteld in de polisadministratie, nog voor de bekendmaking van het nieuwe steun- en herstelpakket. Het is de bedoeling van de NOW-1 dat de loonsom in de periode dat eiser de NOW-tegemoetkoming ontvangt zoveel mogelijk gelijk blijft. Als de loonsom toch lager is geworden heeft dit gevolgen voor de definitieve tegemoetkoming. Wat de reden is van de lagere loonsom maakt daarbij niet uit. Volgens verweerder is het niet mogelijk om van de bepalingen in de regeling af te wijken. Er bestaat ook geen ruimte om het omzetverlies in de definitieve berekening mee te nemen. Afwijken van de regeling zou tot gevolg hebben dat de doelstelling – snel en eenvoudig aanvragen behandelen – niet gehaald kan worden. Er kan daarom geen maatwerk geleverd worden. Het salaris van de bedrijfsleider is niet apart opgevoerd in de loonaangifte en dient dus meegenomen in de berekening van de subsidie. Verweerder verwijst naar brieven aan de Tweede Kamer van 3 december 2020 en 22 maart 2021 en naar de toelichting bij de NOW-1.Verweerder wijst er nog op dat eiser rekening had kunnen houden met een terugvordering bij de definitieve vaststelling, omdat hij op de hoogte was van de hogere loonsom in januari 2020.
Subsidievaststelling
5. De definitieve berekening van de hoogte van de tegemoetkoming is geregeld in de artikelen 7, 10 en 14 van de NOW-1.Als de loonsom in de periode 1 maart tot en met
31 mei 2020 lager is dan driemaal de totale loonsom van januari 2020, wordt de subsidie verlaagd met het gehele verschil tussen deze bedragen, vermenigvuldigd met 1,3 en 0,9. Dit betekent, in dit geval, dat bij de definitieve subsidievaststelling de volledige loonsom van de vertrokken bedrijfsleider in mindering wordt gebracht zonder dat rekening wordt gehouden met het omzetverlies. Omdat in het voorschot de loonsom wel met het percentage omzetverlies is vermenigvuldigd, moet er per saldo meer subsidie over deze loonsom worden terugbetaald dan in het voorschot aan subsidie was opgenomen en is betaald, waardoor in feite een extra korting plaatsvindt.